22 mei 1967 in het geheugen gegrift

Frank Van der Meeren, Melissa Moelants
© Brussel Deze Week
18/05/2007
De brand in de Innovation in de Nieuwstraat ligt ondertussen veertig jaar achter ons. Toch blijft de ramp van maandag 22 mei 1967 in het geheugen gegrift van de aanwezige brandweermannen en vooral van de slachtoffers. Driehonderddrieëntwintig mensen verloren het leven of raakten vermist. De opgetrommelde brandweerlui concentreerden zich met man en macht op het redden van mensenlevens en op het blussen van de immense vuurzee. Het gezegde luidt dat de geschiedenis zich herhaalt, maar een tweede brand van dergelijke omvang kan en mag niet mogelijk zijn in dit land.

Het begon allemaal vrij onschuldig. Om 13u34 kreeg de Brusselse brandweer een eerste oproep binnen waarin de beller rookontwikkeling meldde in de Innovation, het grootse winkelcentrum in de Nieuwstraat. "De eerste persoon die belde klonk heel kalm. De oproep deed niet vermoeden dat er een ramp aan de gang was," vertelt Martin Lafont, brandweersergeant ten tijde van de brand. Via een rechtstreekse lijn uit de Innovation kwam een tweede oproep binnen. De persoon in kwestie bleef eveneens rustig aan de lijn. "Excuseer, ik bel liever twee keer dan niet, maar het brandt in de Inno," klonk het. Na de tweede oproep rinkelde de telefoon in de centrale non-stop. Het toch niet zo onschuldige begin draaide uit op een ware ramp.

Iedereen als held
De eerste brandweermannen kwamen ter plaatse in de Dambordstraat, want de verwittiging luidde dat de rookontwikkeling zich aan de achterkant van het gebouw bevond. Het eerste waar de pompiers op geconcentreerd waren, was de redding. "De mensen hingen aan koorden en klommen uit vensters." Voor sommigen kwam alle hulp te laat. Zij waren uit het raam gesprongen en hadden de val niet overleefd. Een tiental minuten na de aankomst van de brandweer stond de Innovation in lichterlaaie. "Alles zat potdicht. Er was niets meer aan te doen." In het totaal daagden honderdvijfenzeventig brandweermannen op. Het nieuws verspreidde zich vliegensvlug en geen enkele pompier twijfelde om ter hulp te snellen. "Iedereen heeft daar wat vanalles gedaan. Het is een kwestie van heroïsme," vertelt Charly Street, een brandweerman met brugpensioen. Street heeft de brand in de Innovation niet meegemaakt. Hij is zeven jaar later in het beroep gestapt. Nu praten de brandweerlieden niet meer over de ramp, maar in zijn tijd wel.

"De anciens, die praatten daar wel al eens over, het is iets wat de geschiedenis van de pompiers heeft getekend." Street vertelt het verhaal van een ambulancier. Aan de ingang ziet de man mensen buitenvluchten, weg van de rook. Hij roept: "Kom langs hier!" Ze kijken, maken rechtsomkeert en lopen terug naar binnen. Hij heeft ze nooit meer gezien. "Waarom? Dat is een paniekreactie. Er ontstaat een court circuit, een kortsluiting in de hersenen. De brandweer is binnengegaan en de mensen zaten recht tegen de muur, dood. Ik kan niet alles uitleggen, c'est l'horreur."

Het had nog erger gekund
Een uur nadien stond het gebouw aan de overkant al volledig in brand. "We hebben het geluk gehad dat de wind vanuit de Nieuwstraat in de richting van de Dambordstraat waaide, dus naar de achterkant toe," zegt Lafont. "De oude gebouwen hadden houten daken die in brand zijn gevlogen door de hitte, maar als het andersom was geweest, als de wind de andere kant opgedraaid was, kwam de hele boulevard in gevaar. Dat hadden we niet kunnen tegenhouden." De waterdienst heeft overal pompen afgezet om voldoende provisie te geven aan de brandblussers. "Zij hebben formidabel gewerkt. We hebben daar toch zo'n vijftien miljoen liter water gebruikt." Hij is nog steeds onder de indruk van de brand, de grootste die hijzelf heeft meegemaakt in zijn zevenendertigjarige loopbaan. "Ik heb toch wel gedacht: 'waar gaan we hier naartoe?' Je hebt natuurlijk de macht van de mannen die er zijn. Je hebt de pompen en de ladders. Je hebt het water, maar je staat toch min of meer machteloos en denkt... wat een brand."

Luchtkoker
De Innovation had een oppervlakte van ongeveer een hectare en bestond uit drie delen. Het linkse gebouw was ontworpen door Victor Horta. Het metalen geraamte was bijna niet beschermd. Centraal stond een gebouw met de naam Tits, met daarop een glazen koepel. Het meest recente gedeelte stond op de hoek van de Dambordstraat en de Koolstraat. De glazen koepel liet de klanten toe de stoffen, de kledijstukken in natuurlijk licht te zien. "Dat was het ontwerp van alle grootwarenhuizen van Parijs, Brussel of Amsterdam aan het einde van de negentiende eeuw," zegt Francis Boileau, de woordvoerder van de Brusselse brandweer. "Dat lichtpunt zorgde uiteindelijk voor een massale uitbreiding van de brand." Bij de ontploffing is de glazen koepel overeind gebleven, maar sommige ruiten waren gesprongen. Door de hitte fungeerde de ruimte in feite als een luchtkoker. De luchtstroom die hierdoor jaagde, zorgde voor een zeer snelle uitbreiding van de brand. "Het was zo dat op dat moment in de andere, buitenlandse steden dergelijke warenhuizen uitgerust warenmet een sprinklersysteem, dus met een automatische blusinstallatie. Dit ontbrak in de Innovation."

Waar ging het fout?
Er werd nooit echt een grondig onderzoek verricht naar de precieze oorzaak van de brand. Daarom doen er tot de dag van vandaag enkel geruchten de ronde. Sommigen denken aan opzettelijke brandstichting door betogers. Op dezelfde dag, maandag 22 mei 1967, startte namelijk de 'Amerikaanse Week'. Er vond op dat ogenblik een betoging plaats tegen de oorlog in Vietnam. Ondertussen liep de Innovation vol met klanten, waar de betogers zich tussen mengden. In 2001 kreeg Gazet van Antwerpen een brief waarin een man beweerde dat zijn vader achter de brand zat. Die voelde zich onheus behandeld door een verkoopster en zou op wraak gezind hebben. Anderen spreken zelfs over een terroristische aanslag. "Flauwekul," vindt Lafont. "Dit is leuk voor de sensatiepers maar het klopt niet. Ik heb altijd gedacht dat een van de verkoopsters stiekem een sigaret gaan roken was en die ergens tussen heeft laten vallen. De Innovation had zelf enkele brandweermannen in dienst, maar zij kenden er evenveel van als een gewone burger. De echte brandweer mocht vooral niet te snel verwittigd worden want dat betekende slechte publiciteit. Een van hun brandweermannen heeft het vuur proberen te bestrijden met een gewoon blusapparaat, maar dat mag je bij stoffen nooit doen. Je blaast de vlammen weg, en zo verspreidt de brand zich."

Wat de oorzaak ook geweest is, alles wijst erop dat een brand in de Innovation vroeg of laat onvermijdelijk was. "Het moest bijna beginnen te branden," benadrukt Lafont. "De Innovation was absoluut niet beschermd, dat wisten we op voorhand al. Ik was er enkele keren geweest en het was dramatisch: geen branduitgangen, onvoldoende brandblussers, geen goed brandalarm en geen sprinklerinstallatie. Als mijn vrouw er ging winkelen zei ik tegen haar: 'kijk altijd goed langs welke weg je bent binnengekomen, en als er iets gebeurt, neem dezelfde weg terug.' Want het was een echt doolhof."

In het rapport dat de brandweer nadien opstelde kwamen nog andere factoren naar voor die aan de basis lagen van de snelle uitbreiding van de brand. Door de Amerikaanse Week hing het gebouw vol versiering die hoofdzakelijk bestond uit licht ontvlambaar materiaal. Verder was er geen ommuring voor de trap- en liftkokers. Ook de valse plafonds zorgden voor problemen. Ze zaten vol stof en waren niet van elkaar afgescheiden, waardoor het vuur vrij spel kreeg. De trappen waren slecht geplaatst ten opzichte van de uitgang en de reddingswerken werden ook nog eens bemoeilijkt door de gedeeltelijk blinde gevel, waarlangs de brandweermannen niet naar binnen konden. En langs de smalle straten rond de Innovation, die stilaan volgepakt raakten met auto's en ramptoeristen, was het erg moelijk voor de hulpdiensten om door te kunnen.
Na de brand verstrengde de wetgeving wel. "Toen namen ze de maatregelen die ze eerder hadden moeten nemen," zegt Lafont. "Er moet altijd eerst iets ergs gebeuren voor men in actie schiet. Voor dergelijke winkels was de veiligheid niet prioritair, maar de veiligheidsnormen moeten gerespecteerd worden, een mensenleven is onbetaalbaar. Maar ook nu zijn we onvoldoende voorbereid op een dergelijke ramp." Francis Boileau treedt hem hierin bij. "Bij de brand waren we met 175 brandweermannen: 120 van de stad Brussel, ongeveer 30 vanuit andere Brusselse gemeenten en 25 van de civiele bescherming. Vandaag de dag zijn er 140 brandweermannen voor heel het Gewest. We kunnen eventueel ook een beroep doen op korpsen uit de randgemeenten. Maar als je de vergelijking maakt met 1967, beschikken we nu over iets minder manschappen en materiaal." Bovendien is ook het werkregime drastisch veranderd. "Vroeger klopte een Brusselse brandweerman tussen de 56 en de 72 uur per week. Door de Europese wetgeving is dat nu nog hoogstens 38 uur. Dat betekent dat, ondanks een bijna gelijkaardig potentieel op papier, in de praktijk slechts tweederde effectief kan ingezet worden. Dat is ook de basisklacht van de vakbonden. Het Gewest wordt minder goed beschermd omdat het verschil in werkregime niet gecompenseerd wordt door een surplus aan mankrachten."
Aan een eventuele aanslag denkt Boileau liever niet. "We zouden min of meer paraat zijn voor een enkele aanslag. Maar als hier iets gebeurt zoals twee jaar geleden in Londen, (in de ochtend van 7 juli 2005 waren er in Londen vier bomexplosies, FVdM), dan liggen we plat." Er kan nochtans wel iets aan gedaan worden. "Ik pleit niet voor overdreven budgetten om meer Brusselse brandweerlieden aan te werven, maar in een land met de grootte van België moeten er akkoorden komen met andere korpsen. We betreuren dat er op nationaal vlak geen overeenkomst bestaat om een groep te vormen in het geval van een aanslag. Gent bijvoorbeeld heeft een erg goed, doeltreffend korps, dat is maar een uurtje ver. Iedere provincie heeft een eigen rampenplan, maar er bestaat geen samenwerking op hoger niveau. Maar dat is een politiek probleem."

Chronologie van de feiten
13u34: De brandweer ontvangt een oproep over rookontwikkeling in de Innovation aan de kant van de Dambordstraat. De klanten winkelen nietsvermoedend verder. In de daaropvolgende minuten gaat het licht uit en mensen beginnen te stikken. Er ontstaat paniek. In het donker zoeken de klanten naar de branduitgangen, waarvan een groot aantal gesloten blijkt te zijn. Andere gaan wel open, maar het zijn niet altijd echte deuren. De slachtoffers botsen op een raam dat erachter schuilt, of een muur.
13u38: De eerste brandweerwagen komt aan in de Dambordstraat. Onderweg, bij het zien van de rookontwikkeling doen ze onmiddellijk een oproep voor versterking. De voetpaden liggen al bezaaid met lijken.
14u00: Het gebouw ontworpen door Victor Horta stort in.
16u00: Het modernste gebouw, op de hoek van de Dambordstraat en de Koolstraat stort ook in. Alleen het centrale gebouw blijft overeind. De instorting zorgt ervoor dat de brand naar de andere kant van de Dambordstraat overslaat. Verschillende daken vatten vuur en een stock met kleding gaat in rook op.
17u00-18u00: De brandweerlui hebben het vuur min of meer onder controle. De eindbalans: 323 doden en vermisten en 150 gewonden.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni