Lawaai in de stad: op stap met de geluidsexpert

Bram Van Renterghem
© BRUZZ
25/01/2017

Brussel is een luidruchtige stad. Voor velen is dat lawaai een bron van ergernis, anderen vinden het gewoon bij de stad horen. Een effect heeft het op ons allemaal, zelfs al zijn we ons daar niet van bewust. Bruzz ging met geluidsspecialist Dick Botteldooren op vijf plaatsen decibels meten.

Afspraak met professor Dick Botteldooren ’s morgens aan het Zuidstation. Hij is hoofd van de onderzoeksgroep Akoestiek aan de Universiteit Gent, en specialiseert zich in geluidsoverlast. Hij heeft een decibelmeter mee, al beklemtoont hij dat decibels maar het halve verhaal zijn. Veel meer nog gebruikt hij zijn oren om het Brusselse geluidslandschap in kaart te brengen. Het interview verloopt in eerste instantie dan ook wat stroef, want met elke vraag die ik stel, verstoor ik dat landschap.

“Er zijn drie soorten geluid,” somt Botteldooren op. “Natuurgeluiden, die door westerlingen altijd als positief worden ervaren, menselijke geluiden zoals stemmen, die we soms positief en soms negatief waarderen – denk aan een overvol terras - en mechanische geluiden, die we altijd als negatief ervaren.”

Meetpunt 1: Beursplein
Die mechanische geluiden wachten ons op aan het Beursplein. Twee kranen graven er het wegdek af, en maken een helse herrie. “Misschien toch niet zo representatief”, oordeelt Botteldooren, en we gaan de hoek om, de Ortsstraat in, waar we voor de ingang van de Beursschouwburg voor het eerst de decibelmeter de trillende lucht in steken.

De eerste minuut meten we gemiddeld 60 dB(A), met de A van Adapted, of aangepast aan het menselijke gehoor. “Voor een stedelijke omgeving is dat perfect,” zegt Botteldooren. De tweede keer wijst het schermpje 70 dB(A) aan, tien keer zoveel energie, en door mensen grofweg dubbel zo luid ervaren.

“Dat is al te veel,” klinkt het. Tegelijk nuanceert hij het cijfer. Ondanks de 70 decibel komt deze straat als relatief stil over - met af en toe een auto, zoals daarnet met piepende riem - die de stilte verstoort. Eerste les: niet het gemiddelde vormt onze indruk, maar het geluid dat continu aanwezig is.

Terug uit de voetgangerzone valt het lawaai van auto’s meteen op. Opvallend: een dieselwagen is maar 1 decibel luider dan een benzinewagen, en dan nog alleen bij snelheden lager dan 60 kilometer per uur. Daarboven zijn het vooral de banden op het wegdek die je hoort. “Maar het is de klank van de auto, dat kloppende geluid van een diesel dat als storender ervaren wordt,” verklaart Botteldooren.

Elektrische wagens zijn dan weer zo stil dat beleidsmakers eraan denken een geluidssignaal toe te voegen, zodat je de wagen hoort komen. “Onzin,” vindt Botteldooren. “Het doet me erg denken aan toen auto’s aan het eind van de straat met een vlag werden aangekondigd, uit angst dat mensen de snelheid niet konden inschatten. Mensen passen zich wel aan.”

Meetpunt 2: Josaphatpark
We komen aan bij het Josaphatpark, in Schaarbeek. “Aha, reliëf!” zegt de professor opgetogen. “Altijd interessant.”

En inderdaad is het een vreemde ervaring om, op het geluid lettend, in het park af te dalen. Het is alsof je uit een wolk van lawaai stapt, waardoor je plots heel andere dingen hoort: onze voetstappen op het grind, de fluitende vogels, de gemeentewerkers in de verte of het belletje-bij-vertrek van tram 7.

Ook de vliegtuigen, die vandaag vrij hoog zitten, horen we nu pas. “Weet je wat een stiltegebied is?” vraagt de professor monkelend. “Een gebied waar je de vliegtuigen hoort.”

Beneden in het park meten we de eerste minuut gemiddeld 53 dB(A), de tweede keer 50 dB(A). “Niet bijzonder stil voor een park, maar toch tien decibel stiller dan in de stad,” zegt Botteldooren. “Dat komt door de begroeide bodem, die het geluid absorbeert. En doordat de rand van de helling het lager gelegen gedeelte voor een stuk afschermt.”

Wil een park rustgevend zijn, dan is stilte onontbeerlijk. Dat zegt ook Dirk Avonts, huisarts in Antwerpen, die ik daags nadien opbel om meer te weten te komen over het effect van lawaai op gezondheid.

“De nabijheid van een park heeft een beschermend effect tegen een hartinfarct, te vergelijken met een cholesterolpil,” zegt Avonts. Het auditieve en het visuele van een park hangen daarbij samen, al verschilt dat van persoon tot persoon.

“Sommige mensen horen er als het ware ‘naast’, anderen mijden luide parken, zoals het park tussen het parlement en het paleis, dat visueel wel mooi is ingericht, maar door de vele auto’s errond niet de oase van rust is die ze zoeken.”

De oplossing zit in een omkering van de inrichting, zegt Botteldooren. In sommige parken in Londen bouwt men de huizen nu tussen de weg en het park. Het park is dan een soort binnentuin, waarbij de gebouwen erg goed tegen het straatlawaai beschermen.

Meetpunt 3: Jean Volderslaan – achterkant

geluidsmeter BRUZZ 1555
Dat is het geval op het derde meetpunt, de achterkant van mijn appartement in de Jean Volderslaan. De slaapkamer geeft er uit op een binnenplaats, omgeven door hoge huizen. Met het raam open meten we 44 dB(A). “Typisch voor een binnentuin,” zegt Botteldooren.

Of dat luid is, hangt af van hoeveel lawaai je zelf maakt. “Daarom is het belangrijk dat het ’s nachts stil is,” zegt dokter Avonts.

“Mensen hebben ook nood aan een pauze, om te recupereren van de dag. Slapen is mogelijk bij 44 decibel, maar je slaapt wel degelijk slechter. Het oor is namelijk het enige zintuig dat nog aanstaat, en bij elk geluid, zegt je lichaam: ‘Hé pas op, hé pas op.’ Het is een alertheid in je hersenen die je klaarmaakt om te vechten of te vluchten.”

De effecten zijn er dan ook naar. Onvermijdelijk gaan je hartslag en bloeddruk omhoog, en wordt er meer cortisol aangemaakt. Op lange termijn kampen mensen met aandachtsstoornissen en een verhoogde kans op een hartinfarct. Bij aanhoudend lawaai boven de 70 decibel stelt men zelfs cognitieve achteruitgang vast.

Om die redenen schuift de Wereldgezondheidsorganistie de nachtelijke norm van maximaal 40 dB(A) naar voren, wat volgens Avonts bijna nergens in Vlaanderen en Brussel gehaald wordt.

“Mensen lossen dat op door met hun raam dicht te slapen,” zegt hij. “Maar onderzoek toont aan dat iedereen overal ter wereld eigenlijk met het raam open wil slapen. Mijn persoonlijke hypothese is dat je dan onbewust ook kunt horen tot hoe ver het stil is, waardoor je rustiger slaapt.”

Meetpunt 4: Jean Volderslaan – voorkant

Voor de vierde meting begeven we ons naar de plek waar ik me dagelijks erger aan alle lawaai: mijn woonkamer, gelegen aan de door buslijn 48 bediende Jean Volderslaan. “Een typisch voorbeeld van een diffuse canyon”, zegt Botteldooren. “De huizen kaatsen het geluid terug, maar de balkonnetjes en portieken breken die terugkaatsing.”

De professor klapt een paar keer luid in de handen, en we horen inderdaad een galm. “De straat is het luidst op de zesde of zevende verdieping,” zegt hij. “Daarna neemt het weer af.”

Met het raam dicht wijst de decibelmeter 36,7 dB(A) aan, de tweede keer is dat 36,4 dB(A), volgens Dirk Avonts stiller dan een auditorium van driehonderd mensen die zich zo stil mogelijk proberen te houden. “En u stoort zich hieraan?” vraagt professor Botteldooren. Ik verzeker hem dat ik het nog nooit zo stil heb geweten.

We zetten het raam open en het lawaai rolt de woonkamer binnen. Botteldooren is verrast. “Goed isolerende ramen,” klinkt het. De eerste minuut meten we 69 dB(A), met een piek van 91 wanneer een ambulance voorbijrijdt. De tweede keer is dat gemiddeld 52 dB(A). “Een niet zo lawaaierige straat,” besluit Botteldooren.

Ligt het dan aan mij? “Wellicht,” zegt dokter Avonts. “Eén derde van de bevolking is minder gevoelig voor lawaai, één derde is neutraal en één derde is hypergevoelig. Dat verschil is genetisch, het zit in de familie. Al kun je ook gevoeliger worden na een lange blootstelling aan geluid.”

Mensen gaan daar ook verschillend mee om. “Sommigen leren er ‘naast’ te horen. Anderen gaan net op dat lawaai beginnen te letten, wat in de hersenen hezelfde mechanisme is als piekeren. Als je dat doet, geraak je er bijna niet meer uit.”

Een en ander heeft ook te maken met de bron van het geluid. Zo verdraagt men overal ter wereld eenzelfde lawaainiveau beter van een trein dan van wagens en dat van wagens beter dan van een vliegtuig.

“Dat heeft te maken met de voorspelbaarheid,” zegt Botteldooren. “Het lawaai van een trein is regelmatig, en je weet dat het ook weer over gaat.” Avonts voegt daar nog aan toe dat bij vliegtuigen het lawaai van overal lijkt te komen, terwijl dat bij treinen en in mindere mate ook auto’s, makkelijker te lokaliseren is. En dat brengt rust.

Meetpunt 5: Waterloose Steenweg
We sluiten onze geluidstour af met een meting in de Waterloose Steenweg, een typische, drukke steenweg. De decibelmeter geeft eerst 65,5, dan 68 dB(A), met een piek van 90 decibel wanneer een bus voorbijrijdt. “Het laagfrequent geluid (het ‘grommen’, red) van een stadbus is een probleem omdat je daartegen weinig kunt isoleren,” zegt Botteldooren.

Maar ook de gemiddelde gevelbelasting, in deze straat boven de 65, is niet zo gezond. “De richtlijn van 65 dB(A) overdag, mag voor mij naar beneden,” zegt Avonts. “Dat is voor de gemiddelde mens."

"Maar de oudere, kwetsbare mensen, of de chronische pijnlijders zijn veel gevoeliger voor de negatieve gevolgen van lawaai, met een verhoogde kans op diabetes of een hartinfarct tot gevolg. Die norm mag gerust omlaag, want wat goed is voor hen, is ook goed voor de gemiddelde mens.”

En voor de hypergevoeligen.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni