Fabrice grosfilley 3

Fabrice Grosfilley, een Parisien met een Belgisch accent

Danny Vileyn
© Brussel Deze Week
05/08/2015

Fabrice Grosfilley (48) is een man met een scherpe blik die na drie jaar TéléBruxelles besloten heeft om volgend jaar naar de RTBF over te stappen. Een politiek journalist pur sang ook. Eén vraag boeit hem buitenmaats. "Is Brussel nog België?"

Een geadopteerde Brusselaar noemt hij zichzelf. Een Parisien die volgens zijn Parijse vrienden na twintig jaar buitenland met een Belgisch accent spreekt. Hij noemt zich op en top Brusselaar, maar wil toch in Frankrijk begraven worden. Of Fabrice Grosfilley zich ooit zal laten naturaliseren hangt van zijn twee kinderen af, als zij zich op hun achttiende tot Belg laten naturaliseren – ze zijn Frans-Zweeds – denkt hij er aan om hetzelfde te doen.

Grosfilley kwam in 1994 in Brussel aan. “Ik heb lang samengeleefd met iemand die bij de Europese instellingen werkt,” zegt hij. Zijn eerste stek was in Elsene, daarna in Schaarbeek en in Kraainem. Sinds februari woont hij opnieuw in Schaarbeek, in de buurt van het Josaphatpark. Grosfilley begon zijn carrière bij lokale Franse radio’s, daarna bij RTL in België Sinds 2012 is hij hoofredacteur informatie bij Télébruxelles. In februari verkast hij naar de RTBF waar hij hoofdredacteur société wordt. Grosfilley : “In 1999 ben ik begonnen met federale politiek voor Bel RTL, langs Franstalige kant volg ik de federale politiek sinds twintig jaar intens, ik ben nu wel hoofdredacteur van een regionale televisiezender maar ik ben in Franstalig België vooral gekend als politiek journalist.”

Regionale media
Grosfilley: “De grote kracht van regionale media, in ons geval de Brusselse, is dat ze hun publiek door en door kennen en dat dit publiek meer coherent is dan het nationale publiek. Het bereik daarentegen is veel minder groot. Wat bedoel ik met meer of minder coherent? Als nationale zender moeten we langs Franstalige kant Brusselaars en Walen bedienen, wat met de opeenvolgende fases in de staatshervorming steeds moeilijker geworden is. Als je het over vuilnisophaling in Brussel hebt, is dat voor de Walen totaal niet ter zake. Bij een nationale zender hou je bovendien rekening met de krachtverhoudingen en schenk je in Franstalig België meer aandacht aan Wallonië. Bij Télébruxelles spelen dat soort overwegingen niet. Het is een homogeen territorium, in Brussel is de bevolking jonger met een belangrijk deel immigranten met hun eigen cultuur. Dat brengt een ander soort écriture met zich mee. In Wallonië is het publiek ouder en conservatiever, ik veronderstel dat dit ook het geval is in Vlaanderen. Op een nationale zender haakt de helft van de luisteraars af als je rap brengt, in een grote stad is dat niet zo. Die diversiteit is er ook in Antwerpen en Luik en Charleroi, maar niet in Waver, Nijvel, Waterloo of Bastenaken. Er zijn Walen die fantasmeren over een Brussel met no-gozones, moslims op elke straathoek, delinquentie, we zijn niet meer bij ons, enzovoort. Wat je niet kent is niet comfortabel of maakt je bang. De Brusselse media, wat ook hun taal is, zijn grootstedelijk. Het grote verschil is of je stedelijk of niet stedelijk bent, dat vertaalt zich ook heel praktisch. Een Brusselaar kan heel de zondag inkopen doen en ‘s avonds een stapje in de wereld zetten zonder al te veel problemen. Het kan banaal lijken, maar het is niet onbelangrijk.”

Vlaamse Brusselaars
Grosfilley: “Dé Vlaams Brusselaar bestaat niet, net zoals dé Waal niet bestaat. Waarover hebben we het als we het over de Vlaamse Brusselaar hebben: over een Vlaming die in Brussel geboren is, een Vlaming die in Brussel woont of een Vlaming die in Brussel werkt?”
“Langs Franstalige kant hebben we een beetje een karikaturaal beeld van de Vlaamse Brusselaar: het is een jong iemand die net aan zijn carrière begonnen is of er binnenkort gaat aan beginnen, hij frequenteert de Dansaertstraat, houdt van hypes en is ook wel branché. En om binnen het fantasme te blijven: hij stemt Groen of SP.A. De kiesuitslagen laten zien dat dit echt wel een fantasme is. De Vlaamse Brusselaars hebben hun eigen dynamiek en een steeds grotere afstand met de Vlamingen in Vlaanderen. De Franstalige Brusselse politici hebben begrepen dat de Vlaamse Brusselaars bondgenoten kunnen zijn, de zesde staatshervorming en politici als Guy Vanhengel hebben daartoe bijgedragen. Ook langs Franstalige kant klinkt de melodie anders dan een paar jaar geleden: ook de Franstalige Brusselaars hebben afstand genomen van de Walen, de Walen hebben vaak een andere logica en andere belangen.”

Nationale politici
Grosfilley: “Misschien zitten we met de huidige federale regering op een dieptepunt, maar er zijn wel degelijk nog politici van nationaal formaat in Brussel. In het recente verleden hadden we bijvoorbeeld Laurette Onkelinx en Joëlle Milquet in de nationale regering, nu is er alleen nog Didier Reynders. In het verleden hadden we Jos Chabert die met een lange nationale carrière Brussels minister is geworden, maar ook Guy Vanhengel is federaal minister geweest. We hebben nog altijd politici van groot formaat in Brussel.”
“Wat is een Brusselaar? Ik ben Fransman, heb een verblijfsvergunning, maar ik ben Brusselaar, ik woon er, ik werk er, ik hou van Brussel. Maar ik ben geen Belg, ik blijf een culturele Fransman, mijn familie woont in Frankrijk, ik volg de Franse actualiteit, ik denk er ooit naar terug te keren. Vlak na mijn aankomst las ik iedere dag Le Monde, na twee jaar was dat nog een paar keer per week en nu is dat nog heel sporadisch. Ik heb er geen behoefte meer aan. Ik ken vandaag veel beter de Belgische politiek dan de Franse, ik kan vandaag niet meer voor Franse media werken.”
“Wat me heel erg boeit is het antwoord op de vraag: is Brussel nog België? In een wereld waar je op internet met heel de wereld kan communiceren in een stad waar je Franse, Duitse en Italiaanse restaurants hebt en waar je perfect kan leven zonder een van de nationale talen te kennen. Brussel mag dan de hoofdstad van België zijn, het is veel meer.”
“De Belgen verwijten de Fransen hun chauvinisme, maar als de Rode Duivels winnen zijn de media hier veel fanatieker dan de Franse media voor hun ploegen. Maar als ik mijn Belgische vrienden daar op wijs, klinkt het: maar wij zijn een klein land! Alsof de grootte van het land er iets mee te maken heeft. Er heerst hier soms een zekere naïviteit.”

Tegen de borst
Grosfilley: “Wat me soms tegen de borst stoot is het volgende: als ik vals speel, mag het, of het nu gaat over belastingontduiking of de verkeersregels overtreden gaat. Natuurlijk zijn er in Frankrijk ook fraudeurs, maar ze lopen er niet mee te koop. Dat is een taboe. De Belgen geloven niet in hun eigen staat, en als je dat niet doet privilegieer je de eigen persoon en niet de gemeenschap. Ik hou van moraal en gestrengheid, al hoed ik me ervoor om anderen de les te spellen. Ik probeer mijn kinderen ook op te voeden met de idee dat wat we doen heeft wel degelijk betekenis heeft en dat ons gedrag ook zin moet hebben, we moeten streng zijn voor onszelf. Dat is mijn Scandinavische kant.”
“Als ik Parijse vrienden bezoek, zeggen ze me dat ik een Belgisch accent heb, maar luisteraars hebben me nog nooit gezegd dat ik een Frans accent heb. Ze ontdekken dat ik Fransman ben. Ik ben goed geïntegreerd: ik drink bijvoorbeeld bier. Ik ben een goede mix.”

Tvbrussel
Grosfilley: “De Vlaams-Brusselse media worden nog altijd bekeken als een politiek instrument van Vlaanderen. En toch. Toen ik bij Télébruxelles begon te werken heb ik veel naar tvbrussel gekeken. Het imago was totaal verschillend: Télébruxelles had een oubollig imago, tvbrussel had een branché-imago. Langs Nederlandstalige kant besteedde men veel meer aandacht aan de vorm, aan het ritme, de juiste muziek bij reportages ook. Langs Franstalige kant was daar veel minder aandacht voor. Een van mijn taken toen ik bij Télébruxelles aankwam was om Télébruxelles een evengoed imago als tvbrussel te geven. Ik weet dat het nu niet evident is bij jullie, maar wij Franstaligen benijden jullie platform met radio, tv, online en print. Dat is een mooi coherent geheel. We kijken met jaloezie naar een blad als Agenda.”

“De echte uitdaging voor de media sinds tien jaar is hoe ons te positioneren tegenover internet en de sociale media. En dat is een moeilijke oefening. Er zijn nog altijd journalisten die dat onvoldoende beseffen. Uit peilingen blijkt bijvoorbeeld dat min-35-jarigen bijna geen tv meer kijken. Ze zitten op de sociale media. Het is demoraliserend voor journalisten om je artikel op Facebook te lezen tussen een foto van een katten en een filmpje over honden. Maar dat is de werkelijkheid vandaag.”
“Heel mijn leven heb ik gehoord dat tv oppervlakkig was, voor het grote publiek, maar als een item aan bod kwam op het scherm wist je dat de helft van de bevolking het gezien had. Er heerste een gemeenschappelijke cultuur die bestond dankzij de journalisten die een selectie van nieuwsitems maakten. Het was niet perfect maar er was tenminste gemeenschappelijkheid. Met de sociale media maken we de complete atomisering van de nieuwsconsumptie mee. Het is niet meer de journalist die het nieuws naar de bevolking brengt, het is de individuele gebruiker die items zoekt waarvoor hij zich interesseert. En waarnaar gaan mensen op zoek op de sociale media? Vaak naar schunnige faits divers in de seksuele sfeer en human interestverhalen. En soms ook naar sport. Politiek, economie en internationaal nieuws gaat al te vaak aan hen voorbij. En dat is een groot democratisch probleem waar te weinig journalisten rekening mee houden.”

BDW in gesprek met ...

Brussel Deze Week ontmoet iedere week een interessante Brusselaar voor een boeiend gesprek.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Schaarbeek, Samenleving, BDW in gesprek met ...

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni