100jarige

‘Ik hoop dat er geen oorlogen meer komen’

Filip Van Der Elst
© Brussel Deze Week
12/08/2015

Woonzorgcentrum Pagode telt sinds vorige week een nieuwe eeuweling: Lucienne De Volder. Over haar leven, met daarin twee wereldoorlogen en een leven in West-Vlaanderen en de Vlaamse Rand, kan ze uitgebreid vertellen, ook nu haar leeftijd uit drie cijfers bestaat.

Lucienne spreekt en hoort nog goed, alleen het zicht is er met de jaren wat op achteruitgegaan. “Ik ben niet blind, maar de fijne zaken kan ik niet zien. Jammer dat ik uw aangezicht niet kan zien,” glimlacht ze. “Dat vind ik zo jammer aan het ouder worden, dat ge zoveel niet meer kunt. Vroeger fietste ik zo graag. In West-Vlaanderen fietste iedereen. Nu is het te laat om nog op de fiets te kruipen, je moet ook evenwicht hebben.”

Ze is geboren in Emelgem, een deelgemeente van Izegem, in 1915. Van de Eerste Wereldoorlog weet ze niets meer, van de naweeën wel: “We zaten bijna zes weken zonder eten. Maar we waren niet beter gewoon. We waren nog niet verwend zoals we dat nu zijn,” zegt ze over die periode. “De meeste mensen leefden in armoede. De kinderen gingen nog naar school met blokken aan hun voeten, en nochtans woonden we in de streek van de schoenen. Gelukkig was mijn vader fabrikant, dus wij hadden het iets beter. Ik kon wel schoenen aandoen (glimlacht).”

Een welgesteld gezin betekent ook dat de familie De Volder zich al snel wat meer luxe kon permitteren. “Al in 1919 had mijn vader een auto, een Maxwell. Maar zo geweldig vond ik dat niet. Hij viel iedere keer in panne. En de auto had een open dak. Dat kon je sluiten als het regende, maar dat duurde altijd zo lang dat we in de tussentijd kletsnat werden (lacht). En de vensters waren altijd aangedampt, je kon er niets door zien. Nee, dat was geen grote luxe zoals dat nu is.”

Op de vlucht
De auto deed onder meer dienst voor een belangrijke zoektocht van de familie. “Mama had een jongere broer die als soldaat is verdwenen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Jarenlang ging mijn familie met de auto op zoek naar zijn graf. Zijn naam stond gegraveerd in de Menenpoort, maar een graf heeft hij nooit gehad. Dat heeft altijd zwaar gewogen op de familie. Als je een graf hebt, dan heb je tenminste nog een aandenken. Nu was er niets meer.”

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hielp Lucienne vooral in het huishouden. “Mijn moeder was toen al overleden, dus ik hielp mijn vader. Ik zorgde voor alles,” vertelt Lucienne. “Een rare periode, plots waren we bezet gebied. Maar de Vlaming weet altijd zijn plan te trekken. We lagen niet aan de frontlinie, maar het had toch een grote impact. Iedereen werd verplicht om één slaapkamer af te staan aan Duitse soldaten.”

En zo kreeg de familie De Volder plots Duitse soldaten over de vloer. “Dat waren hele jonge jongens. We zagen ze nauwelijks, ze kwamen vooral om te slapen. Maar ze werden wel goed verzorgd. Ze waren dan wel van de vijand, maar we hadden er compassie mee.”

Bij het begin van de oorlog sloegen de Vlamingen massaal op de vlucht. Dat liet een grote indruk na op Lucienne. “Er heerste zo’n paniek, mensen werden opgejaagd. Je had dat moeten zien, ik heb oude mensen zien vluchten, met hun vrouw in de kruiwagen. En ’s avonds weenden de kindjes voor hun papfles. Het was erbarmelijk om te zien. Ze wisten allang dat het oorlog ging worden, ze hadden toch wel voorzorgen kunnen nemen?”

Ook haar eigen familie verliet Izegem en stak drie weken lang de Franse grens over. “Wij kregen ergens onderdak, maar daarna legden de boeren de ketting aan de poort. Andere mensen moesten gewoon op straat slapen, zonder eten of drinken. De straat lag vol dode mensen.”

Terwijl de familie De Volder in Frankrijk zat, werd haar geboorteplek wel meermaals gebombardeerd door de Duitsers. “Ons huis bleef gespaard, maar daarnaast was het één puinhoop. De buurvrouw hebben ze teruggevonden in het huis daarnaast, door de luchtverplaatsing. De lijken brachten ze op een kruiwagen naar het kerkhof. Ik hoop dat er geen oorlogen meer komen, niet hier en niet elders. ’t Is de moeite niet”, aldus Lucienne.

Huismoeder
Aan het einde van de oorlog verhuisde Lucienne met haar echtgenoot naar de Vlaamse Rand, omdat hij in de buurt werkte. Eerst vijf jaar in Linkebeek, daarna naar Wezembeek-Oppem. Over de meer dan zestig jaar dat ze in de Vlaamse Rand woonde, heeft ze alleen maar mooie woorden over: ”Ik had een gròte tuin, met fruitbomen. Ik kon zo genieten van in mijn tuin te wandelen en frambozen te plukken. De stad, daar moest ik niet van weten. In Brussel had ik niet kunnen wonen. Linkebeek en Wezembeek waren meer… ouderwets. Elders waren ze volop aan het herbouwen, het uitzicht van de stad veranderde helemaal. Maar bij ons niet, dat bleef allemaal mooi en open. En groot, hé. We huurden in Linkebeek een villa met een benedenverdieping en drie verdiepingen, en we woonden er alleen in.”

Niet dat ze nooit in Brussel kwam. Elke week ging ze met de tram en de bus naar het centrum van de stad, speciaal om oesters te eten. “De oesterman daar kende mij wel (lacht). Ik weet niet precies meer waar, ergens tussen de Nieuwstraat en het De Brouckèreplein.” Met een bord oesters doe je Lucienne ook nu nog een plezier. “Met veel citroen, een boterhammetje, en een glas wijn of een goeie pint. Zwijg mij ervan, ik krijg al honger door erover te spreken.”

Lucienne was heel haar leven huismoeder, en daar is ze trots op. “Als ge niet buiten uw huis werkt, hebt ge zogezegd niets gedaan. Ik heb geen respect voor de mensen die hele dag aan hun bureautje zitten te schrijven, en dan minachtend neerkijken op de huismoeders. In mijn tijd waren alle moeders huismoeder”, zegt Lucienne een tikkeltje geagiteerd. “Koken, dat deed ik het beste. En ik heb het al vroeg geleerd. Toen ik als kind naar school ging, maakte ik elke ochtend zelf mijn eitje klaar. Ik hielp mijn moeder ook met het koken. Dat gebeurde toen nog met de kachel, koken met gas ging toen nog niet.”

Dat ze al honderd jaar in leven is, kan ze zelf nog niet zo goed beseffen. “Als kind dronk ik niet graag melk. Mijn mama zei dan altijd: ‘Als ge uw melk niet drinkt, dan zijt ge een vogel voor de kat.’ Maar ik begreep die uitdrukking nooit. Een kat hadden we, maar een vogel voor die kat? Nu ja, de vogel voor de kat is honderd jaar geworden. Mama had het eens moeten weten…”

Whiskey
Woonzorgcentrum Pagode telt sinds vorige week een nieuwe eeuweling: Lucienne De Volder is net honderd geworden en is daarmee de tweede oudste bewoner van het centrum. Over haar leven, met daarin twee wereldoorlogen en een leven in West-Vlaanderen en de Vlaamse Rand, kan ze uitgebreid vertellen, ook nu haar leeftijd uit drie cijfers bestaat.

Haar geheim om de gezegende leeftijd van honderd te bereiken? “Ik heb twee wereldoorlogen meegemaakt, meneer,” zegt Lucienne kordaat. Nochtans had ze nooit gedacht dat ze zo oud zou worden. “Dat komt zonder dat ge het weet. Ik heb nooit een uur in de zetel gezeten. Altijd bezig geweest. En veel gefietst, hé.”

Verder vermijdt ze zwaar en vettig eten. En ze houdt vast aan haar glaasje Chivas Regal whisky, elke dag. “En waarom niet? Mensen zeggen “oeh, elle boit”. Duvels toch. Ze weten niet wat dat is, de onschuldige schaapjes. Ik vind dat lekker en ik ga dat niet laten.”

BDW in gesprek met ...

Brussel Deze Week ontmoet iedere week een interessante Brusselaar voor een boeiend gesprek.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Neder-Over-Heembeek, Samenleving, BDW in gesprek met ...

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni