Doris Cleven over 30 jaar Anima

Niels Ruëll
© Agenda Magazine
02/03/2011
De animatiefilm boerde de voorbije jaren zeer goed en daar profiteerde ook Anima van. Naar aanleiding van de dertigste editie van het Brussels Animation Film Festival klopt Agenda aan bij codirecteur Doris Cleven voor een geanimeerd gesprek over heden, verleden en toekomst van de animatiefilm én van het festival. “Ik zie niet in waarom het verhaal hier zou aflopen.”

Doris Cleven is samen met oprichter Philippe Moins directeur van Folioscope, de vzw die het internationaal gereputeerde festival van de animatiefilm organiseert. Ze geeft ook les in visuele communicatie aan de Haute École Albert Jacquard in Namen en in geschiedenis en vormgeving van de animatiefilm aan Saint-Luc in Brussel.

Wat was dertig jaar geleden de drijfveer om een festival van de animatiefilm te beginnen?
Doris Cleven:
De eerste jaren was ik er voor alle duidelijkheid niet zelf bij. Destijds waren de Walt Disney Studios zeer dominant. Codirecteur en oprichter Philippe Moins wist dat er ook buiten Disney leven was. In Oost-Europa bijvoorbeeld werden animatiefilms gemaakt die vaak scherper waren en zich meer tot volwassenen richtten. Ook dichter bij huis dook af en toe een auteursfilm op. Om die andere animatie bekend te maken bij het grote publiek richtte hij het festival op. Het basisidee was om het grote publiek te lokken met een aantal locomotieven en het vervolgens te confronteren met een meer afgelijnd programma. Dat is nog altijd de kern van onze filosofie.
De filosofie is dezelfde, maar de animatiesector is sterk geëvolueerd.
Cleven: Dat mag je wel zeggen. Er wordt véél meer geproduceerd. Walt Disney kreeg het gezelschap van andere grote studio's. Zowat overal in Europa werden animatiescholen opgericht. We produceren nu zelf langspeelfilms of animatieseries voor televisie. Vroeger moesten we benadrukken dat animatiefilms niet per definitie voor kinderen bedoeld waren. Vandaag vinden volwassenen vlot de weg en moet het festival eerder inspanningen leveren om kinderen te bereiken.

In het oog springt vooral de opkomst van de computeranimatie. Zagen jullie die revolutie aankomen?
Cleven:
In 1984 werd er wel al geëxperimenteerd met digitale animatie maar je kon niet vermoeden dat er zo'n revolutie op til was. Pixar effende het pad voor digitale animatie voor het grote publiek. Daarop volgde een ware boom. We zagen de veranderingen wel aankomen. We werken samen met Siggraph, het Amerikaanse Computer Animation Festival. We zijn er nog altijd fier op dat we destijds Toy Story in Europese avant-première konden vertonen.

Pixar is dominant maar ze staan ook voor grote kwaliteit, verzorgde scenario's en een constante technologische vooruitgang. We moeten de grote studio's op de voet volgen. We blijven voor een groot publiek werken. Maar we blijven ook werk maken van scherpere programma's. We hebben de ambitie alles te volgen wat er in de sector gebeurt.

Ik vraag me soms af wat er van de animatie zou zijn geworden zonder die digitale revolutie. Het festival had het geluk met de sector te kunnen meegroeien.

Tekenfilms, anime, computeranimatie, kleianimatie, poppenfilms...: kun je nog wel over dé animatiefilm spreken als de technieken zo sterk uiteenlopen? Is Avatar ook animatie?
Cleven: I
n animatie bewerk je stilstaande beelden waarna je de illusie van beweging creëert door ze snel na elkaar af te spelen. Avatar is dus een animatiefilm. Er duiken inderdaad steeds meer hybride films op: ik denk aan live action met erg veel digitale effecten. De grens tussen live action en animatie wordt steeds vager.

Toen na Pixar iedereen zich op digitale animatie stortte, hielden wij even ons hart vast. Computeranimatie is niet eenvoudig en vergt grote budgetten. In digitaal geanimeerde studentenfilms zagen we steeds weer dezelfde tekortkomingen opduiken: altijd dezelfde kleuren en dezelfde verblijvende personages, zwakke scenario's omdat alle tijd en geld naar de techniek ging. Dat is gelukkig fel verbeterd. De programma's zijn geëvolueerd. Men zoekt opnieuw naar een geschikte esthetiek, inhoud en structuur. Die evolutie juich ik toe.

Dit jaar is het trouwens opvallend hoeveel kortfilms zonder blozen interessante maatschappelijke thema's aankaarten. Dat bezorgt de animatiefilm meer gewicht. Vroeger werd animatiefilm nogal snel gelinkt aan ludieke ontspanning. We kregen zoveel luchtige films dat we ons afvroegen of de studenten niets te vertellen en te verdedigen hadden.

Ondertussen krijgen jullie elk jaar meer inzendingen.
Cleven:
We kregen dit jaar 1.191 films toegestuurd, dat zijn er 150 meer dan vorig jaar. 119 films haalden onze selectie, retrospectieven en aanverwanten niet meegerekend. We selecteren dus ongeveer één film op tien. Hoe meer inzendingen, hoe hoger we de lat kunnen leggen. Er zijn meer inzendingen omdat er steeds meer animatieopleidingen zijn en steeds meer professionals. Zelfs in landen die vroeger niets met animatie hadden. Dit jaar hebben we bijvoorbeeld een verrassend luik films uit Chili.

We krijgen ook steeds meer inzendingen van amateurs die thuis iets in elkaar hebben gestoken. Ook daar zitten soms heel mooie dingen tussen. België was goed voor 88 inzendingen. Dat is lang niet slecht voor een klein land. De helft was gemaakt door studenten, de helft door professionals.

Voor de dertigste editie zakken grote namen als Peter Lord, Michel Ocelot en Bill Plympton af naar Brussel. Hoe krijgen jullie hen zo ver?
Cleven:
We kennen hen al lang. Dat is het voordeel van een oud festival. Ik herinner me nog de dag dat Philippe Moins binnen kwam gewandeld met Conversation pieces van de Aardman Studio. Onze mond viel open. We lieten Peter Lord overkomen. Dat was toen nog een jongeman die heel ambachtelijk werkte. We vertoonden zijn eerste films en deelden in zijn enthousiasme. Michel Ocelot kenden we van zijn kortfilms. Kirikou hebben we nog samen met Progrès Films uitgebracht. En we waren een van de eersten om een retrospectieve te organiseren van de films van Bill Plympton. Hij was toen nog onbekend. Dat schept vriendschapsbanden. Vandaag hebben zij de festivals niet meer nodig, maar ze erkennen de rol die we gespeeld hebben: erkenning voor het werk én de bekendmaking bij het publiek.

Hoe lang kan de animatiesector nog blijven groeien?
Cleven:
Ik zie niet in waarom het verhaal hier zou aflopen. De technologie blijft veranderen. Men blijft nieuwe universums ontdekken. We kunnen zeker nog tien jaar op dit elan verder. Wellicht gaan live action en animatie nog meer naar elkaar toe groeien. We kijken uit naar al die nieuwe mogelijkheden. Wat brengt de 3D-revolutie? Met uitzondering van Avatar tonen de meeste 3D-films een vrij conventioneel universum. Volgens mij is hier een kans weggelegd voor de animatiemensen. Met hun verbeelding en de gewoonte om universums te ontwikkelen, kunnen zij voor de verrassing zorgen.

wanneer: 4 > 13/3/2011
tickets: €6,50/7,50 (5 films: €25; Anima Pass: €65)

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving, Film, Events & Festivals

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni