Menu

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni
dierenarts Baert

'Stadsdieren vaak enige remedie tegen eenzaamheid’

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
13/11/2013

“Dieren in de grootstad, het blijft iets wonderlijks. Een hond, een kat, een cavia: voor veel ouden van dagen is het de enige remedie tegen eenzaamheid. Roerend hoe de wederzijdse aanhankelijkheid mensen helpt de dag door te komen; hartbrekend telkens je een trouwe metgezel moet doen inslapen. De laatste stap naar de echte eenzaamheid. Omdat die oudjes het niet meer aandurven opnieuw een dier in huis te halen.” Dokter Baert is dierenarts in Jette.

O p de glanzende naamplaat naast de voordeur lees ik ‘I. Baert’. I? Dokter Baert lacht: “Toen vader me ging inschrijven in het bevolkingsregister is er blijkbaar een spraakverwarring gerezen. Hij wilde me Yanick noemen, om de een of andere reden is de naam Ia-Yanick uit de bus gekomen. Maar dat ga ik niet afficheren.”

Acht was dokter Baert toen ze met haar ouders in Brussel kwam wonen. “Mijn vader gaf hier les in het technisch onderwijs. Voor hem was het pendelen eindelijk voorbij. Voor mij was het een schok. Ik was gewend aan een gezapige leven in Deinze. Plots passeerde een trein aan de voordeur en een tram aan de achterdeur. Een kabaal, schrikwekkend.” Een tweede aanpassing was de taal. Haar eerste twee jaren van de lagere school had de klein Ia-Yanick – zeg toch maar Yanick – in het Nederlandstalig onderwijs gelopen. Brussel betekende Franstalig onderwijs.

“Daardoor is mijn Nederlands langzamerhand ondergesneeuwd geraakt. Tja, die taal, het is steeds iets geweest bij ons. Mijn vader was Franstalig, hardnekkig, mijn moeder Nederlandstalig. Thuis sprak ze Nederlands met mij, ik antwoordde steevast in het Frans. Enkel met mijn grootouders sprak ik nog Nederlands, maar dat is na hun overlijden weggevallen. Nu tracht ik de draad weer op te pikken. Onder meer door het lezen van Knack. Niet simpel, het is niet bepaald de basistaal die in de artikels wordt gehanteerd. Maar ik doe mijn best, zet door. Verplicht zelfs mijn Nederlandstalige klanten te antwoorden in het Nederlands.”

Libelle-Rosita
Was er de spraakverwarring thuis, verward over wat ze later zou worden was de kleine Yanick niet. Amper elf wist ze al dat het dierenarts zou worden. “Door een artikel in Libelle-Rosita, waarop mijn moeder was geabonneerd. Een artikel over de eerste vrouwelijke Belgische dierenarts. Gespecialiseerd in varkens. Gefascineerd was ik, liet me volledig meeslepen: ‘Dit wil ik later ook worden!’ Mocht ik het mogen overdoen, ik zou voor krek hetzelfde kiezen. Afgezien van enkele details dan.”

“Mijn diploma heb ik behaald aan de Veeartsenijschool van Kuregem. Gereputeerd, helaas ter ziele gegaan. Kort daarop heb ik me hier in Jette gevestigd. Gebruikmakend van het recht op een hypothecaire lening voor gediplomeerden. Dat is ondertussen alweer compleet verleden tijd. Daar aan de Veeartsenijschool heb ik ook mijn man leren kennen. Mijn man die zich aanvankelijk meer aangetrokken voelde tot het noorden van Frankrijk. Douai. Omdat er toentertijd meer werk was. Maar het was wel het kale, het harde noorden. De boeren daar: nog echt boer, een gesloten volkje. Vier maanden later stond hij hier al terug. Gelukkig maar dat ik al die tijd een been in Brussel had gehouden.”

“Een verhuis is er nooit van gekomen, neen. Mede omdat ik hier mijn praktijk heb opgebouwd: pendelen, ik zie het niet zitten. We hebben ook een buitenverblijf in Ittre, Waals-Brabant. Ideaal, we hebben ons leven hier in Brussel, als we even willen ontsnappen is er de natuur. Al zou mijn man het liefst van al op het platteland gaan wonen. Maar ik verkies de stad. Met al haar voor- en nadelen. Met onze twee zonen, Florent en Jerome, is het dan weer andere koek. Zij zijn niet bepaald fan. Om de eenvoudige reden dat ze allebei al verschillende keren het slachtoffer zijn geworden van agressie in de metro. Agressie, een probleem dat met de jaren almaar meer aan het groeien is in Brussel. Ik heb veel vrienden bij de hondenbrigade van Laken, zij kunnen het alleen maar beamen.”

“Maar ikzelf blijf van Brussel houden. De problemen neem ik erbij. En problemen, die zijn er genoeg. Zo wordt het voor mij steeds moeilijker om bezoeken aan huis te doen. Bij bejaarde mensen die niet tot hier kunnen komen. Gewoonweg omdat ik geen parkeerplaats meer vind. Nog zoiets: toen ik hier net kwam piepen, kende in de straat iedereen elkaar. Een beetje als in een dorp. Nu heb ik een overbuur die ik zelfs nog niet heb gezien. Een tiental jaar geleden hebben we met zijn allen twee keer een straatfeest gehouden. Een ideale manier om het ijs te breken. Beetje bij beetje is het verwaterd, net zoals de rest.”

Steun in moeilijke dagen
Wat gebleven is, is dokter Baert als toeverlaat voor mensen met een huisdier. “Ik hou van mijn beroep. Van het feit dat ik onafhankelijk ben. De afwisseling ook. De afwisseling die een huisarts in mijn ogen niet heeft. Bloed afnemen, röntgenfoto’s nemen, kleine chirurgische ingrepen, laboratoriumonderzoek, inentingen... Het blijft variërend, steeds weer. Dan is er ook nog de gemeenschappelijke bezorgdheid om een dier: sociale lijm. Opvallend hoe de mensen hier al snel met elkaar beginnen te praten vanaf het moment dat ze in de wachtkamer zitten. Een spontane gezelligheid, door de aanwezigheid van de dieren. Helemaal anders dan bij de huisarts, waar de mensen nauwelijks of niet met elkaar spreken in de wachtkamer. Een dier, het is en blijft iets wonderlijks. Loop ermee over straat en algauw heb je contact met andere mensen. Ook het contact met de collega’s is verrijkend. Er komen steeds meer specialisten bij, de uitwisseling van informatie is boeiend, verrijkend. Mede daardoor heb ik de indruk dat dit een beroep is waarin je doorlopend kan evolueren.”

“Ikzelf hou me uitsluitend bezig met kleine dieren. Honden, katten, konijnen, vogels, cavia’s... Al is het met die laatste oppassen voor mij, omdat ik allergisch ben. Een cavia, ik moet zo’n schat letterlijk aanpakken met handschoenen aan en een masker op. Anders blaas ik binnen de kortste keren op als een ballon. Dat kleine dieren mijn specialiteit zijn, heeft ook te maken met het feit dat ik een vrouw ben en dan nog niet van de grootste. Ik denk niet dat ik dezelfde carrière had kunnen uitbouwen als veearts, al had ik het wel graag gedaan. Omdat het werk voor ‘mannen’ is: een veehouder wiens drachtige koe of paard moet bevallen, ziet nu eenmaal liever een stoere man verschijnen dan een frêle vrouw van om en bij de meter vijftig. Had het misschien kunnen zijn, het is nooit geweest. Ondertussen heb ik me volledig gesetteld met wat ik doe.”

“Mooi ook om zien, dag in dag uit, die rol van steun in moeilijke dagen door dieren. Voor bejaarden, voor mensen die alleen zijn. Roerend hoe hun kat, hun hond – de wederzijdse aanhankelijkheid – helpt de dag door te komen. Maar het afscheid, hard, steeds weer. Voor hen, steeds, voor mij, meer dan eens. Benevens de bejaarden zijn er onder meer diegenen die hun toevlucht nemen tot dieren, liever dan tot andere lui. Voor het merendeel mensen met weinig of geen financiële mogelijkheden. Terwijl een dier houden geld kost. Toch doen ze het. Misschien wel omdat het ondanks alles een middel is om zich toch nuttig te maken binnen de maatschappij. Zich nuttig te voelen en niet een grote nul.”

“Wat ik steeds meer vaststel, is dat klanten de rekening niet in één keer kunnen betalen. De mensen komen toch omdat ze zich niet te fier voelen om een beroep te doen op de Prins Laurent Stichting, waar ze gratis zorg kunnen krijgen voor hun dier. Die verstrek ik vaak wanneer het gaat om zwerfkatten. Gratis castratie, gratis steriliseren. Omdat het nuttig is. Met dank aan de mensen die zich volledig vrijwillig bezighouden met het zoeken en brengen van zo’n katten en ze dan weer in hun habitat te zetten.”

De hele reeks nalezen?www.brusselnieuws.be/ingesprekmet

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Jette , Samenleving