Stijn Oosterlynck over zin en onzin van sociale mix: 'Gebruik middenklasse niet als buffer'

Christophe Degreef, Danny Vileyn
© Brussel Deze Week
28/02/2013
De publieke ruimte is een openluchtklas om te oefenen in burgerschap, zegt socioloog Stijn Oosterlynck. De Antwerpse academicus voert onderzoek naar armoede, steden en steedse conflicten. Naïef over sociale vermenging is hij echter niet. "Het is niet omdat mensen naast elkaar wonen dat ze ook met elkaar praten."

D e reportage Femme de la rue van Sofie Peeters heeft het helder samengevat: stedelijk samenleven is geen evidentie. Toch gelooft Stijn Oosterlynck in een openbare ruimte waar alle sociale en etnische groepen hun ding kunnen doen. En dus ook kortgerokte vrouwen, en homo's die hand in hand lopen.
Sociale mix op wijkniveau is sinds het midden van de jaren 90 de geloofsbelijdenis van stedelijke politici van velerlei pluimage. Een illusie?

Werkt de sociale mix in de stad? Of maken politici ons blaasjes wijs met hun discours en projecten?
Stijn Oosterlynck: "Als je kijkt naar de argumenten pro sociale mix, dan merk je doorheen de jaren een constante. In de 19e eeuw, wanneer je een grote migratiebeweging van het platteland naar de stad had, waren er drie argumenten voor een sociale vermenging. Het eerste argument was dat van de burgerij. 'Als al die arme arbeiders bij elkaar zitten, dan wordt dat gevaarlijk, die jutten elkaar op en zullen rechten proberen afdwingen.' Ook vandaag heeft men schrik van de concentratie van mensen in armoede, dikwijls dan nog eens van niet-Europese origine, in achtergestelde buurten. In plaats van de armoede te bestrijden proberen beleidsmakers die concentratie tegen te gaan door sociale mix, in de hoop zo de sociale spanningen in die wijken te beheersen."

Maar ook sociale hervormers waren voorstander.
Oosterlynck: "Een tweede argument, dat van de sociale hervormers, was dat de verpauperde arbeidersklasse rolmodellen nodig had. 'Want ze leven niet hygiënisch, ze drinken te veel en hun kinderen spelen te veel op straat.' En dus moest er een burgerlijke moraal aangekweekt worden. Er moesten geslaagde mensen tussen arbeiders wonen om hen voor te houden dat je omhoog kon in het leven. Bovendien zou dit persoonlijk contact tussen leden van verschillende sociale klassen de sociale samenhang in de bredere samenleving ten goede komen."

"Een derde argument ten slotte was dat arbeiders die in een wijk woonden elkaar naar beneden trokken. Dus hadden ze een meer divers sociaal netwerk nodig, dat hen toegang gaf tot jobs en informatie over onderwijs. De middenklasse in de wijk kon die hen bieden, aldus de voorstanders van sociale mix. Die drie argumenten zijn dezelfde doorheen de geschiedenis, en worden vandaag ook nog gebruikt."
"Het enige verschil is dat de migranten vandaag van veel verder komen en er dus een grotere culturele afstand bestaat tussen de nieuwkomers en de al aanwezige inwoners."

Is dit hoe sociale mix in de praktijk werkt?
Oosterlynck: "Nee, heel wat wetenschappelijk onderzoek toont aan dat sociale mix niet de effecten heeft waarin beleidsmakers geloven. Het is niet omdat mensen naast elkaar wonen, dat ze ook contact met elkaar leggen. Integendeel, mensen leggen en onderhouden vooral contact met leden van dezelfde sociale klasse of etnische groep. Uit onderzoek blijkt dan ook dat bewoners van sociaal gemengde wijken niet noodzakelijk meer diverse sociale netwerken hebben."

"Het is juist dat jongeren gevoelig zijn voor rolmodellen, maar ook hier is weinig bewijs voor de voordelen van sociale mix. De dertienjarige Marokkaanse Brusselaar uit een kansarm gezin kijkt misschien op naar een oudere die zijn geld verdient met drugshandel omdat hij meent dat hij toch geen plaats zal krijgen in de reguliere samenleving. Alleen kan je daar niet uit afleiden dat het binnenbrengen van de middenklasse andere rolmodellen zou opleveren. Want de dertienjarige jongen met Marokkaanse achtergrond gaat zich niet spiegelen aan de blanke middenklasse, ook al woont die naast hem."

Zijn er dan helemaal geen nieuwe argumenten voor sociale mix die steek houden?
Oosterlynck: "Het enige argument dat er nog is bijgekomen en steek houdt, is dat van de financiële draagkracht van een stad of gemeente. Door het verdwijnen van de blanke middenklasse uit de stad is de fiscale basis zwaar aangetast. Belgische gemeenten halen een belangrijk deel van hun inkomsten uit belastingen op het inkomen van hun bewoners. Dat wil zeggen dat bestuurders - niet onterecht, tenminste in deze context - gevoelig zijn voor de sociaaleconomische samenstelling van hun bevolking."

"Alleen: als je zegt dat je in een stad meer mensen met een hoger inkomen nodig hebt, dan ben je niet verplicht ze te mixen op wijkniveau. Maar daar geraken oude en nieuwe argumenten voor sociale mix verweven, waardoor iedere politicus wel zijn eigen redenen heeft om voor sociale mix te pleiten. Voor de gebruikte argumenten is er echter niet veel wetenschappelijke basis."

Wat moeten beleidsmakers dan wel doen in achtergestelde stedelijke wijken?
Oosterlynck: "Er zijn reële problemen in de Brusselse wijken. Ik vind echter dat je de problemen moet aanpakken in plaats van ze politiek te beheersen via sociale mix. Anders gebruik je de stedelijke middenklasse gewoon als een buffer. De problemen in de Brusselse wijken kunnen beter rechtstreeks aangepakt worden door een beleid van sociale stijging te voeren."

"Dit betekent investeren in laagdrempelig onderwijs, jobs voor kortgeschoolden en kwalitatieve en toegankelijke publieke ruimte. Je moet ook de zelforganisatie van de bewoners van achtergestelde wijken bevorderen, zodat ze zelf voor hun rechten kunnen opkomen. Net zoals de arbeidersbeweging dit deed voor de Vlaamse en Waalse migranten die in de 19e eeuw in Brussel aanspoelden."

Tegelijkertijd hebben sociologen zoals Mark Elchardus het over het groeiende conservatisme in de steden, en zien zij vrijheid vooral op het platteland. Wil dat niet zeggen dat sommige academici een beetje afhaken?
Oosterlynck: "Elchardus bekijkt de stad vanop een grote afstand, met gegevens verzameld via vragenlijsten. Zo krijg je te weinig zicht op de dynamiek en complexiteit van het stedelijke leven. Je ziet dat jongere sociologen zoals Nadia Fadil, die in Borgerhout opgroeide en de migrantengemeenschap van binnenuit kent, een veel dynamischer en complexer beeld schetsen. Ook bij etnisch-culturele minderheden ontstaat er een middenklasse en de jongere generatie is veel mondiger geworden. Migranten zijn dus allesbehalve een homogene groep."

"Nu, een zekere ruimtelijke segregatie stoort me niet. Er zijn soms goede redenen om niet bij elkaar te wonen. Ik ben meer bevreesd over sociale en politieke segregatie. Mensen moeten toegang hebben tot de samenleving, tot jobs en tot de politieke besluitvorming. Als die toegang er niet is, dan krijg je een rancuneuze groep. En dan dreigt radicalisering."

In Sint-Joost-ten-Node is er nu de eerste allochtone burgemeester. Dat is toch een machtspositie voor migranten?
Oosterlynck: "Ja, maar het verwerven van politieke machtsposities alleen is niet voldoende. Allochtone politici kunnen ook ingeschakeld worden als pionnen om hun eigen gemeenschap 'braaf' te houden, of omgekeerd, om enkel de eigen gemeenschap te 'bedienen'. Ze moeten de brug slaan tussen de eigen achterban en de bredere samenleving en streven naar gelijke rechten, erkenning als volwaardige burgers en een betere sociaaleconomische positie voor etnisch-culturele minderheden."

Zijn de achtergestelde groepen niet te groot geworden? Er leven wel heel veel mensen onder de armoedegrens in Brussel. En er zijn steeds minder banen voor laaggeschoolden.
Oosterlynck: "Veel van de oude migranten zijn aangekomen in de nadagen van de industriële economie. Zij hebben het leven van de industrie een beetje verlengd."

"Het drama voor hen is dat de lift is stilgevallen toen zij onderaan stonden. Er zijn wel andere laaggeschoolde jobs bijgekomen, maar vooral in de dienstensector. En niet meer in de industriesector die de Belgische arbeidersklasse de stabiele en goedbetaalde jobs heeft gegeven die hen toelieten om middenklasse te worden. Je kan als stad investeren in mensen, maar jobs worden nog altijd gecreëerd door de bredere economie. Een sociaal beleid kan slechts succesvol zijn als in de economie investeringsbeslissingen genomen worden die voldoende kwalitatieve en goed betaalde jobs opleveren."

Een slotvraag. De stad is sowieso erg divers. Hoe ga je daar als stadsinwoner mee om?
Oosterlynck: "Goede stedelijke publieke ruimtes zijn plaatsen die toegankelijk zijn voor heel uiteenlopende groepen mensen, waar de stedelijke diversiteit zichtbaar wordt. Dat is niet vanzelfsprekend."

"Het vergt voortdurende alertheid en alledaagse onderhandelingen tussen mensen over wat er kan en wat niet kan. Veeleer dan economische belangen of waarden en normen delen stadsbewoners publieke ruimte met elkaar. Ze moeten er dus samen verantwoordelijkheid voor nemen. Publieke ruimte is een openluchtklas om te oefenen in stedelijk burgerschap."

Wie is Stijn Oosterlynck?

  • Prof. Dr. Stijn Oosterlynck (°1979) doceert o.a. stadssociologie aan de Universiteit Antwerpen. Hij maakt er deel uit van de onderzoeksgroep OASeS, wat staat voor Centrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en Stad.
  • Stijn Oosterlynck ging naar de middelbare school in het Sint-Jozefscollege in Izegem, en studeerde sociologie aan de Universiteit Gent en in het Britse Lancaster.
  • Eind vorig jaar lichtte hij de visietekst van de KU Leuven-denktank Metaforum 'Naar een nieuwe gemeenschappelijkheid voor Brussel' toe in het Vlaams parlement.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni