Alain Lapiower, voorvechter van de hiphopbeweging

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
03/04/2009
"Rappen, zelfs de hardste gangsta rap, is een manier om negatieve gevoelens te ventileren. Het heeft al veel drama's vermeden, weinigen buiten 'het wereldje' beseffen dat. Hiphoppers zeggen: 'Elke flik die in een rijm het hoekje wordt omgeholpen, is een flik die in het echt blijft leven." Alain Lapiower is de voorzitter van de vzw Lezarts Urbains. Hij schreef ook Total respect, het enige boek dat totnogtoe in België over het fenomeen hiphop verscheen.

Alain Lapiower is een rasechte Brusselaar, geboren en opgegroeid in Sint-Joost. Maar je zou hem evengoed een immigrant van de tweede generatie kunnen noemen. Zijn ouders zijn ingeweken Poolse joden. "Het was vóór de tijd van de grote immigratiegolf. Genoeg Spanjaarden, Italianen en joden in onze wijk, maar van Marokkanen en Turken was amper of geen sprake. Eerlijk gezegd, het Brussel van mijn jeugd sprak me minder aan dan het Brussel van nu. Maar al te dikwijls voelde ik me de vreemde eend in de bijt. Me gedeisd houden, braaf in het rijtje lopen, dat was de boodschap. Het voelde niet aan als integratie, het was veeleer een onderwerping."
"Echt, ik voelde me beter toen ik al die jongeren uit Marokko, Turkije, Afrika en andere windstreken zag komen. Het heeft de stad meer geopend. Al had het ook nadelen - het is een pijnlijke bevalling geweest. Nu nog loopt het niet zoals het moet, maar het is stilletjes aan gebeterd, en het wordt nog beter."
"Het milieu waarin ik ben opgegroeid, was sociaal en politiek heel geëngageerd. Mijn vader, die op zijn zestiende, kort voor de oorlog, naar Brussel is gekomen, heeft hier in het gewapend verzet gezeten. Hij heeft er ook over geschreven en ik hoop daar op een dag iets mee te doen. Weinig mensen weten het nog, maar het leeuwendeel van de verzetsstrijders in Brussel waren joden. Het joodse milieu van vlak voor de oorlog tot in de jaren 1950 was er een van arme mensen, sterk links getint. Dat is pas in de jaren 1960 helemaal veranderd. Die erfenis heeft me sterk getekend, een erfenis van een milieu waar engagement voor grote sociale idealen permanent aanwezig was. In 1989 heb ik een boek geschreven over de joodse communistische milieus."

Falend systeem
Ook zijn periode aan de ULB, waar hij psychopedagogie volgde, heeft mee bepaald wie Alain Lapiower nu is. "Ik heb er de studentenrevolte van mei '68 heel actief beleefd. Het was een voortzetting van de idealen die ik met de paplepel had meegekregen. Mijn kijk op het leven, op de wereld, alles wat ik daarna heb gedaan, is fel beïnvloed door wat ik als tiener en als student heb opgestoken."
"Na mijn studie heb ik me vooral toegelegd op rock, vijf jaar zelfs als professioneel muzikant. Dat ligt nu allemaal ver achter mij, al tokkel ik nog graag op mijn gitaar. Toch heeft het mee geleid tot wat ik nu doe, net als mijn sociaal engagement met mei '68-roots. Dat sociale engagement heb ik na mijn rockperiode ingevuld als jeugdbegeleider in probleemwijken. In laag-Elsene werkte ik met migrantenjongeren die gehard waren door de straat. Ze hoorden bij wat 'de bende van Elsene' werd genoemd. Helaas, wat we ook deden, het leek niets uit te halen. Om de haverklap werden er vernielingen aangericht in het jeugdhuis, er was veel geweld. Een hard, ruig en smerig klimaat om in te werken. Beetje bij beetje raakte ik door al die miserie uitgeleefd."
"Het sociaal-educatief systeem waarin ik werkte, zette geen zoden aan de dijk. De machine zag er goed uit, maar er ontbrak een essentieel onderdeel aan. Dus zocht ik iets nieuws om de boel op gang te trekken. Zo ben ik bij rap terechtgekomen, de hiphopbeweging, toen nog heel erg underground. Mijn collega's bleven er blind en doof voor, ze weigerden te zien dat er spontane cultuuruitbarstingen zijn die niet noodzakelijk zichtbaar zijn en die niet overeenstemmen met wat wij hadden geleerd. De jeugd van die tijd in de wijken waar we werkten, leefde echt wel in een ander universum dan dat van de sociaal werkers: mijn collega's begrepen het niet."

Recht naar het hart
Lapiower had gevonden wat hij zo lang had gezocht. "Het einde van een lange speurtocht, waarbij ik uitging van de premisse dat, hoe uitzichtloos de situatie ook is, er toch altijd een vorm van cultuur­uiting te vinden moet zijn waardoor mensen waardig met het leven om kunnen gaan. Cultuuruitingen als breakdance, rap en graffiti, die een snaar bij de jongeren raakten, gaven me het antwoord. Maar het was echt wel underground, verborgen voor de buitenwereld. Voor mij is de doorbraak er gekomen in 1989, toen voor het eerst een rapnummer succes kende. Een nummer van Benny B. Geen rap van de bovenste plank, maar het frappeerde me dat al die jongeren de tekst kenden, van voor naar achter en van achter naar voor. Dat het bij hen recht naar het hart ging. Vanaf toen wist ik voor mezelf dat jongeren die niet door het systeem gemotiveerd konden worden, uit zulke zaken energie en moed kunnen putten. Dat was genoeg om te stoppen met mijn werk en naar La Fondation Jacques Gueux te stappen, die in de jaren 1970 was opgericht door oud-militanten van mei '68. Met het voorstel het fenomeen - dat later zou terechtkomen onder de noemer les cultures urbains, stadsculturen - verder te onderzoeken. De ontmoetingen die ik vervolgens heb gehad met artiesten uit de hiphop, hebben me pas de rijkdom, vitaliteit en creativiteit van het fenomeen ten volle duidelijk gemaakt. Ik stond paf; ik dacht bij mezelf: hoe is het mogelijk dat we dit niet eerder hebben gezien?"
"Helaas, ik stond er helemaal alleen mee en ik heb er heel lang alleen mee gestaan. De jongeren deden hun ding, maar er waren maar een paar jeugdhuizen die - na lang aarzelen - de zaak heel voorzichtig wilden bekijken. De pers en het cultureel milieu konden het niet opbrengen om het fenomeen open te benaderen. Het was een keiharde strijd om middelen los te weken. Ze waren heel schaars, de mensen die niet onmiddellijk de reactie hadden: 'Jongeren uit achtergestelde wijken zich zo laten uitleven? Dat kan alleen maar uitdraaien op één grote vechtpartij!'"

Nieuwjaarsgeschenk
Lapiower vertelt het me in de kantoren van Lezarts Urbains, langs de Overwinningsstraat in Sint-Gillis. Het is er een komen en gaan van jonge mensen, de meesten met een kleurtje. Artiesten.
"Ik sta nu vijf jaar aan het hoofd van Lezarts Urbains. We werken rond in alle aspecten van stadscultuur. Dans, muziek, tekst, grafische kunst... Zo goed als uitsluitend met francofonen, de Franse gemeenschap. De taalbarrière blijft. Niet door slechte wil aan de basis, maar door de politiek."
"Toen ik de wereld van de hiphop leerde kennen, had die zijn wortels in de immigratie, en nog altijd is het een mengeling van culturen. Het verrast me ook nog immer dat de overgrote meerderheid van de mensen niet in de golf is meegegaan. Verrassend, omdat de beweging geen dreiging inhoudt, in tegendeel: hiphop is een kans, de puurste vorm om met de moeilijkheden van immigratie om te gaan. Het overstijgt de grenzen en werkt heel positief. Het geeft jongeren een gevoel van waardigheid en trots."
"Aanvankelijk stond ik alleen. Dan waren we met zijn tweeën, met drie, met vier. Nu werken we met acht mensen; in december vorig jaar hebben we eindelijk de stevige basis gevonden waarnaar we heel die tijd hebben gezocht. Een prachtig nieuwjaarsgeschenk van minister Fadila Laanan (PS), die middelen heeft vrijgemaakt om de goede werking van onze vzw te verzekeren. Het is hard geweest, maar wat ik vooral onthou van die twintig jaar strijd, is dat ik een enorm rijk milieu heb leren kennen, een fabelachtige bron van artistieke rijkdom met sociale relevantie. Maar spijtig genoeg blijft de echte erkenning nog uit."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sint-Gillis, Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni