Bronnen Ukkelbeek c An Devroe

Herbronnen in Brussel: Bron van leventjes

An Devroe
© Brussel Deze Week
13/08/2014

In Ukkel, Oudergem en Jette-Ganshoren is er nog veel water en dat geeft een bronnenweelde. Mens en dier laven er zich sinds eeuwen, maar om ze vandaag te vinden moet je er soms al eeuwen wonen.

Daarom neemt Ukkelaar Leo Camerlynck ons mee naar de bron van de Groelstbeek. Eerst moeten we aan de Horzel (‘drassig’)/Bourdon langs de blootgelegde Geleytsbeek, waarop de Groelstbeek en de Kinsenbeek, echte bosbeken met bronnen in het natuurgebied Kinsendael-Kriekenput, werden aangesloten. “Er zouden weer vier soorten snoek en de vlokreeft in de Geleytsbeek gedijen, ik vraag mij af hoe die daar geraken. Het is de langste waterloop van Ukkel en hij ontspringt in Diesdelle. Op het schilderij Het feest aan de Diesdelle in aanwezigheid van de aartshertogen Albrecht en Isabella is de bron van de Geleytsbeek te zien: een vijver. Die vijver werd in de negentiende eeuw gedicht, maar de bron ontspringt nog op privégrond in de buurt van de Eiken- en de Gendarmenlaan.” De KMSK bewaren het schilderij van Denijs Van Alsloot (ca. 1570-1625/26) dat via hun website te bezichtigen is.

Even verderop in het moerassige bos van de Kinsendael tussen de Engelandstraat en de Rietstraat wandelen we langs een waterloopje, de Groelstbeek. Bij een vertakking splitst de Groelstbeek in de Kinsenbeek en de Groelst en als we over de Borreweg stappen, gutst het water heerlijk uit de bron van de Groelst ofte ‘zuiver water’.

In de De Frélaan verraadt de residentie La Source nog een andere bron. Ter hoogte van de Russische ambassade kan je een trapje afdalen naar de bron van de Ukkelbeek. Ze ontspringt aan een paal die zich vroeger op de Grote Markt bevond en die oud-burgemeester van Ukkel François de Thysebaert in 1833 naar zijn domein Zeecrabbe liet overbrengen. In de jaren 1970 kwam er door de verstedelijking en bodemvervuiling door afvalstoffen van het ziekenhuis Les Deux Alices op de Groeselenberg een eind aan eeuwen drinkwatervoorziening. De vallei van de Ukkelbeek snijdt diep in de kuiten van de vrouw die langs de Bronweg op de Groeselenberg bovenkomt, de taart die aan haar hand bengelt zal smaken.

Natuurlijke fontein
Het verhaal van Keizer Karel die zich laaft aan de Keizersbron van het Rood Klooster is nogal bekend, maar wie weet dat er nu een broedende ijsvogel hetzelfde doet? Ook de Bosgeestbron voedt de vijvers van het Rood Klooster. Sinds 1936 staat hier een bronzen beeld van de schilder René Stevens, die in 1909 De Liga van de vrienden van het Zoniënwoud oprichtte. Daarom kreeg hij de bijnaam Le Sylvain, naar een antieke bosgod. “Nu wordt ze ook de Stevensbron genoemd,” zegt Oudergemnaar Louis Schreyers: “Hij was als een van de eersten geïnteresseerd in boslandschappen en dat maakt hem een soort voorloper van de groenen.”

Schreyers wijst ons ook op de gerestaureerde fontein op de grote binnenplaats van het Rood Klooster: “De straal ontstaat natuurlijk, want de bron in het bos is hoger gelegen.” Zijn dorpsgenote Dora De Haeck vertelt hierover een anekdote: “De laatste boerenfamilie zou van deze bron hebben gedronken, de boer zelf werd 95 jaar, en het water was zo koud dat ze het konden gebruiken om de melk van hun koeien koel te houden.”

Ze leiden ons naar de bronnen van Dry Borren of Drie Fonteinen, het jachtslot van de hertogen van Brabant uit de veertiende eeuw. Enkel het woongedeelte is overgebleven en in de gevel is het zogenaamde stroperspoortje te zien uit de tijd dat de woud- en jachtmeesters er een gevangenis hadden: “Het was er te laag om rechtop te staan, en je stond er met je voeten in de modder, afschrikmiddelen voor stropers en houtdieven.”

Drie keer raden waarom het kasteel hier werd ingeplant: het water komt van tussen de wortels van de bomen tevoorschijn, zowaar op drie plaatsen.

Het vijvertje op de hoek van de Visserijstraat en de Beaulieulaan voedt de Watermaalbeek, een zijriviertje van de Woluwe. “Waar het water van die bron naartoe liep, was voor ons niet belangrijk. Wij konden daar vroeger gewoon ravotten. Dat was: óns bronneke,” zegt Schreyers. “De boer verjoeg ons steeds weer, en veertig jaar later verneem ik van zijn dochter dat dat hun enige proper water was, wat natuurlijk vertroebelde als kinderen daarin speelden. Maar discussieer eens met rakkers. Sommige van mijn vriendjes probeerden er stekelbaarsjes te vissen, wij noemden ze steikelabatjes.”

Pierre Van Nieuwenhuysen uit Ganshoren toont ons dan weer waar de bron van de Laarbeek zich situeert. In de Bosstraat in Jette volgen we dit zijbeekje van de Molenbeek een tijdje op de grens met het Vlaamse Gewest, met aan de andere kant het Laarbeekbos. Op een bepaalde plek stroomt er water uit het bos onder het wegje door: de bron(nen) bevinden zich vlakbij, in een omheinde zone omdat (brom)fietsers er voor erosiegevaar zorgden. Van Nieuwenhuysen laat ons ook nog een vreemd torentje in het Dielegembos zien. De Moeders van het Jetse Heilig Hart plaatsten hier een betonnen koker over een bron waarvan de nuntius, de latere paus Leo XIII, zou gedronken hebben.

Als voorzitter van de vzw Graafschap Jette, de heemkundige kring die actief is in heel Noordwest-Brussel, werkt Van Nieuwenhuysen momenteel aan een toponymiewerk over Molenbeek. We mogen al eens proeven van een onuitgegeven Molenbeekse borre: “Eksterenborre: de ekster duidt op een geïsoleerde plek. Vogels vind je vaak in namen van plaatsen waar er geen bewoning was en de natuur vrij spel had, soms gewoon Vogelenzang, waar je dus enkel de vogels kon horen.” En je hartslag, vertragend.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni