De religieuze kant van Gust Van den Berghe

Niels Ruëll
© Agenda Magazine
15/12/2010
Van je afstudeerproject een langspeelfilm maken, werken met acteurs met het downsyndroom, teruggrijpen naar het werk van Felix Timmermans of stilistisch in de voetsporen van Pasolini of Antonioni stappen? Waar zou je het meeste talent, lef en de meeste liefde voor nodig hebben? Cannes kent Gust Van den Berghe al, nu Brussel nog.

Het debuut van Gust Van den Berghe (25) ging in wereldpremière op de Quinzaine des réalisateurs in Cannes. Little baby Jesus of Flandr is gebaseerd op een toneelstuk van Felix Timmermans. Suskewiet, Pitje Vogel en Schrobberbeeck, drie armoedzaaiers, zingen zich op kerstavond rijk met 'Driekoningen'. Op de terugweg naar het café verdwalen ze en worden onverwacht getuige van de geboorte van een klein kindeke bij een koppel woonwagenbewoners. 's Anderendaags heeft de een al meer spijt dan de ander dat ze in het mirakel geloofden en al hun rijkdom hebben afgestaan.

Houdt u van het werk van de Vlaamse, katholieke schrijver Felix Timmermans?
Gust Van den Berghe:
Voor mij is Felix Timmermans geen 'Vlaamse, katholieke schrijver', maar een auteur die verhaalt over een naïef, volks geloof. De film is gebaseerd op zijn gehele werk. Een groot stuk is gebaseerd op het toneelstuk En waar de sterre bleef stille staan. Maar ik heb ook geput uit zijn Driekoningen-triptiek uit 1925. Vandaag wordt dat toneelstuk in vele Vlaamse dorpen rond de kerstperiode nog steeds opgevoerd. Als klein kind woonde ik een van die opvoeringen bij en dat is me bijgebleven. Ik weet niet waarom, misschien omdat het een verhaal van eigen bodem vertelt, in een setting die Vlamingen goed kennen. Tegelijkertijd is het een universeel verhaal. Een thematiek die handelt tussen het geloof als een levensvorm, een portie volksdevotie en het verliezen van dit geloof door een drang naar materiële rijkdom en hebberigheid. Dat is zeer Vlaams, maar ook zeer menselijk en universeel.

Gelooft u in geloof? In wat voor een geloof?
Van den Berghe:
Volgens mij is het herinterpreteren van dat geloof een van de grote uitdagingen van onze moderne maatschappij. Er is een soort gemis ontstaan: we geloven niet meer wat ons overkomt. En de kracht van de moderne film ligt net in het feit dat hij in staat is dit gemis eventueel op te vullen en 'een geloof' terug te geven. Het geloof in de grond onder onze voeten en de lucht boven ons hoofd, in onszelf en de ander. Want een oprecht geloof is bijna taboe geworden. Geloof dat volgens mij los kan staan van een godheid. Christenen, joden, moslims of atheïsten, we hebben behoeften aan redenen om in deze wereld te geloven, niet in een andere. We hebben nood aan aardsheid. In die zin geloof ik in geloof, wat een van de personages in het begin van de film ook zelf zegt.

Suskewiet, Pitje Vogel en Schrobberbeeck worden knap vertolkt door acteurs met het downsyndroom. Wat verandert dat?
Van den Berghe:
Vergis je niet, het zijn acteurs! Voor de moderniteit van het verhaal was het het beste om te focussen op de onschuld van de personages. Ieder personage in het verhaal is een duidelijk omlijnd en non-complex figuur, bijna een stripfiguurtje. Het zijn zorgvuldig uitgetekende karikaturen die de hele film trouw blijven aan zichzelf. Vanuit dat standpunt leek het me een logische keuze om te werken met mentaal gehandicapte acteurs. Zij bezitten deze non-complexe, uiterst aardse kwaliteiten en beschikken tegelijkertijd over een engelenverstand. Ze spelen echte personages én blijven toch trouw aan zichzelf. Kindeke Jezus en de duivel daarentegen worden vertolkt door 'gewone' acteurs en bezitten dus niet deze menselijke, aardse kwaliteiten.

Ik moest hun taal gebruiken om het beoogde resultaat te verkrijgen. Het script werd gereduceerd van 150 pagina's tot de helft. Soms, terwijl we aan het filmen waren, werd een volledige zin veranderd in slechts drie woorden. Of werd de hele tekst vervangen door een gebaar. Soms konden ze nauwelijks mijn aanwijzigingen volgen, maar door zo gracieus en eerlijk te zijn bij het maken van bepaalde gebaren - een hand geven, iemand in de armen nemen - bereikten ze een absolute puurheid. Ik moest hen enkel vragen om de dialogen die ik had geschreven te vertalen in gebaren. Met andere acteurs zou het er kunstmatig uitgezien hebben.

Vond u als filmregisseur gemakkelijk een eigen stem?
Van den Berghe:
In het begin was ik vooral bezig met theater, dans en muziek. Ik was 18 jaar en wilde al die disciplines combineren. Dus danste ik voor zowel het Koninklijk Ballet van Vlaanderen als voor Praga Khan. Toch leek het me het beste om me te gaan focussen op visuele kunst. Zonder dat ik eigenlijk wist dat ik later verliefd zou worden op de filmkunst.

Ik heb me gevoed met de meest uiteenlopende films en regisseurs. Ik verbleef bijna letterlijk in Cinematek. Ik gaf mezelf een opleiding door naar zo veel mogelijk films te kijken, alsof ik met ze aan het praten was. Op school leerde ik de techniek, maar ik ben ervan overtuigd dat je eigen artistieke identiteit vinden iets is dat je alleen moet doen. Ik heb geluisterd naar mijn innerlijke stem, die me zei dat ik deze film moest maken.

Visueel maakt de film indruk. Hoe kwamen die bijna mystieke, gestileerde zwart-wittableaus tot stand?
Van den Berghe:
De keuze voor zwart-wit lag snel vast. Een zwart-witfilm heeft een geruststellende en zeer tweevoudige kant: goed en kwaad. De gestileerde beelden zijn vaak gebaseerd op interpretaties van religieuze schilderijen en oude Vlaamse meesters. De weersomstandigheden hielpen ons af en toe een grote hand. Soms kregen we de beelden in de schoot geworpen. Andere keren hebben we met primitieve middelen de sfeer gecreëerd. Dat ging van het 'lenen' van een kruisbeeld voor de opnames in een bootje tot het rondlopen met pannen kalium voor het maken van de juiste sferische rook. De middelen waren beperkt en dat verplichtte ons om creatieve oplossingen te vinden.

U bent in Brussel komen wonen. Beïnvloedt de stad u?
Van den Berghe:
Waarschijnlijk wel. De multiculturele omgeving waarin ik woon (het Liedtsplein in Schaarbeek, nr) confronteert me dagelijks met mezelf en het mens-zijn. Hoeveel we allemaal verschillen en hoeveel we tegelijkertijd eigenlijk allemaal op elkaar lijken. Dat complexe van het mens-zijn wordt weerspiegeld in de complexiteit van een stad als Brussel. Niets is hier makkelijk en er is veel lelijkheid, maar net dat schept een zekere schoonheid en esthetiek waar ik van hou. Ik vermoed dat de stad me scherp houdt.

CC De Meent (21/12), CC Nekkersdal (22/12), CC Strombeek (21/12), Cinema Rits (21 & 22/12), De Schelp/Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstandkerk (22/12), PSK/PBA (19/12, 20.00

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving, Film

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni