Andrée Geulen-Herscovici wordt 'Mensch 2004'

Karolien Merchiers
© Brussel Deze Week
27/03/2005
Elk jaar kent het Centre Communautaire Laïc Juif de titel 'Mensch van het Jaar' toe aan iemand die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor de joodse gemeenschap en de mensheid in het algemeen. Zopas ging de titel naar Andrée Geulen-Herscovici. Samen met anderen slaagde zij erin tijdens de Tweede Wereldoorlog zowat drieduizend joodse kinderen van een gewisse dood te redden.

In 1942, de oorlog woedt al volop, dringt de ware omvang van de gruwel tot de Brusselse bevolking door. Andrée Geulen is een 21-jarige lerares in een Brusselse gemeenteschool. Ze ondergaat de gevolgen van de oorlog zo goed en zo kwaad als ze kan, tot ze besluit actie te ondernemen. "De jodenvervolging was tot dan toe verborgen gebleven voor niet-joden," vertelt ze. "Niemand wist dat de joden geen rituele slachtingen meer mochten uitvoeren, dat ze hun radio's en naaimachines moesten inleveren en meer van die pesterijen. Pas toen ik op een dag alle joodse kinderen naar school zag komen met een gele ster op de borst, besefte ik - samen met vele anderen - wat er gaande was. Het brak mijn hart die kleintjes zo te zien lopen, en toen er geleidelijk steeds meer kinderen verdwenen, kon ik het echt niet meer aanzien."

"Eerst heb ik geprobeerd op eigen houtje onderduikadressen te zoeken voor joodse kinderen, maar dat was een enorme opgave. Via een kennis op school ben ik bij een verzetsorganisatie beland, het Joods Verdedigingscomité (JVC). Dat bestond uit een twaalftal vrouwen, die joodse kinderen hielpen met onderduiken. De organisatie had twintig miljoen frank gekregen van de Belgische regering, die in Londen zat."

Het JVC werkte volgens strikte regels om de veiligheid van de dames en van de kinderen en hun opvanggezinnen te waarborgen. "We verspreidden de informatie over 'onze' kinderen over een vijftal schriftjes, die op verschillende plaatsen werden bewaard, die we zelf niet eens kenden," vertelt Geulen. "In het eerste schriftje werden de echte namen van de kinderen genoteerd en kregen ze een nummer en een codenaam. Appelboom werd Appelmans. In een tweede boekje werd het nummer van ieder kind genoteerd met de geboortedatum, in een derde kwam het adres van de ouders, enzovoort. Zo was het voor een buitenstaander haast onmogelijk om te achterhalen welk kind waar zat."

Onderduikadressen
Het JVC werkte in drie groepen. De eerste hield zich bezig met het zoeken naar onderduikadressen bij gezinnen op het platteland en in kloosters, weeshuizen en colleges. Ook homes, vakantieoorden en pleegmoeders van Kind en Gezin hebben veel kinderen opgevangen. Zelf ontfermde Geulen zich over de kinderen die individueel weggebracht moesten worden. "Wij waren met drie niet-joodse vrouwen. Voor ons was het veel gemakkelijker om te circuleren, omdat we geen joods accent of uiterlijk hadden. We gingen de kinderen halen, van acht dagen oud tot zestien jaar. Verder contact was niet mogelijk, maar ik ging wel geregeld aanbellen bij de ouders om hen gerust te stellen."

Razzia
Hoewel het een riskante bedoening was, is Geulen altijd door de mazen van het net kunnen glippen. "Ik heb twee razzia's zonder kleerscheuren doorstaan. De eerste was in een café in Anderlecht. Ik was er een kind gaan ophalen dat door de buren tijdens een inval van de Gestapo nog snel over de muren was doorgegeven. Net toen vielen ze in het café binnen. Het kind vluchtte naar boven, en toen ze mij vroegen wat ik daar achterin deed, zei ik dat ik even de telefoon had gebruikt. Een tweede razzia, in de school waar ik ondergedoken was, liep minder goed af. Midden in de nacht werden alle joodse kindjes in een rijtje afgevoerd. Ook de directrice is toen naar een kamp gebracht, en daar is ze vermoord."

Geulen heeft zich altijd verbaasd over de wijsheid van de kinderen die ze meevoerde. "De heel kleintjes beseften nog niet wat er gebeurde, en tegen hen zei ik dat we een leuk reisje gingen maken, naar de koetjes, kippetjes en de verse melk. Maar vanaf een jaar of vijf, zes begrepen ze de ernst van de situatie maar al te goed." Onmiddellijk na de bevrijding veranderde het JVC zijn naam in het officiële Hulp aan Joodse Slachtoffers van de Oorlog. "Helaas bleken de meeste ouders vermist en bleven heel wat kinderen verweesd achter. Zij werden opgevangen in speciale tehuizen voor oorlogswezen, waar ze de kans kregen te studeren. En met succes, want velen onder hen zijn belangrijke mensen geworden, die over de hele wereld wonen."

Racisme
Geulen geeft regelmatig lezingen over haar ervaringen in scholen. "Het klopt niet dat de kinderen van tegenwoordig niet meer geïnteresseerd zijn," vindt ze. "Integendeel; ze stellen ontzettend veel vragen, vaak heel naïef. Ze zien van alles over de holocaust op televisie, maar ze begrijpen het niet goed."

"Vaak is de klas bijna helemaal gevuld met Marokkaanse en Turkse kinderen, en dan probeer ik het hun uit te leggen. Ze moeten zich bijvoorbeeld eens proberen in te beelden hoe het zou zijn als zij met een halve maan op de borst zouden moeten rondlopen. En meestal geef ik dan meteen ook een hele preek over racisme. Ik denk dat ze dan wel voor een tijdje gevaccineerd zijn (lacht)."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni