Het lelijke Brussel van architect Ofer Levy: 'Er is geen enkele visie'

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
26/01/2013
"Ik hou van Brussel, ik woon en werk hier graag. De stad wordt jaar na jaar ook leefbaarder, maar ze blijft helaas lelijk. Toen ik hier pas was, zei ik, bij wijze van boutade: 'De voetpaden liggen er zo kramakkelijk bij opdat de mensen niet omhoog zouden kijken en zien hoe lelijk de huizen wel zijn.' Voor elk mooi project heb je wel een abominabel lelijk; verbeteringen zijn als verse kersen op een muffe vruchtentaart. En zowel overheid als bevolking heeft boter op het hoofd." Ofer Levy is architect.

W at deze bedaagde adoptie-Brusselaar wél mooi vindt, krijg ik te zien aan Borgwal, opzij van Sint-Goriks: een renovatieproject van zijn hand.

Alleen aan het restaurant op de gelijkvloerse verdieping is niet geraakt. De toegang is zichtbaar van op de drukke horecastraat en, omgekeerd, door het concept van de toegangsdeur: een doorzichtige metalen constructie. Een hellend vlak, met fietsstallingen ingewerkt in het groen, biedt toegang tot het open hart van het wooncomplex, met onder meer een twaalf meter hoge groenmuur.

Zijn interesse voor de combinatie van architectuur en design bracht Ofer Levy uit zijn geboorteland Israël hierheen.
"Na mijn studie in Haifa heb ik enkele jaren in Israël gewerkt, maar gaandeweg groeide het verlangen om bij te studeren in het buitenland. Dat buitenland werd België, Brussel: architectuur aan La Cambre en Design Industriel. Vervolgens wou ik terugkeren naar Israël, maar het werk heeft daarover anders beslist. Pierre Blondel, de Brusselse specialist in collectieve huisvesting, heeft daarin een grote rol gespeeld: ik was eigenlijk al vertrokken, maar hij heeft me teruggehaald en hier gehouden. En nu werk ik al bijna twintig jaar met hem samen."

"Ik heb er geen spijt van dat ik gebleven ben. België is een land waar het aangenaam en rustig leven is. Het politieke klimaat is, in tegenstelling tot Israël, kalm; daaraan zie je dat dit land een echte democratische erfenis meedraagt en die ook in ere houdt. Er is wel gekissebis, het botst tussen Nederlandstaligen en Franstaligen, maar het democratisch proces is zo ingebed dat je weet dat de weg van de dialoog gevolgd zal worden, hoe lang het ook duurt. Terwijl in Israël dikwijls snel verregaande beslissingen moeten worden genomen, en noodsituaties altijd om de hoek loeren."

Groen
"Ik heb allang de dubbele nationaliteit, ik beschouw mezelf als Belg door het feit dat ik hier woon en werk, en me kan uitdrukken. Maar tegelijkertijd ben ik nog altijd sterk gehecht aan Israël. Mijn familie en mijn vrienden leven daar, ik heb er een prachtige kindertijd gehad. Het doet altijd deugd om terug te gaan, ook omdat het leven zich er voor een groot deel buiten afspeelt. Door het klimaat, door het groen."

Groen: Brussel heeft de reputatie het te zijn, maar Levy zet daar stevige vraagtekens bij. "Ik hou van de stad, van het stadsleven, maar eraan ontsnappen is al even belangrijk voor mij. Ik kom zoveel mogelijk buiten, ik kan enorm genieten van - lange - wandelingen in het Zoniënwoud. Hier in het centrum, mijn biotoop, mis ik wel degelijk groen. Alleen de Nieuwe en de Oude Graanmarkt - een heel aangename plek - zijn gesierd met bomen. Mocht men eens wat dieper nadenken over hoe Brussel er zou moeten uitzien, dan is de Oude Graanmarkt een schoolvoorbeeld: een plek die de mensen de kans geeft elkaar buiten, in de openlucht, te ontmoeten. Een goed idee zou volgens mij de aanleg van grasplaveien langs de parkeerplaatsen zijn. Doorlopende groenstroken in de straten, die als bijkomend voordeel hebben dat ze het overtollig water opvangen."

Geen leven in Elsene
"Ondanks het gebrek aan groen blijft dé charme van Brussel ongetwijfeld het centrum. Deze wijk, met de Dansaertstraat, Sint-Goriks, de Oude Graanmarkt, de Vlaamsesteenweg... Ik heb de buurt gaandeweg ten goede zien veranderen. Heel gezellig; dag en nacht kun je hier interessante mensen tegenkomen, op verschillende plaatsen. Stel je voor dat ik in Elsene zou wonen, vlak bij de ULB of zo: welk leven zou ik daar hebben buiten mijn vier muren? Leven in een stad moet betekenen dat je ook contact kunt hebben met wat er om je heen leeft - en dat kan hier. Voor mij is het centrum dan ook de enige plek om te wonen in Brussel, omdat het het enige deel van Brussel is dat echt stad is. Waar de woon- en commerciële functie hand in hand gaan, waar je ten volle kunt genieten van al de gemakken en diensten die een stad kan bieden."

"Gelukkig ben ik niet te zeer aangewezen op het openbaar vervoer. Want dat is ronduit lamentabel. Ze hebben de mond vol over het terugdringen van het autoverkeer in de stad; wel, dat kan alleen als de mensen kunnen terugvallen op een perfect openbaar vervoer, frequent, net én veilig. De mensen de zin geven om hun auto thuis te laten, het gevoel dat ze er hun voordeel mee doen. Dat doe je niet door de straten smaller te maken, want de bussen zijn daar het eerste slachtoffer van. De overheid moet eerst geven en dan pas nemen, niet omgekeerd. Ik heb al drie jaar geen auto meer. Omdat ik er geen nodig heb, omdat een auto meer een handicap dan een voordeel is in mijn situatie. En als ik er dan toch eens een nodig heb, dan kan ik nog altijd terecht bij Cambio."

"Ik ben echt wel een centrumman. Sinds zes jaar woon ik in een pand dat ik zelf heb gerenoveerd, een woning uit 1880, waar ooit de Arbeidersbank van Brussel gevestigd was. Ik kocht het als een ruïne, er was zelfs geen trap meer. Het stond barstensvol oude wasmachines en andere huishoudtoestellen, letterlijk tot aan het plafond: de restanten van een brocantezaak. Drie weken heb ik erover gedaan om het leeg te halen. Op het dak heb ik nu een stadstuin, waar ik enorm van kan genieten. Zelfs in de regen. Sindsdien maak ik er een punt van steeds groen in te werken in mijn projecten."

Ondergrondse vuilniscontainers
In zijn projecten legt Levy zijn ziel. "De urbane harmonie is een verantwoordelijkheid van de overheid. Maar ook van de burger én van de architect. Een wisselwerking tussen wat de cliënt wil en de werkethiek van de architect; een gedeelde verantwoordelijkheid. Als je ziet dat een architect het ene lelijke project na het andere aflevert, dan wil dat zeggen dat de mensen tevreden zijn over zijn werk. Daar wil ik niet in meelopen. Een goede architect moet in mijn ogen in de eerste plaats met toewijding werken, talent komt pas op de tweede plaats."

"Het tekort aan visie van de overheid, van toewijding van veel architecten, gecombineerd met een gebrek aan goede smaak van de cliënten, maakt dat er al te dikwijls vreselijke projecten tot stand komen. Het tart soms alle verbeelding. Zo is er in de buurt van de Bergensesteenweg nog niet lang geleden een gebouw opgetrokken, het lelijkste dat ik ooit heb gezien. En daar is dan ongeveer een hele wijk voor moeten sneuvelen."

"Toch is het niet allemaal kommer en kwel, er is wel degelijk vooruitgang in de kwaliteit van de architectuur, zeker in de publieke sector. In de privésector liggen de kaarten nog altijd veel minder goed. Bijvoorbeeld te pas en te onpas pvc gebruiken is ronduit stuitend."

"Ook stuitend vind ik de lacunes in het publiek beheer. De negentien Brusselse gemeenten, met elk een verregaande autonomie: het is een absurditeit die elke vooruitgang in de weg staat. Brussel is en blijft bijvoorbeeld vuil. Ondergrondse vuilniscontainers zouden een grote stap vooruit kunnen zijn, iets wat bijvoorbeeld in Amsterdam al lang een feit is. En perfect mogelijk zonder overheidsgeld, door het uit te besteden aan de privésector."

BDW in gesprek met ...

Brussel Deze Week ontmoet iedere week een interessante Brusselaar voor een boeiend gesprek.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving, BDW in gesprek met ...

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni