Corneel vluchtte naar Brussel en werd dakloos: 'Niemand kan alleen zijn'

Ken Lambeets
© Brussel Deze Week
10/10/2013
Corneel* leefde in het Pajottenland, toen hij 26 jaar geleden wegens familiale problemen halsoverkop naar Brussel vluchtte. Zonder valies, zonder geld. Eén jaar lang overleefde hij op straat. Een verhaal over vallen en opnieuw opstaan, opgetekend voor de campagne Armoede (op den) buiten van Welzijnszorg vzw.

'H et Pajottenland is eigenlijk een beetje een achterlijke buurt, al mag ik dat niet zeggen (lacht). We woonden aan de rand van het dorp. Thuis konden ze me niet helpen met mijn huiswerk, al is dat geen verwijt. Ik zou het zelf ook niet kunnen uitleggen aan mijn kinderen. Ik heb mijn diploma van het lager middelbaar gehaald. Ik had niet de moed om verder te studeren. Tegenover ons huis was er een drukkerij. Daar kon ik aan de slag als papiersnijder. Mijn moeder zei me: "Doe een hemd en een das aan, de mensen mogen niet weten dat je met je handen gaat werken." Dat is typisch voor het platteland van toen. Dat werk heb ik enkele jaren gedaan. Daarna ben ik in dienst gegaan bij mijn vader, die bij de 'spaarkas' werkte."

"Ik ben vrij laat getrouwd, ik was al 31 jaar. De zaken gingen goed. Ik deed mijn werk graag. Niet veel later is mijn vader gestorven. Daarop moest ik bij de directeur langsgaan - ik wou hetgene wat mijn vader had opgebouwd, niet verloren laten gaan. Ik heb hem gevraagd om zo snel mogelijk een vervanger van mijn vader aan te stellen. Daarop heeft de directeur mij benoemd. Ik had ook een secretaresse nodig. De directeur heeft er toen niets beter op gevonden dan mijn vrouw aan te stellen. Dat bleek helaas een grote vergissing."

Spelletje kaarten
"In mijn contract stond dat het zakencijfer er jaarlijks met tien procent op vooruit moest gaan. We waren maar met twee beroepskrachten en het werd ieder jaar moeilijker en moeilijker om dat cijfer te halen. Dat bracht veel stress met zich mee, waardoor er ook spanningen in het huwelijk kwamen. Als je overdag werkt, stop je normaal om vijf uur. Daarna kan de boel ontploffen. Bij ons was dat niet het geval. Wij moesten heel vaak 's avonds doorwerken. Na een tijdje ben ik ergens troost gaan zoeken, omdat ik nergens terecht kon met mijn problemen. Dat had ik natuurlijk niet mogen doen."

"Het nieuws deed snel de ronde in het dorp en de bom is gauw gebarsten. We zaten 's ochtends aan tafel en de jongste van mijn twee kinderen zei: "Papa, we gaan verhuizen." Mijn vrouw had iets gevonden om te huren, ze wou van me scheiden. We hadden net een mooie villa gekocht en ik had in een stommiteit een papier getekend dat ik alle schulden op mij zou nemen. Het ging over zes miljoen Belgische frank, veel geld in die tijd. Scheiden was toentertijd een grote zonde en ik voelde goed hoe ik met de vinger werd nagewezen. De emotionele armoede joeg me weg van het platteland. Ik kon er niet meer blijven. Op de zondag voor Pasen, op Palmzondag, heeft de pastoor mij de communie geweigerd. Na de mis gingen we traditiegetrouw een spelletje kaarten in het plaatselijke café. Opeens was er voor mij geen plaats meer aan tafel. Ik was niet meer welkom omdat ik zou scheiden."

Een pak Princekoeken
"Toen is het snel gegaan. 's Anderendaags heb ik om vier uur 's ochtends mijn valiesje gemaakt, een briefje achtergelaten en de trein genomen. Ik had een coupon gekocht voor Aken, maar ben uitgestapt in Brussel-Noord. Ik heb een klein jaar rondgezworven in de buurt, ik sliep onder de trappen van het station. Tijdens de eerste nacht kwam een bewaker naar me toe. Hij zei: "Je bent hier nieuw, zeker? Een goede raad: doe nooit je schoenen uit als je slaapt, want dan worden ze gepikt." Ik heb nu terug last van mijn voeten, want die rotten letterlijk weg als je op straat leeft."

"Ik sprak geen woord Frans. De eerste weken beleefde ik als in een roes: je kan je niet wassen, je kan niet eten. Toen ik vertrok, had ik 200 Belgische frank op zak, maar dat geld was snel op. Ik heb zelfs nog gebedeld. Dat is heel erg zwaar: ik ben ermee gestopt en vond een ander middel om aan een inkomen te geraken. Je had in die tijd bagagekarretjes die je aan het station kon nemen. Niemand zette dat karretje terug, dus deed ik dat. Dan had ik telkens vijf of twintig frank."

"Van op straat te leven, heb ik een dikke buik gekregen. Je kan niet naar de supermarkt gaan, want je stinkt heel erg. Dus met dat beetje geld ging ik naar een of andere lokale winkel om een pak Princekoeken te kopen. Dat kost niet veel geld en suiker neemt de honger weg. Zo voelde ik me even voldaan. Ik heb gelukkig nooit gedronken. Natuurlijk wel frisdrank - geen cola, want die was te duur - en zo had ik weer wat suiker binnen."

"Na een tijdje leer je andere mensen kennen die in hetzelfde schuitje zitten. Dat zijn geen kameraden, maar lotgenoten. Af en toe deel je iets, of vertel je aan elkaar waar je je gratis kunt wassen, bijvoorbeeld in Sint-Gillis achter de kerk. Ik schat dat ik negen maanden op die manier geleefd heb. Na verloop van tijd leer je ook de straathoekwerkers kennen. Op een dag kwam een vrijwilliger naar me toe. Hij verwees me naar een opvangtehuis voor dakloze mannen. Het eerste dat je daar kreeg, was een douche. Het was al negen maanden geleden dat ik me grondig gewassen had. Ik kreeg er tweedehandskleren en een lekkere maaltijd - niet veel, maar voor mij was het een hemels gerecht. We sliepen met twintig mannen in een slaapzaal en de volgende dag moest ik naar een sociaal werker."

"Ik was met niets in orde, mijn adres klopte niet. Ik moest naar de daklozendienst, waar een lange rij stond. De persoon achter het loket vroeg me wat mijn laatste adres was. Ik antwoordde: "Op straat." Waarop hij behoorlijk luid antwoordde: "Wat zeg je, op straat?" Iedereen had het gehoord, dat was vernederend. Toen had ik onmiddellijk zin om terug in mijn schelp te kruipen. Maar ik ben teruggekeerd en werd ingeschreven. Ik pikte de draad opnieuw op en deed interims. Bij het interimbureau aan De Brouckère was er iemand die in mij geloofde en die stuurde mij naar brouwerij Belle Vue, de bottelarij. Dat was erg slopend werk."

De hemel te rijk
"Ik ben vrij snel vertrokken uit het opvangtehuis. Ik voelde me daar niet thuis. Ik zag dat er een appartement te huur stond in een zijstraat van de Louizalaan, een klein kamertje van tweeënhalf op tweeënhalf. Ik sprak met de huisbaas af dat ik per week kon betalen. Een interim werd maar per week betaald, ik heb dus enorme risico's genomen. Ik mocht gelukkig blijven van de eerste tot de laatste dag van mijn interimcontract, in totaal zes maanden lang. Ik had een zekere reserve opgebouwd, leefde zeer spaarzaam en betaalde ondertussen ook onderhoudsgeld voor mijn twee kinderen."

"Enkele dagen na het einde van mijn eerste interim kon ik opnieuw aan de slag, bij een transportfirma waar ik vooral 's avonds en 's nachts moest werken: camions lossen en laden. Mijn bazen zagen dat ik een zekere opvoeding had genoten, dat ik niet vloekte en niet snoefde. Ze wisten dat er iets niet klopte. Ze vroegen me: "Waarom kom je hier werken?" Ik zei: "Ik heb geld nodig, ik kan niet stempelen." Dat had ik beter niet gezegd. Toen wisten ze dat ze van me konden profiteren, wat ze ook gedaan hebben. Ik werkte van negen uur 's ochtends tot elf, twaalf uur 's nachts. Desondanks was ik de hemel te rijk, want ik had een inkomen."

"Toen begon mijn eigen motor helaas te haperen. Ik kreeg een eerste hartinfarct. In het UZ in Jette zei een dokter tegen me: "Meneer, het is gedaan met werken." Ik dacht: "Het is gedaan met mij, want ik heb een inkomen nodig." Ik ben in een depressie gesukkeld. Ik kreeg zestig procent ziektevergoeding op mijn wettelijk loon, niets op mijn overuren. Ik ben toen naar Molenbeek verhuisd, ik betrok een appartement voor driehonderd euro per maand, maar ik moest ook nog medicatie betalen. Stilletjes ben ik uit het dal gekropen."

"Op zondag ging ik de stad in om rond te kijken wat er gratis was: de kerken zijn dan open, het is er warm en je kan er even zitten. Vanop het plein van de Begijnhofkerk hoorde ik een pastoor vanuit de kerk roepen. "Potverdorie: en de paus die deugt niet!" Ik ging binnen, veel volk was er niet. Hij sprak me na de mis aan. "Het is de eerste keer dat ik u zie. Kom mee, we gaan een stuk taart eten en een koffie drinken." Zo heb ik Daniel ontmoet. Die man stond mij aan, hij vecht voor de gerechtigheid van de mens."

"'Je kan niet alleen zijn, niemand kan dat,'"zei mijn vader altijd. "Zelfs de grootste kampioenen hebben iemand nodig die hun benen masseert. Als Eddy Merckx niemand zou hebben gehad om zijn benen te masseren, dan had hij nooit de Tour de France kunnen winnen." En gelukkig kwam ik op het juiste moment de juiste mensen tegen."

"Na mijn depressie ging ik ook af en toe helpen in een dienstencentrum. Ik leerde er een vrouw kennen, een Franstalige. Die vrouw woonde tezamen met iemand, dat wist ik maar al te goed. Ze was van borstkanker genezen en had een geweldige culturele bagage. Cultuur is duur, maar we trokken onze plan. We gingen vaak samen naar het Théâtre du Parc en naar het Théâtre des Martyrs, waar Franstaligen via artikel 27 gratis naartoe konden. Aan Nederlandstalige kant kon je via de cultuurwaardebons gratis naar musea. Via het Dienstencentrum had je recht op groepskortingen, maar niemand maakte daarvan gebruik. Zo kon ik vaak naar de Bozar. Ik voelde me gelukkig bij haar, zij voelde zich ook gelukkig bij mij. Ik deed alles voor haar: ik kookte voor haar en voor haar man. Ondertussen had ik een tweede hartinfarct gekregen. Niet veel later heeft ze zelfmoord gepleegd. Dat is mijn leven: hoge pieken en diepe dalen, maar de pieken worden minder hoog en de dalen worden dieper."

Iemand van bij ons
"Op dat moment, twaalf jaar geleden, waren de mensen van de KWB-Brussel met een nieuw project bezig. Ze wilden tonen aan mensen van buiten Brussel hoe Brussel in elkaar zit. Ik zat door de zelfmoord van mijn vriendin in een diepe depressie. Gelukkig hebben ze me toen gevraagd om mee te werken met hun nieuwe project. Wij organiseren wandelingen waarin we Brussel willen tonen zoals het is. We vertellen waarom er problemen zijn en wat er aan gedaan kan worden. Vorig jaar hebben we 121 wandelingen begeleid. We hebben een aanbod van zestien verschillende wandelingen. Als gids help ik met het uitschrijven van de wandelingen."

"Ik denk dat er heel wat arme mensen in de stad afkomstig zijn van het platteland, al kan ik er geen percentage op plakken. Vaak trekken ze uit schande naar de stad. Drie jaar geleden kwam er een groep uit mijn oude dorp naar Brussel. Ik had me voorgenomen om nooit een groep uit die regio rond te leiden. Het was de gewestelijke OKRA. De man die normaal gezien gidst, zat in het buitenland. Ik moest het dus doen. Toen ik binnenkwam op de plaats waar we hadden afgesproken, hoorde ik dat ze over mij aan het roddelen waren. "Het schijnt dat er bij de organisatie een gids is die van bij ons komt." Toen ze me zagen, vielen de gesprekken stil. Dat soort mentaliteit begrijp ik niet. In Brussel heeft er mij nooit iemand gevraagd wat ik vroeger deed. Het is wat je nu doet, dat van belang is."

"Vroeger had ik veel geld, reed ik met een chique auto. Ik had absoluut niet te klagen. Maar nu ben ik veel gelukkiger dan vroeger, met veel minder geld. Nu heb ik vrienden, op het platteland had ik kennissen die zeiden dat ze vrienden waren. Ik zie het platteland graag, maar enkel om op vakantie te gaan."

* Om privacyredenen werd een fictieve naam gebruikt. De persoon op de foto is niet het hoofdpersonage van het artikel.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni