Wonen in Brussel: Anja Kowalski, zangeres

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
02/04/2005
"Brussel is een grootstad, maar wel een gemoedelijke. Op een avond kwam ik de buurtnachtwinkel binnen, de vrouw achter de toonbank zag dat ik een portefeuille had met Sanskriet erop, en ze begon de tekst te vertalen, spontaan, in haar Engels met dat typische accent: 'Everything is beautiful. Trees are beautiful, flowers are beautiful.' Nu staan er twee andere gasten in die winkel, Pakistani. Ik heb er onlangs een pakje sigaretten gekocht en gezegd: 'Hou mijn pakje bij en alleen als ik echt zin heb in een sigaret, kom ik er een vragen.' Zoiets past perfect bij de sfeer van Brussel." Anja Kowalski (33), een zangeres met Duits paspoort, maar geboren en getogen in het land van Rubens en Manneken Pis.

Nu al vijf jaar heeft Anja Kowalski haar stek in Vorst, het glooiende groen van het park bij de hand. "Ik ga er geregeld kuieren om goede lucht op te snuiven. Het is hier helemaal anders dan aan Merode, het kruispunt met de Koningslaan niet zo ver hiervandaan, waar ik ook een tijd heb gewoond. Als ik daar de voordeur opende, had ik het gevoel in een vervuilde put terecht te komen, met druk verkeer, de stank van uitlaatgassen."

"Het liefste van al kom ik in het park in de lente, of als het gesneeuwd heeft. In de zomer heb je dan weer het strandgevoel: moeders en vaders die op het gras zitten, spelende kinderen. Dat is me wel een beetje te druk, en bovendien hebben die mensen de vervelende gewoonte hun vuilnis zomaar links en rechts achter te laten. Nee, geef mij op die momenten maar het Dudenpark. Net een bos, waar je bijna alleen eenzame wandelaars zoals ik tegenkomt, of mensen met een hond."

Het tafeltje waaraan we plaatsnemen, ligt vol papier. De post van enkele dagen, onder meer. Het wordt vlot opzij geschoven. "Dringt allemaal niet, om de paar dagen ga ik er eens door." Het hoort bij de sfeer: ongedwongen, nonchalant, met hoog cocoon-gehalte. "Dit is mijn plekje en ik kan echt van mijn privacy genieten. Ik heb lang met andere mensen in huizen gewoond in communestijl, of een appartement gedeeld. Hier is het anders, hier kan ik wanneer ik het wil de deur op slot draaien, een goed boek lezen of wat muziek opzetten en zeggen: 'Je komt hier alleen binnen als en wanneer ik het wil.'"

Duitse school
Kowalski vertelt het allemaal goedlachs, in een sappig Nederlands met Duits accent. Haar roots kan ze niet verloochenen, ondanks het feit dat ze al vanaf dag één in België woont. "Mijn moeder is van Berlijn, vader is afkomstig uit Kassel. Ze zijn naar hier gekomen voor papa's werk en ik ben geboren in Schaarbeek. Dan vier jaar Sint-Pieters-Woluwe, waarna we in Overijse zijn gaan wonen. Ik zit hier al heel mijn leven, ik spreek Nederlands, Frans en Engels door elkaar, bijna elke dag. Maar toch blijft Duits mijn eerste taal, de enige die ik echt beheers. Allicht omdat ik tot mijn achttiende naar de Duitse school ben geweest, in Wezembeek-Oppem. Als ik in mezelf praat, dan is het dikwijls in mijn moedertaal; als ik binnensmonds scheld, dan is het ook al in het Duits."

"Op die school zat je een beetje in een afgesloten wereldje. Ik had daar mijn vriendjes en vriendinnetjes, die ook Duits spraken, en dat was het. Maar het volstond niet voor mij, ik had het gevoel dat er iets meer moest zijn. Nu denk ik er weleens over na of het geen nadeel is geweest dat ik daar naar school ben geweest, maar ja, als je zo jong bent, sta je daar niet echt bij stil. Bovendien is het Duitse schoolsysteem leuker dan het Belgische. Alleen in de voormiddag les, vanaf één uur vrij. Vrij om de dingen te doen die je leuk vindt. Zo ben ik opgegroeid en het is een stuk van mijn cultuur gebleven. Maar met de jaren zijn er blijkbaar meer en meer Duitsers voor het Nederlands- of Franstalige onderwijs beginnen te kiezen. Toen ik op die school aankwam, waren er zowat duizend leerlingen, toen ik er wegging nog amper vijfhonderd."

"Al de vriendjes en vriendinnetjes uit die tijd zijn nu terug naar Duitsland. Mijn broer en zus eveneens, net als mijn vader en binnenkort gaat ook mijn moeder, die hier nu al 35 jaar woont. Ik ben de laatste der mohikanen."

"Moeder heeft nog veel contact met Duitsers van haar leeftijd, een heimat-gemeenschap. Ik niet; als ik iemand tegenkom met dezelfde moedertaal, dan is het louter toeval. Gisteren waren we met vrienden nog over nationaliteiten aan het babbelen en toen had ik zoiets van: waarom heb ik nooit mijn naturalisatie aangevraagd? Grappig: hier geboren zijn en nog altijd geen identiteitskaart hebben; om de zoveel jaar je verblijfsvergunning laten verlengen."

Moeders stoofpot
Na de middelbare school vertrok Kowalski uit Brussel, richting noorden, Antwerpen. "Ik wilde een heel nieuwe start, tabula rasa. Van Brussel weg, ook. Ik had te lang in een soort getto gezeten, niet kunnen kiezen met wie ik wel en niet omging. Ik was bovendien al sinds mijn dertiende bezig met gitaar spelen en ik wou daarin bijleren. Ik had van de Jazzstudio in Antwerpen gehoord, ik ben gaan kijken en het beviel me."

"Ik was er helemaal klaar voor, ik dacht: tof, een nieuw leven. Nieuwe vrienden, met wie ik dingen kan doen, vooral tijdens het weekeinde. Een kleine misrekening, zacht uitgedrukt. Bijna iedereen die ik er leerde kennen, ging in het weekeinde naar huis, weg van de stad, om zich te goed te doen aan moeders stoofpot en de was te laten doen. Toch vond ik het aangenaam leven in Antwerpen, al voelde ik me een buitenstaander, zeker omdat ik toen nog geen Nederlands kende. En dat laten de Antwerpenaars je maar al te goed voelen. De meeste van mijn vrienden waren dan ook buitenlanders, of beter gezegd: Vlamingen die niet van Antwerpen kwamen."

"Ik heb ook lang het gevoel gehad tussen twee stoelen te vallen. Heel dikwijls heb ik gedacht: hoe zou het voelen om naar de bakker te gaan, in het Duits een brood te bestellen en antwoord te krijgen in het Duits? Zeker in Antwerpen. In Brussel stel je jezelf de vraag niet of je al dan niet ergens bijhoort. Alles en iedereen is hier zo gemengd, de mensen spreken een patchwork van talen, net als ik. En de stad zelf, die is op zich ook al een patchwork."

"Hier voel ik me dan ook meer op mijn gemak. In een stad als Brussel moet iedereen op de meeste plekken moeite doen om een andere taal te begrijpen dan de zijne. Dat geeft meer openheid, hier moet je in de wereld van een ander willen binnenkomen, anders is het niet prettig leven. Brussel is daarenboven een stad waar je kunt rondlopen zoals je dat zelf wilt, zonder dat je scheef wordt aangekeken."

Meer fietspaden
Na vijf jaar Antwerpen werd het weer Brussel. "Ik had me laten inschrijven aan het Conservatorium. Voor jazzzang. Eerst in Molenbeek gewoond, vlak bij Ribeaucourt, een nogal hete buurt. Dan vlak bij het Zuidstation, vervolgens langs de Merodestraat en nu hier, waar het me zeer goed bevalt. De buurt is gemengd en dit pand is daar een goed voorbeeld van. Op het tweede woont een Egyptische, boven mij een Belg en een Italiaanse, op het eerste een Belg, beneden een Libanees, de eigenaar. Marokkanen, Portugezen, Spanjaarden, vierdewereldtypes, je vindt ze allemaal in deze wijk. En alles beweegt door elkaar, zonder veel problemen."
"Heel tof is ook dat veel van mijn vrienden vlakbij wonen. Ik kan makkelijk, zonder lang vooraf afspraken te maken, even bij iemand langsgaan, heel ongedwongen. Of een sms'je sturen: Ik ben in het park, zullen we samen even een wandelingetje maken?"

"Waarom dan niet iets kopen? Inderdaad. Maar helaas zijn de prijzen, zoals overal in de stad, drastisch gestegen."

"Maar dat ik hier zo graag ben, wil nog niet zeggen dat ik mij beperk tot de buurt. Ik kom op heel veel plekken in de stad. Het liefst te voet, of met de fiets. Ik heb dan wel een auto, maar zo gauw het weer beter wordt, blijft hij aan de kant. Ik ben ook niet bang op de fiets, al stoort het gebrek aan een degelijke infrastructuur voor tweewielers me wel: er zouden meer en betere fietspaden moeten komen. Maar nogmaals, angst ken ik niet: met de jaren ontwikkel je een tactiek - weliswaar noodgedwongen en niet helemaal volgens de verkeersregels - en krijg je ogen in je rug. Ik heb inmiddels ook in-lineskates gekocht. Maar daarmee waag ik me niet in de stad. Ik moet nog stevig oefenen, remmen gaat nog niet zo goed. Het fietspad langs het Kanaal is dan weer wel een ideale plek om te oefenen."

Man met hond
Niet alleen door omzwervingen te voet of met de fiets heeft Anja Kowalski Brussel goed leren kennen. Ook door haar muziek. Met de Flat Earth Society, waarvan ze nu geen deel meer uitmaakt, heeft ze op het podium gestaan in de AB, maar het zijn vooral de kleinschalige dingen die haar charmeren. "Het maakt me niet uit of ik voor twintig of tweehonderd mensen speel, als de sfeer maar goed is."

"Brussel heeft lang een traditie gehad van jazzclubs, maar dat is een beetje verdwenen. De Travers bijvoorbeeld. Heel tof, maar dicht. Of Le Kaai, een vzw van muzikanten, ook al dicht. Daar kon je meemaken dat iemand op het podium een solo speelde, dan vlug-vlug achter de toog ging staan, de mensen bedienen, om dan weer op het podium te springen. Dat was een plek waar je kon improviseren, waar je niet aan een stijl gebonden was."

"Nu wordt in de muziekwereld door velen helaas overdreven in vakjes gedacht. Je moet je ding heel goed kunnen definiëren, anders weten organisatoren niet welk vlees ze in de kuip hebben. Een Chinees zonder tanden en met drie benen die mondharp speelt, die nemen ze heel graag: je kunt er een naam op plakken en het is speciaal. Wie geen etiketje op zichzelf kan kleven, heeft het heel wat moeilijker om aan de bak te komen. In de kleine, meer experimentele clubjes was dat niet het geval. Daar speelde je de muziek die je op dat moment binnenin hoorde, zonder je te forceren. Maar nu: die vakjesmentaliteit, heel vervelend. Zo heb ik het onlangs meegemaakt dat een organisator luisterde naar de cd die ik net had opgenomen met de pianiste Catherine Smet. De plaat heette Purzelbaum Unlimited - purzelbaum is 'koprol' in het Vlaams. Hij zei: 'Heel toffe muziek, maar ik weet niet goed hoe ik het in mijn programmering moet opnemen, omdat ik niet juist kan zeggen wat het is.'"

Door haar werk heeft Kowalski ook al meer dan eens kennis gemaakt met de toevalligheden die de charme van Brussel boetseren. "Een tijd geleden was ik stap om een interview te doen over mensen en hun dieren voor Bruxelles Nous Appartient/Brussel Behoort Ons Toe, en dat dan op muziek te zetten. Ik wilde de arts spreken die in de Marollen de huisdieren behandelt van Brusselaars die leven van een sociale uitkering. Het was me opgevallen dat in de stad veel oude mensen rondlopen met een hondje. Ook het feit dat er jaarlijks in de kerk van de Marollen een zegening van huisdieren plaatsvindt, sprak me erg aan. Ter plekke gekomen vroeg ik op een bepaald ogenblik de weg aan een man met een boxer - zestig, een rasechte Marollien, heel positieve uitstraling -, en voor ik het wist, waren we in een gesprek verwikkeld. Hij vertelde me dat hij zijn hond al achttien jaar had, dat hij zes keer een relatie had gehad met een vrouw, maar nooit zoveel liefde had gekregen als van zijn hond. Zes jaar geleden gaven de artsen hem nog drie maanden te leven, maar hij liep nog altijd rond. Leven deed hij van een sociale uitkering van het OCMW, omdat hij niet meer kon werken."

"Zo heb ik ook geleerd dat het samenhorigheidsgevoel dat er vroeger was in de Marollen, verdwenen is, dat de mensen meer en meer vereenzamen. Mede door een gebrek aan geld. Als ze naar een café gaan, durven ze niet echt te babbelen met anderen. Uit angst dat ze getrakteerd worden en dan op hun beurt moeten trakteren. Mijn onderwerp was me zomaar in de schoot geworpen."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni