Nathalie Uffner, theaterdirecteur: ‘Van karperkoppen eten word je slim’

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
22/10/2014

De grootste lachscène van Brussel, het Théâtre de la Toison d'Or (TTO), bestaat in november twintig jaar. Komedies als 'Cendrillon, ce macho' - schromelijk doodgezwegen door Vlaamse media - haalden er reprises en reprises tot 40.000 toeschouwers. Voor Nathalie Uffner, oprichter en regisseur-actrice van het private TTO, blijft humor de beste saus in de levenskeuken. Het bewijs: vorige donderdag kwam haar hilarisch joods kookboek uit, een schalkse herbronning van een joodse 'kiekenfretter' die bovenal 'Gefilte Fish' en bagels lust.

Wat bijna twintig jaar onder het stof lag als cinemazaal in de Guldenvliesgalerij, blies Nathalie Uffner (°1962) in 1994 nieuw leven in. Een achterinzaal met bioscoopzetels ‘faceliften’ tot een toneelhuis, en al je spaarcentjes riskeren, je moet het durven. Maar Uffner – toen al succesvol actrice, gepassioneerd door komedie - had feeling voor commercie. En haar man Albert, ging er honderd procent in mee. “Na mijn acteuropleiding in het Conservatoire in Brussel, debuteerde ik in het cafétheater La Samaritaine. Mijn ouders waren al blij dat ik als slechte leerling van het Athenée Gatti de Gamond, iets verder studeerde, ongeacht wat. En zelf dacht ik toen dat ik tot niets anders dan acteren in staat was. Eens afgestudeerd kon ik mezelf definiëren als atypisch en allesbehalve klassiek speler. In grote theaterhuizen, zeg maar ‘les institutions’, kon ik zo dus niet terecht. Maar mijn eerste one-womanshow in La Samaritaine sloeg aan. Ook het tweede stuk viel in de smaak. Ik bracht en bewerkte vanalles, zoals van de Franse scenarist Roland Topor. En het publiek kwam terug, speciaal voor mij. Komedie bleek duidelijk in mijn jas te zitten. Toen ik als dertiger mijn man Albert leerde kennen, een zakenman die wel eens voor zijn plezier een toneeladaptatie schreef, dachten we dat een eigen zaal wel zou draaien. Want elke komedie die ik bracht deed het nu eenmaal. Met mijn jeugdvriendin Sylvie Rager (nu zakelijk leider TTO), twee andere partners en mijn man en ik, vonden we de Cinéma Clichy (als Pathé-zaal in de voormalige Galerie Coloniale ontstaan, red.). De zaal was al sinds midden jaren 1970 dicht. Mijn joodse ouders, uit Sint-Agatha-Berchem, kenden de eigenaar goed. Ze hadden zelf een kwarteeuw lang in dezelfde galerie een droogkuis van leder- en bontjassen gehouden. Zo hebben we de zaal eerst zeer democratisch achttien jaar kunnen huren, sinds twee jaar is ze van ons.”

Poolse voorvaderen
Als we naar haar kindertijd polsen, stranden we in het joodse oorlogsverhaal ‘des huizes’. Uffner: “Mijn beide grootvaders werden gedeporteerd in de Tweede Wereldoorlog, en mijn ouders waren zelf ‘verborgen kinderen’. Mijn moeder werd verstopt in een klooster in de buurt van Luik. Mijn vader kon in Brussel blijven, maar werd onder meer verstopt op een zolderkamer van een bordeel. Ze hebben me vrijzinnig opgevoed in de joodse cultuur. Daarmee bedoel ik dat de echte joodse feesten geen deel uitmaken van mijn jeugd. Daar deden we pas aan mee toen mijn zus met een jood trouwde; we vierden thuis eerder Sinterklaas en kerst. Het culturele bad zat hem eerder in zaken als het onderhouden van het Jiddisch – mijn vijf jaar oudere zus en ik verstonden dat als kind niet, en zo konden mijn ouders zaken vertellen die de kinderen niet aanbelangden. En er was natuurlijk de Pools-Joodse keuken, die ondanks het feit dat mijn ouders Belgen waren, van moeder op moeder overgeleverd. Ook de ‘historische belasting’ maakte deel uit van onze opvoeding, de oorlog was in de jaren 1960 nog een recent gegeven. Ik voelde dit verleden aan als iets ‘zwaar’ om te dragen. Mijn grootmoeder, wiens hypergelovige ouders in een Poolse sjtetl hadden gewoond, zei vaak: ‘Hoe wil je dat we nog in een God geloven, na wat ons overkomen is.’ Die trauma’s hebben het geloof de hamerslag bezorgd; na de oorlog haakten heel wat Joden af van God; wat ik niet slechter vind.”

Mijn groene thee wordt koud. Dan maar terug over het TTO, Uffners eigen kind. “Van zodra ik de zaal had, dacht ik dat het beter was om iets te programmeren waarin ik uitblonk. Dus werden het komedies. Bizar genoeg bleek er in Brussel amper nog iets over van de cabaret- en komedietraditie. Terwijl Parijs daar altijd al in uitblonk. Dus hebben we het spreekwoordelijke gat in deze ‘editoriale lijn’ gevuld, en snel wist het publiek dat deze zaal gespecialiseerd was in ‘de lach’. Het werd en is een adres voor amusement en vermaak, in alle betekenissen, maar nooit burlesk. Ieder jaar boekte ik één of twee fenomenale kaskrakers. Maar stukken als ‘Bossemans et Coppenolle’ hield ik afzijdig. Onze producties zijn eerder excentriek te gek, bien décalé quoi. En dat slaat aan. Terwijl Wallonië pas nu rijp is om over en met homo’s te lachen, bijvoorbeeld. Neem nu Cendrillon, ce macho van Sébastien Ministru. Het stuk heeft een humorgenre dat heel breed gaat, want het homohuwelijk wordt er op hilarische wijze getolereerd. Wij zijn trouwens de eerste die gay-theaterstukken aan de band hebben opgevoerd. Een verhaal als Cendrillon, ce macho bleek in Frankrijk nog een haar in de boter, terwijl hier over het homohuwelijk goed kon gelachen worden. We zouden dit stuk echt seizoenen (nu vijf al, red.) op het podium kunnen houden, zoals in Londen gebeurt, want onze zaal van 220 zitjes haalde er al 40.000 toeschouwers voor. Voor het eerst trekken we er nu mee naar Wallonië; zoals gezegd waren ze er ginds niet eerder rijp voor.”

Gay en goj
Het valt op dat Ministru wel vaak de affiche siert met zijn stukken – hoe valt dat te rijmen? Uffner: “Mijn ontmoeting met de journalist van Moustique was determinerend voor mijn carrière en huisstijl. Als criticus kwam hij regelmatig kijken, en hij lachte zich altijd een bult. We dronken achteraf iets, en ik ontdekte in hem een superintelligent man met een fijne pen. Op een dag vroeg ik hem dan ook om een stuk te schrijven, en we scoorden direct met Hommard, ou ça? (over een kreng van een hoofdredactrice van een modeblad, die met een kreeft op haar hoofd rondloopt, red.). Dat was nog vooraleer een gelijkaardig verhaal en de film The Devil wears Prada uitkwam. Voor Brussel hebben we de toon gezet in dit genre, dat gelijktijdig gay en grappig kon zijn. Nadien heeft Sébastien iedere twee jaar een toneelstuk voor mij geschreven, waarvoor ik de regie deed. Het klikt tussen ons.”

Hoe moeten we die ‘Belgische’ of Franstalig-Brusselse humor verstaan? Uffner: “Het is een soort humor dat zich niet ernstig neemt, en nooit vulgair wordt. In dat opzicht is onze humor eleganter dan die in Frankrijk, die zich au sérieux neemt. Joodse humor gebruik ik niet in de programmatie, maar ze maakt wel deel uit van mijn leven. Ik herken het soort zelfspot, zoals in de film Histoires d’Amérique van Chantal Akerman (ook van Pools-Belgische Joodse origine, red.), waarin ze oude Joden uit New York verhalen laat vertellen met een vreemde kwinkslag. Humor helpt om het leven te verdragen, zeker als het zwaar is en moeilijk. Ik begrijp sinistere mensen niet, of zij die zich ernstig nemen. Vaak lachen ze enkel om iets te verbergen. Ik lach alleszins niet om miserie te verbergen. Bij mij hoort het bij het evenwicht dat het leven nodig heeft.”

En dan het nieuwe kookboek La cuisine juive expliquée à mon ami goy (Goj betekent ‘niet-Jood’, red.). “Ik ben dol op kokkerellen en eten. Al tien jaar droom ik van een receptenprogramma of –boek, maar de juiste combinatie humor, Joodse clichés en typische recepten bleek de juiste match. Sébastien heeft me hierin geholpen, om mijn keuken als het ware aan hem uit te leggen. De recepten komen van overal, zelfs van mijn joodse familie. Mijn grootmoeder zei altijd: ‘je moet karperkoppen eten, daar word je slim van’. En mijn moeder eet dat nog. In dit boek grap ik met de clichés, zoals met de dikgevoederde joodse zonen of de weinig esthetische look van de Poolse gerechten. Als je zo een vieze schotel ziet, zonder kleur, heb je zin om te wenen. (roept) Maar: ik hou van die keuken van mijn jeugd! We creëerden onze eigen artisanale proefstudio. Ik liet mijn vrienden allemaal een schotel maken, en we kwamen dit samen op één weekend proeven. Meteen zijn ook alle foto’s genomen, op de meest gekke achtergronden. Ik vond het gewoon een grappige ervaring, zonder verdere bedoelingen. Trouwens, alleen al kijken naar de schotels doet je verdikken.”

BDW in gesprek met ...

Brussel Deze Week ontmoet iedere week een interessante Brusselaar voor een boeiend gesprek.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Elsene , Samenleving , Podium , BDW in gesprek met ...

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni