Menu

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni
De bekommernis om het welzijn van moeder en kind leefde ook vroeger heel sterk. Meer nog, op dit vlak heeft de stad Brussel altijd een voortrekkersrol gespeeld. Destijds, en ook vandaag, werd een belangrijke rol weggelegd voor de vroedvrouwen.

Eeuwenlang gebeurde de bevalling gewoonweg thuis. De aanstaande moeders lieten zich tijdens de verlossing bijstaan door een vrouw die hoopte een stuiver bij te verdienen aan Brusselse kraambedden. Maar een aantal van die vroedvrouwen waren echter totaal onbekwaam. Soms veroorzaakten de vroedvouwen de dood van het kind, of behandelden de vrouwen zo slecht dat die voor de rest van hun leven onvruchtbaar en verminkt waren.

In 1424 vaardigden de wethouders van Brussel een verordening uit. Daarin stond aan welke bekwaamheidsvereisten de mensen moesten voldoen die optraden als arts of als vroedvrouw. Die Brusselse akte van 1424 is het oudst bekende voorbeeld in de Nederlanden van een stedelijk reglement op het vlak uitoefening van de genees- en verloskunde.

Om het welzijn van de Brusselse moeders te vrijwaren stelde het stadsbestuur een jury samen. Daarin zetelde de pastoor van Sint-Goedele, de stadsgeneesheer en vijf ervaren vroedvrouwen. Deze deskundigen zouden voortaan beslissen wie als vroedvrouw mocht werken in Brussel. Wie bekwaam was, moest onder eed beloven om elke aanstaande moeder die op haar een beroep had gedaan, naar best vermogen bij te staan.

Hetzelfde reglement van 1424 regelde ook de uitoefening van de genees- en heelkunde. Voortaan mochten enkel nog de artsen en chirurgijns die beschikten over een universitair diploma van licentiaat in de medicijnen hun praktijk verder uitoefenen. Alle anderen moesten slagen in een bekwaamheidsproef.

Zorg was duur
In de praktijk konden enkel edelen, hovelingen en kapitaalkrachtige burgers zich een een universitair geschoolde arts veroorloven. De modale Brusselaar moest het vaak stellen met een chirurgijn of barbier. Die waren niet aan de universiteit gevormd, maar hadden hun vak geleerd in het ambacht van de barbiers of chirurgijns, vaak van vader op zoon.

Omdat die medische zorg soms niet deugde, hebben zowel de lokale als de centrale overheden geprobeerd de misbruiken in deze sector te beteugelen met een nieuw reglement. In 1698 eisten de Brusselse wethouders dat vroedvrouwen het bewijs moesten leveren van hun deskundigheid voor het "Collegie van de Medecynen deser stadt". Pas daarna konden zij van het stadsbestuur een toelating krijgen om dit beroep uit te oefenen.

Rijkere Brusselaars konden het zich veroorloven een beroep te doen op twee of zelfs drie vroedvrouwen. De eigenzinnige vroedvrouwen veroorzaakten somd eindeloze discussies aan het kraambed. Dat dulde het stadsbestuur niet. De vroedvrouwen werden verzocht "peyselyck, vredelyck ende sonder turbatie" te handelen". Zoniet kregen ze een boete van 25 gulden.

Ook vroedvrouwen die geen bijstand verleend hadden aan mensen in nood, kregen van de stad Brussel een boete van 25 gulden. De vroedvrouwen waren krachtens hun eed verplicht vrouwen in barensnood bij te staan. Ze mochten dus geen moeder in de steek laten om ondertussen nog ergens een andere bevalling te gaan doen. Zelfs niet wanneer ze voor die verlossing beter betaald werden.

Kindersterfte
Al bekommerde het stadsbestuur zich van oudsher om het welzijn van moeder en kind, toch bleef de kindersterfte bijzonder hoog. Van al de kinderen die tijdens de achttiende eeuw in Brussel werden geboren, bereikte slechts de helft de leeftijd van vijftien jaar. Vandaag bedraagt die kindersterfte in België kort na de geboorte minder dan één op duizend.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving