Jacques Dujardin

Kunstenaar-imker Jacques Dujardin: 'Kunst staat ons bij in nood'

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
30/09/2015

Jacques Dujardin op de bank onder zijn nieuw kapelletje ‘Koningin der bijen’. Grotere devotie voor natuur en kunst kan de broer van Bozar-directeur Paul niet uitdrukken. Astma zette hem als kind op het pad van de plastische kunsten, dus werd hij kunstrestaurateur van beroep. “Onze grootouders waren boerkozen in Anderlecht. Tuinders, met de naam ‘du jardin’. Vandaar die lokroep naar de natuur, mijn roots als stadsmens.”

U it een Elsens slagersgezin van negen, waarvan zeven van de kinderen volwassen werden, stamt restaurateur en kunstenaar Jacques Dujardin (1956) af. “Enkel de jongste drie, waaronder onze benjamin Paul, mijn zus en ik als derde jongste, mochten verder studeren. De oudste generatie broers en zussen – er is een leeftijdsverschil van 25 jaar – bleef van school om in de slagerij te helpen. Mijn vader Joseph was afkomstig van boerkozen en werd slager in Ukkel. En vanaf 1961 in Elsene ‘mijn thuis’ in de Adolphe Buyllaan bij de ULB, waar hij de Royale overnam. Mijn grootouders uit Anderlecht werden tegen een hongerprijs onteigend. Ze kweekten groenten in de wijk Broek, waar nu de Westland Shopping staat. Maar treurden weg in een klein arbeidershuisje aan de overkant van hun afgepakte grond.”

Les van Gal
De Dujardins spraken thuis in Elsene Brussels-Vlôms. Het was de tijd dat de meisjes naar Franstalige scholen gingen, omdat er geen Nederlandstalig katholiek onderwijs in de buurt was. Jacques liep lagere school in een kleine Nederlandstalige afdeling van de Ecole Saint-Philippe de Neri (Elsene). Dujardin: “Omdat ik astmapatiënt was – hele dagen zat ik in de zetel boeken en Vlaamse Filmpjes te lezen – stuurde men mij voor drie jaar op internaat in het Zeelyceum van De Haan. Dat waren pas gouden kinderjaren!. In de eerste plaats omdat ik niet meer te pas en te onpas met de gasten moest helpen in het slagersatelier. Ik werd voor mijn astmacrisissen goed gevolgd door de dokters aan zee. Ik leef nu zonder het probleem. En het Zeelyceum had een systeem van begeleid leren en glijdend urenstelsel dat veel vrijheid bood. Je leerde er zelf verantwoordelijkheid te nemen om je vakken af te krijgen. Ik mocht bijvoorbeeld tot vijf uur tekenen volgen in een atelier in de duinen. Voor mij is aan zee de wereld van de plastische kunsten en moderne schilderkunst open gegaan.”

“Aansluitend had ik geluk dat het PMS me doorverwees naar de kunsthumaniora Sint-Lukas in Schaarbeek, waar ik les van Gal kreeg. Mijn vader stond open voor die keuze, hij was zelf amateurschilder en veel meer. Nadien heb ik vijf jaar de Academie van Schone Kunsten in de Zuidlaan gevolgd, met finaliteit Schilderkunst. Ik had thuis de deur achter me dichtgetrokken, omdat ik amper tijd had voor mijn school met het helpen in de slagerij. Ik ben dan op kot gegaan en kluste bij. Op het einde van het eerste trimester had ik geen geld meer. Toen ben ik met andere kunstenaars in de Ardennen een winkel gaan renoveren. We logeerden in een caravan. Ondertussen kon ik het schooljaar niet meer afmaken door te lange afwezigheid. Ik vond voor de rest van dat jaar een job in een beenhouwerij, nadien bij mijn broer die vaders zaak had overgenomen. Eigenlijk was het een zware jeugd, maar wel tof.”

Paneelschilderingen
Na de academie kreeg Dujardin de kans om in het restauratie-atelier Salvartes (in Leefdaal) te gaan werken. “Ik werk er als oudste in de zaak al 35 jaar, en heb er alles geleerd. Salvartes heeft een grote naam verworven; we hebben musea als klant, kerkfabrieken, kunsthandelaars en grote verzamelaars. Ik kreeg er veel te restaureren: Permeke, Delvaux, oude meesters ook. Ik heb op stukken van alle grote Belgische kunstenaars gewerkt. Zelfs Picasso en Monet.”

Maar Dujardin is voor alles en naast zijn tuin- en imkerhobby’s een plastisch artiest. “Al sinds de de kunstwereld voor me openging, ervaar ik dat kunst beoefenen teruggaan is naar de wortels van mijn cultuur. Alles ontspruit uit wat in je zit, en dat is de cultuur die je verworven hebt: dankzij thuis, de school, je omgeving, je werk. Het vormt de bagage waar je uit gaat putten om te creëren. En voor iedere kunstenaar geldt dat, vandaar de grote verschillen en de gelijkenissen. Als ik dus uit mijn culturele bagage put, dan zit daarin de ervaring met zestiende-eeuwse paneelschilderingen die in het werkatelier passeren. Dat ik bijvoorbeeld ook oude Japanse kamerschermen vol kalligrafie op papier onder handen moet nemen, of de Chinese terracotta van Zen Galerie, moet me onvrijwillig ook beïnvloeden. Ook archeologische beelden uit India en Zuid-Amerika krijgen we bij Salvartes binnen. Het verruimt allemaal de blik. De culturele bagage is één ding, nadien volgt hieruit de creatie. Al is de kunstaanpak bij mij een langdurig groeiproces geweest.”

Tweerichtingentandem
“Ik ben als stadsmens altijd gefascineerd geweest door de natuur en dat vertaalt zich in mijn kunst. Vandaar mijn kunst in, over en voor de natuur – naast Brussel ook in de Rand. Neem nu de ‘Koningin der Bijen’, voor het natuureducatief centrum Paddenbroek in Gooik, waar kinderen alles over fruitbomen en bijen leren. Het beeldje uit gebakken klei lijkt christelijk geïnspireerd door zijn vorm. Maar het heeft alles te maken met de hedendaagse maatschappij. Het was de zeshoekige bank rond die oude boom, die ik al enkele malen gezien had, die me op een nacht voor ogen kwam om er een kapelletje aan te hangen. Ik vroeg mijn Schaarbeekse vriend en dichter-columnist Steven Graauwmans om er een gedicht op te schilderen. Voor het kapelletje gebruikte ik planken van een oud eiken bed dat ik op zolder nog had staan. De madonna – ook al eens in onze christelijke cultuur ‘koningin’ genoemd – is een bijenkoningin. Als een piëtà draagt ze haar stervend kind, de bij. Bijensterfte blijkt een fenomeen te zijn van deze tijd. Al heb ik er in het Brusselse nog geen last van als imker.”

Dujardin staat ook bekend van zijn installatie in Thurn & Taxis (Parc Design), zijn bijenkorven op het dak van de Senaat en zijn deelname aan ‘L’Union fait la forme’ in Bozar. Zijn Belgo-surrealistische ‘tweerichtingentandem’ (samen met Paul Gonze), haalde pers en tv tijdens de Biënnale van Venetië. Dujardin: “Het heeft lang geduurd tot ik besefte wat me echt interesseerde als kunstenaar. Mijn grote kunstdoorbraak is er pas gekomen in 1995, met mijn tentoonstelling van kiemend graszaad in de Brusselse galerie Office d’Art Contemporain. Weer de invloed van de ‘tuinders’.” Of we zijn kunst dan als residu van iets van honderd jaar terug moeten zien? Dujardin: “Neen, het heeft te maken met onze maatschappij. Ik kijk altijd met mijn bril van stadsmens naar de natuur. Net als toen ik bij mijn grootouders de groenten zag groeien. Als kind kunnen ravotten in de natuur, was een dankbaar gegeven, besef ik nu. Het is iets wat stadskinderen vandaag moeten missen. Om het creatieve in jezelf te doen ontwaken heb je vrijheid nodig. Die krijgen kinderen in Brussel niet meer. Waar kunnen ze nog vrijuit spelen? Opgesloten in een lokaal, hun huis? Het is allemaal uiterst beperkend om hun creatieve geest te ontwikkelen. Het ontbreekt hen aan grote open ruimte, contact met de natuur – de essentie van alle leven. Bij mij is dat creatief ontluiken gestart bij het zien van werk van Rembrandt (zeventiende eeuw) en van abstract-expressionist Chaïm Soutine (negentiende eeuw). In combinatie met wat ik thuis zag, in de slagerij, onstproten de ideeën. Voor mijn laatste opleidingsjaar maakte ik grote compositieschilderijen over hangend vlees in het Slachthuis van Anderlecht. Vandaag zou je dat de inspiratiecontext van Berlinde De Bruyckere noemen. Van daaruit ben ik meer naar het vegetale gegaan, met zaden. Bekijk met microfotografie maar eens de schoonheid van allerhande zaden. Nadien ben ik datzelfde graszaad in de verf gaan mengen. En later heb ik dat ook zo laten kiemen onder glas, meteen goed voor mijn eerste belangrijke expositie in Office d’Art Contemporain (Lakensestraat).”

Bruegelproject
Terug naar de bij en Dujardins kunst die het diertje bijstaat. Dujardin: “De bijen hebben het nog goed in Brussel en de groene Rand. Ze vinden er veel voedsel. Als je een luchtfoto van Brussel bekijkt, zie je heel veel tuintjes. Enkel Sint-Gillis, met zijn industrieel verleden van ateliers op het terrein achter het woonpand, ziet er minder groen uit. Schaarbeek en Elsene bulken van de private tuinen. Het probleem is dat er te veel promotie wordt gemaakt over honingbijen houden in Brussel. Alsmaar meer kasten zetten, betekent een verdrukking van de wilde bij. Die wilde bijen, die dankzij hun andere anatomie (langere tong, speciale tong,.. , red.) andere bloemen en planten kunnen bestuiven, zijn evenzeer nodig voor de natuur. Een gezond evenwicht tussen de soorten bijen blijft essentieel.”

Mijn volgend kunstwerk wordt een bijdrage tot het Bruegelproject (in de Rand). Bijen en imkers komen voor in Bruegels schilderijen. Na vijfhonderd jaar zie ik dat de imker die toen de natuur van dienst was, vandaag zijn korf probeert te beschermen. Hij moet met de laatste bijenkast vertrekken, als een astronaut naar de maan. Een soort van vlucht naar een andere wereld, om de natuur te redden. Ik denk eraan om een volgend werk te maken, vertrekkend van een imker die met zijn bijenkorf vertrekt. Mijn imker zou als een astronaut met zijn bijen naar de maan vertrekken of zo. Een signaal dat de natuur elders leven moet gaan zoeken, want dat het hier voorbij is.”

BDW in gesprek met ...

Brussel Deze Week ontmoet iedere week een interessante Brusselaar voor een boeiend gesprek.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving, BDW in gesprek met ...

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni