Dakloos, depressief, drinkend: de mensen 'van de andere kant'

Christophe Degreef, Danny Vileyn
© Brussel Deze Week
30/01/2013
Voor hen bestaan geen pasklare oplossingen. Eten is meestal geen probleem, affectie wel. "Soms moet je ook aanvaarden dat een leven niet recht te trekken valt." BDW doolde door de stad, op zoek naar de onmogelijke cocktail: dakloosheid, drank, drugs en depressie. Wat is oorzaak en wat is gevolg?

H et zijn harde tijden, de stad loopt over. Cijfers zijn er niet, maar een deel van de bevolking ziet af, lijdt en overleeft. En wie heeft het gezien?
Wat voorafging. We zagen heel wat mensen die verward over straat doolden, soms in zichzelf pratend, soms schreeuwend. Maar altijd verloren gelopen. Of zo leek het toch. Gaandeweg, in onze zoektocht naar informatie, leerden we dat het beeld niet zo eenzijdig is: men spreekt makkelijk van 'gekken', maar wie op zoek gaat naar gekken, die komt vaak gewone mensen tegen. Mensen die niet bijster veel verschillen van u en ons. Mensen die, zoals u en wij, werk hadden. Tot ze het kwijt raakten. Mensen die een dak boven het hoofd hadden. Tot ze dat verloren. Mensen die kerngezond waren. Tot ze een depressie kregen, begonnen te drinken, drugs gebruikten, angstiger werden en 'aan de andere kant van de barrière' terechtkwamen, zoals een van hen het verwoordt.
Eenmaal daar is er moeilijk een weg terug. En als er al een weg terug is, dan loopt die vaak dood op onverschilligheid. Grote woorden willen we niet gebruiken. Maar diegene die werk heeft, begrijpt het al te vaak niet. Beide kanten van de barrière ontmoeten elkaar zelden.

Henry's verhaal
"De ervaring heeft me geleerd dat de wereld zo is," vertelt Henry, een vijftiger die zes jaar lang gezondheidsproblemen heeft gehad. "Ik heb verschrikkelijke dingen meegemaakt, maar gelukkig heb ik nooit op straat gewoond." Het scheelde niet veel, vertrouwt Henry ons toe. Hij verloor zijn appartement in Schaarbeek terwijl hij in het ziekenhuis lag, zwierf maandenlang rond, van opvangtehuis naar familie, van familie naar opvangtehuis. In 2007 vroeg hij een sociale woning aan in het Brusselse, maar daar wacht hij waarschijnlijk nog altijd op. "Het is een negatieve spiraal zonder einde. Je verliest je huis, je wordt ziek, depressief, je hebt schulden. En eerlijk, het hele traject dat er is om je te helpen, bezorgde me rillingen. Er zijn diensten voor dit en dat, maar te weinig sociale woningen. Je wacht makkelijk tien jaar op zo'n woning, zonder resultaat. Een privéwoning huren is geen optie, want als je geen vast werk hebt, of een uitkering, dan kom je er niet in. In een grote stad zo ziek zijn, dat is de hel."

Online herinnering
Het kan erger, zeker. Op de warmste van alle koude ochtenden hebben we afspraak aan het Zuidstation om twee mensen te ontmoeten. Mensen met mentale problemen. Daklozen. Al is het niet altijd zeker wat oorzaak en gevolg is, hier niet, en elders in deze reportage ook niet.

"Ja, kijk, ze zijn er niet," zegt Antoine Galle, hulpverlener bij de vzw Diogenes. Diogenes was de oude Griek die in een ton verkoos te wonen, buiten de stadsmuren, naakt en elk gezag verwerpend, die met een lantaarn zocht naar een eerlijk mens maar die niet vond en aan Alexander de Grote zei dat hij uit zijn zon moest gaan toen de grote veldheer hem vroeg hoe hij hem van dienst kon zijn.

Van Alexander noch van Diogenes een spoor. "Isabel is vannacht aangehouden door de politie omdat ze nog een straf had uitstaan, en de andere persoon zit in een opvangtehuis. Dat gebeurt wel meer," schetst Galle. Een jonge man met bierblik en baard schuifelt voorbij. "Ha, neen, ik ben geen clochard, want clochards stinken, en ik stink niet." We maken kennis met Thierry, behoorlijk normaal, al stuit hij om de zoveel tijd boers de kreet "Je n'ai rien compris" uit als we hem in duidelijk Frans een paar vragen proberen te stellen. Of hij dakloos is? Of we wat met hem mogen praten over zijn situatie? "Voor de krant? Betaal maar. Ha!" Het spelletje houdt even aan. Uiteindelijk geeft Thierry ietwat toe. "Kom mee, dan zal ik jullie wat laten zien," zegt hij. Hij neemt ons mee naar een groezelig internetcafé om de hoek, waar het naar rozenwater ruikt. Een argwanende baas slaat ons gade. Wanneer we inloggen op computers die weggelegd lijken voor ver contact met woestijnen, schimmige fora over heilige schriften en verhulde porno, wordt Thierry zenuwachtig. Hij wil ons een film laten zien waarin zijn lief en hij meespelen. Film? Lief? Koste wat het kost wil Thierry bewijzen dat hij in de documentaire Mathildes misses, over een missverkiezing voor daklozen, heeft gefigureerd. We begrijpen dat zijn vriendin, die meedeed aan de missverkiezing, al een tijdje dood is. Maar hij wil ons meenemen in zijn online herinnering. "Ze zit op een wolkje," zegt Thierry, wijzend naar de hemel. "Wanneer ik haar zal zien, dat weet ik niet."
Op een bepaald moment verschijnen de twee inderdaad op het scherm. In een huis. En gezonder. Het heeft niet mogen zijn. We dringen niet meer aan op zijn verhaal. Eten wil hij niet, een pak sigaretten wel.

Galle vertrouwt ons toe dat er op straat altijd meer dan één probleem speelt. "De stad trekt mensen aan wier netwerk is weggevallen. Je bent dan niet zomaar dakloos of gemarginaliseerd, maar je drinkt ook nog, je rookt joints, en het kleine budget dat je hebt, gaat daaraan op. Want eten, dat is in Brussel haast nooit een probleem. Dat is voorradig, en er zijn genoeg mensen die voedsel achterlaten. Nee, omkadering is het belangrijkste voor daklozen. Maar begin er maar eens aan. Als je drinkt, dan word je al met een scheef oog bekeken, ook door hulpverleners."

"Let op, ik val de goede wil van de mensen niet aan. Er zijn heel wat vrijwilligers die dekens en eten laten aanrukken. Maar dat hebben de meesten niet nodig. Menselijke dingen, een babbel bijvoorbeeld, en opvolging, dat is het enige wat een beetje helpt. Van een verslaving geraak je ook niet zomaar af. Zeker niet als je de ziekte van Korsakov (hersenbeschadiging door overmatig drankgebruik, red.) hebt. En is het nu zo erg als een dakloze wijn drinkt? In Parijs en Amsterdam bijvoorbeeld heb je opvangtehuizen waar ze wijn schenken om erger te voorkomen."

Dubbelleven
Een verzuchting die we nog meermaals zullen horen, maar Galle verwoordt ze het kernachtigst: "Soms moet je aanvaarden dat een leven niet recht te trekken valt. Daarvoor komt er te veel samen: depressie, andere mentale problemen, werkloosheid, drugs, alcohol. Je kunt soms gewoon zorgen voor een beetje steun, en dat is het dan."

Volgens Galle bestaat de grootste groep probleemgevallen uit mensen van rond de 45. "Dat is altijd al zo geweest. Maar vergeet ook niet: de grenzen zijn open, en dat waren ze twintig jaar geleden niet."

In het centrum van Brussel biedt de vzw Archipel-Puerto woonbegeleiding aan thuislozen. Petra De Bel beaamt de woorden van Galle: "Hulpverlening wil altijd veel te snel gaan. Dat is normaal, want ze wordt gestuurd vanuit het perspectief van de middenklasse. Een overheid verwacht zodoende altijd resultaat. Maar ik denk niet dat dat helpt. Mensen moeten al zoveel kiezen."

Dat is uiteindelijk ook de boodschap van Daniël en Andrée, twee mensen van middelbare leeftijd die in begeleiding zijn bij de vzw en er koffie komen drinken. Daniël werkte vroeger voor Sabena, maar raakte niet meer aan de bak na het faillissement. Nadien kreeg hij familiale problemen en werd hij uit zijn appartement gezet omdat hij werkloos was. "Ik heb lang een dubbelleven geleid," vertelt hij. "Ik was nooit echt dakloos, en als dat toch zo was, dan ben ik er de man niet naar om dat toe te geven. Ik logeerde her en der. Die situatie hield vier jaar aan."

Daniël vond uiteindelijk opnieuw werk, zij het precair. En een klein appartement. Ook hij vertelt over lange wachtlijsten voor een sociale woning. Ietwat grimmig luidt het dat die ook altijd naar vreemdelingen gaan, omdat die meer kinderen hebben.

Daniël maakt een onderscheid tussen de 'actieve' en de 'passieve' samenleving. "Daartussen loopt een dunne grens, maar wel een duidelijke. Langs deze of gene kant staan is dag en nacht verschil. Ga je naar l'autre côté de la barrière, weet dan dat het moeilijk is om terug te komen." Dan twijfelt hij even. "Maar ja, wat is het alternatief? Revenir dans le troupeau de la société," klinkt het gelaten. "Als je aan de andere kant van de grens bent geweest, dan verlies je elk idee van tijd en structuur. Opnieuw oversteken is opnieuw leren. Maar weet dat je, als je terug bent, nóg lager kunt vallen. Eerlijk, ik begrijp dat sommigen niet terug naar boven willen. Want boven hebben ze opnieuw iets te verliezen, hebben ze opnieuw een verleden dat hen achterna kan zitten. Terwijl je langs de onderkant gewoon bezig bent met van dag tot dag te leven. Voor sommigen volstaat dat."

Het is, klinkt het bij Daniël en Andrée, ook niet makkelijk om op te klimmen als je niet de minste basis hebt. "Je hebt een appartement nodig, of toch een kamer, maar daarvoor heb je geld nodig. Zonder adres kom je niet aan werk. En daarnaast moet je ook nog gewoon leven, heb je medicijnen nodig, enzovoort. En alle paperassen die je moet invullen. Dat is irreëel. En mis je één exemplaar, dan moet je zoveel langer wachten, en niemand helpt je dan."
Andrée voegt eraan toe: "En zelfs al vul je je formulieren netjes in, dan nog worden afspraken niet nageleefd, dan nog komt de persoon die je nodig hebt om je te helpen, soms niet opdagen."

"Le moral est pour tous, partout," besluit Daniël. "Ik heb karakter, ik heb me erdoor geworsteld. Dat ben ik. Maar het is verdomd moeilijk om niet terneergeslagen of racistisch te worden, als je ziet wie geholpen wordt en wie niet. Dat gaat bijna vanzelf."

Open grenzen
Dat de grenzen open zijn, merken we aan de haveloze Polen die voor de deur van het Brusselse OCMW in de Hoogstraat liggen. Niemand helpt hen, menen ze. Dat is deels waar. Het OCMW zegt niet voor hen bevoegd te zijn. Via via geraken ze toch aan medische kaarten, voor broodnodige medische zorg. Een van de Polen, Piotr, heeft epilepsie, kan niet meer op zijn benen staan. We krijgen zijn medische fiche onder ogen, opgesteld door de Orde van Malta. "Niet meer in staat om buiten te leven," staat er. Maar Piotr blijft buiten. Drinkt wodka na wodka. Vertelt een warrig verhaal; dat hij vroeger huurling is geweest in Joegoslavië en Tsjetsjenië. Zijn lotgenote Elisa heeft meer geluk, zij mag 's nachts binnen in een opvangtehuis ergens in de stad en volgt een ontwenningskuur, zegt ze. Binnenkort zou ook Piotr er een kunnen volgen, meent ze.

Een paar mannen die rond Piotr staan, praten Pools. "Neen, zij zijn niet dakloos, maar komen hier voor de sociale contacten," zegt Elisa. Een andere Pool zit neer aan Piotrs voeten, drinkt mee wodka en grijpt de schoudertas van een van ons omdat hij denkt dat er een microfoon in verborgen zit.
Diezelfde avond, bij de organisatie Hobo aan de Arduinkaai, zitten heel wat Brusselaars bij elkaar. Hobo is een dagcentrum dat mensen met problemen opvangt. Er zijn asielzoekers, mensen zonder papieren, maar ook Belgo-Belges.

Iedere donderdagavond wordt er een Soirée Hobo georganiseerd. Dan worden er spelletjes gespeeld. Er zijn boterhammen met kaas en drankjes voor één euro. Aan een tafel wordt monopoly gespeeld. Het spel is in het Nederlands. Twee Brusselaars van vreemde origine en een Griekse jongedame die al tien jaar in Brussel woont, spreken Frans. De Griekse spreekt ook een woordje Engels. De Pakistaanse jongedame spreekt alleen Engels. Ze gaan helemaal op in hun spel.

Marina, een eind in de veertig, komt twee keer per week naar Hobo. Ze is een Nederlandstalige uit Anderlecht. Ze heeft een dak boven het hoofd en een baan. "In 2007 ben ik gescheiden en toen ben ik heel diep gevallen. Ik heb drie dochters, maar trok me compleet terug in mezelf. Ik was alles kwijt. Gelukkig heb ik na een opleiding bij de VDAB een baan als poetsvrouw gekregen, maar dat is niet genoeg. Dinsdag onmiddellijk na het werk kom ik naar Hobo om te tekenen. Om drie uur ga ik naar huis. Ik speel ondertussen ook toneel en dat heeft mijn zelfvertrouwen deugd gedaan."

Mohamed wil niet veel kwijt. Hij heeft op dit ogenblik een dak boven het hoofd. "Nu heb ik geen problemen," zegt hij. Hobo is voor hem een vluchtroute. Meer wil hij niet kwijt. Zijn neef, die er ook is, zegt onvoldoende Frans te spreken om ons te woord te staan.

Keren we terug naar Henry, uit het begin van het verhaal. Die woont niet meer in Brussel, maar ergens in een voorstad. "Dat is veel aangenamer. Je merkt dat de mensen in de grote stad veel agressiever zijn, veel onvriendelijker ook." Hij ziet er wel gezond uit, mooi rood hemd aan, en een keurige hoed. Hij leest Confucius. Toch neemt hij nog medicijnen. "Ik heb nog altijd angsten, en ik kan nog altijd hervallen. Je komt misschien wel sterker uit tegenslag, maar winnen, neen, dat doe je niet. En veel hulpverlening van de overheid komt neer op kleine deeltjes, kleine organen, die allemaal een stukje van de macht willen. Uiteindelijk is de basis normale menselijke samenhang. Vertrouw individuen, geen groepen. Dat is wat ik nu weet."

Ergens nog onderweg, in een Brusselse tram, hangt een man achterover. Hij drinkt en lijkt behoorlijk dronken. Slaat wartaal uit. Scheldt medemensen uit. Tot er een jongeman met koptelefoon opstaat, uit zijn wereld stapt, en de man op rustige toon aanspreekt. Het lijkt niet echt te helpen, maar de jongen is standvastig, blijft spreken. Wanneer hij weg is, verstomt de dronken man, houdt de wartaal op, en zwijgt de tram.

Sommige namen in deze reportage zijn gefingeerd

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni