Bert Cornelis, van kok tot sitarspeler

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
13/09/2009
"Als mens zoveel mogelijk jezelf zijn, dat is het mooiste wat er is. Heb je, zoals ik, ook nog eens het voorrecht anderen iets te mogen geven, dan moet je dat doen naar beste vermogen." Bert Cornelis is sitarspeler. Vermaard tot ver over de grenzen, maar (nog) geen sant in eigen land.

H et leven kan mensen op iemands weg zetten die ineens de puzzelstukjes in elkaar doen passen. Cornelis' parcours is daarvan een mooi bewijs. "Ik heb nooit gedeugd voor de schoolbanken. Zeer tot spijt van mijn vader, die onderwijzer was. Dat ik ook nog eens op zijn school zat, maakte het allemaal nog wat ingewikkelder. Maar ondertussen is het allemaal in de plooi gevallen. Vader, die altijd graag heeft gebeeldhouwd en daar nu zijn dagen mee vult, is mijn allergrootste fan."

"Dat ik als tiener geen toekomstplannen koesterde, had één voordeel: ik stond heel vrij tegenover het leven. Zodra het kon, heb ik de schoolbanken gelaten voor wat ze zijn en ben ik gaan werken. Omdat ik ervan overtuigd was dat niemand echt op mij zat te wachten, koos ik voor iets heel simpels: bordenwasser bij een traiteur in Sint-Niklaas. Iets wat ik helemaal niet graag deed; de afwas doen was thuis een taak die mijn zus en ik steeds op elkaar afschoven. Maar wat me wel altijd had geboeid, was koken. Van mijn tiende of elfde stond ik al met mijn moeder in de keuken. Mede daardoor is ze gaandeweg andere dingen beginnen bereiden dan alleen maar Vlaamse kost."

"De chefs van de traiteurzaak merkten al gauw mijn interesse voor koken op, en van het een kwam het ander. Maar ik was mentaal nog niet klaar om fulltime mee te draaien aan het fornuis, ik had nog zoveel andere interesses. Gitaar spelen en zingen in rockbandjes, vrije radio maken, filosoferen. Dus werd ik na tijd ontslagen omdat ik weleens te laat durfde te komen. Dan maar weer De Streekkrant opengeslagen: 'Keukenhulp gezocht, crea­tief werken'. Gebeld, aangeworven. Dat was in Doel, een restaurant in een molen op de dijk. Ik was er manusje-van-alles, en de chef leidde me ook op, zodat ik kon inspringen telkens als hij met vakantie was. Toen hij dan helemaal weg bleef, vroeg de bazin mij of ik zijn plaats definitief wilde innemen. Ik was nog geen twintig, en van de ene dag op de andere was ik chef-kok in een groot restaurant met honderd couverts. Ik kreeg er zelfvertrouwen van, ik wist dat ik echt iets goed kon. Maar muziek maken bleef aan mij trekken. En dat viel echt niet te combineren met mijn werk: als chef in een restaurant heb je weinig of geen vrije tijd, en amper of geen sociaal leven."

"Met spelen in rockbands was ik ondertussen ook gestopt, akoestische gitaar was mijn ding. Op een dag hoorde een vriend me improviseren en hij zei: 'Wat jij speelt, lijkt veel op Indiase muziek.' Ik: 'Hoe kan dat nu? Ik ken geen Indiase muziek.' Even later zette die vriend een cd op van Ravi Shankar, die wereldwijd bekend is geworden door zijn connectie met de Beatles in hun psychedelische periode. Toen was het me meteen duidelijk: dát was de klank die ik nastreefde. Wat later stond ik aan de deur van een schooltje in Anderlecht. Ik kwam er oog in oog te staan met Pandit Ashok Pathak, een India­se sitarmeester die in Nederland woont. Hij moest eerst een beetje meewarig lachen: 'Waarom ben je hier? Wil je zoals Ravi Shankar spelen?' Ik: 'Nee, ik wil de techniek van het instrument leren om eigen composities te spelen.' Dat is nu achttien jaar geleden en Pandit Ashok Pathak begeleidt me nog steeds. Die man heeft echt mijn leven veranderd. Als hij er niet was geweest, dan had ik waarschijnlijk een tijdje sitar gespeeld en vervolgens weer iets anders."

Diploma in India
Beetje bij beetje zoog Pandit Ashok Pa­thak zijn leerling mee in de rijkdom van de sitarmuziek. "Zo heb ik ook ontdekt wat voor grote meester ik voor me had, hoe origineel zijn stijl wel is. Een stijl die niemand in India meer heeft. In het Westen hebben we er doorgaans ook geen idee van dat het wel degelijk klassieke muziek is. De mensen maken meestal de associa­tie met de hippietijd. Iets waarvan Ravi Shankar op den duur bijna letterlijk ziek werd: de hippies kwamen naar hem kijken omdat het voor hen tripmuziek was. Terwijl het voor hem heel serieuze klassieke, diepe muziek is met een heel lange traditie."

"Toch was het nog altijd niet mijn bedoeling professionele sitarspeler te worden, dat is beetje bij beetje gegroeid. In die mate dat ik nog altijd studeer. Samen met Pandit Ashok Pathak en parallel daarmee aan een universiteit in India, waar ik in het zesde en laatste jaar zit. De examens zijn eind dit jaar; als ik slaag, heb ik een diploma, Indiase klassieke muziek."

"De rijke traditie van het sitarspel is in de jaren zeventig en tachtig van vorige eeuw geleidelijk verdwenen, door de slechte invloed van de westerse moderniteit. Alles moet snel gaan, maatschappelijk succes is net als hier de norm geworden. Niemand neemt nog de tijd om de muziek zo lang te leren als echt nodig is. De muzikanten prepareren zich om snel te kunnen optreden en snel succes te hebben. Iets naspelen wat bestaat, wat de mensen al kennen. Ik ben de andere weg opgegaan. Op mijn concerten in India trekken de mensen meer dan eens zulke ogen: soms zeggen ze me zelfs dat ik Indischer ben dan de Indiërs."

Nu werkt Bert Cornelis al een poos met een zangeres van Tunesische afkomst, Ghalia Benali. "Die samenwerking wordt wereldwijd heel goed onthaald. Het is een combinatie van Indiase sitar en haar zang. Dat is spontaan gekomen. Ons voordeel is dat we allebei niet vastzitten in de traditie. Mocht je de beste Indiase meester en de beste Arabische meester bijeen zetten, dan zouden die naast elkaar spelen. Ik ben van hier en Ghalia is in Tunesië opgegroeid, maar ze woont ook al heel lang hier. Die sym­biose heeft iets nieuws doen ontstaan."

"Ghalia en ik hebben nu een cd uit, geproduceerd door Klara. In Nederland heeft dat in elke krant gestaan, in Engeland, Frankrijk, Duitsland heeft het ook de pers gehaald. In Vlaanderen... niks, behalve in De Standaard . Ik word gevraagd om in Parijs te komen spelen, in Londen. Ik treed op in New York, in India. Maar de Vlaamse media kennen me niet.
Tja, geen sant in eigen land, zeker?"

Is er bij de media nog geen belletje gaan rinkelen, dan toch al wel bij de officiële culturele instanties. "Vanaf januari 2010 krijg ik voor drie jaar subsidies om een project uit te werken. Een beetje mijn levensverhaal, in een combinatie van dans, klank en lichtspel. Ik wil de mensen laten zien dat wat ik doe en wat ik ben, weliswaar van ver komt, maar dat die spiritualiteit hier evengoed aanwezig is. Mijn bedoeling is in abdijen en kerken te spelen, want de sfeer van oude mystiek is gewoon hetzelfde als wat je voelt in die tempels in het Oosten, in Thailand, India of Tibet."

Wachten op Godot
Bert Cornelis vertelt het me allemaal bij een fris glaasje wit en een potje hazelnoten op het terrasje van zijn duplex langs de Locquenghienstraat.

"Ik voel me heel goed in Brussel, het kosmopolitische is me op het lijf geschreven. Ik vind het dan ook spijtig dat Vlaanderen zich steeds meer aan navelstaren bezondigt. De Walen zijn de vijanden, Brussel is een Frans bastion om te mijden. Dat gehakketak, die polarisering: verschrikkelijk. Wij weten in feite niets van onze buren, de buren niets van ons - en dat in de 21ste-eeuwse communicatiemaatschappij! Waarom stuurt de overheid niet alle kinderen elk jaar drie weken naar de andere kant? De anderen leren kennen zou mettertijd veel oplossen, misschien zelfs alles. Maar ja, de politiek ertoe krijgen dat ze zich gaan bezighouden met de essentiële dingen, is een beetje wachten op Godot. Neen, liever sleuren ze de mensen mee in een discours dat verdeeldheid zaait."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni