Wonen in Brussel: François Chladiuk

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
25/08/2006
"Deze stad is klein en groot tegelijk, een formidabele stad die je nooit helemaal kunt kennen, zelfs niet als native. Spijtig is wel dat veel van de geschiedenis verloren dreigt te gaan, zelfs de recente. Het eens zo rijke caféleven bijvoorbeeld: weinig mensen die het kennen of er interesse voor hebben. Erger nog, ook de echte Brusselaar is een soort die langzaam maar zeker verdwijnt. De bon vivant, die niets liever doet dan zieveren en potten pakken met de vrienden, steeds zegt wat hem op het hart ligt en met iedereen overweg kan." François Chladiuk (53) is een geboren en getogen Brusselaar en een fervent verzamelaar van al wat met cowboys en indianen te maken heeft.

Voor wie the real thing wil -van gespen over hemden en hoeden tot laarzen - is er één adres: Western Shop, Adolphe Maxlaan 79. Alles, maar dan ook alles, ademt daar Far West. Uit de luidsprekers klinkt - hoe kan het ook anders? - countrymuziek. Ook de man zelf is Far West, van kop tot teen. Cowboylaarzen, jeans, westernhemd dichtgeknoopt met de typische bolo tie. "Het is een way of life. Van 1 januari tot 31 december, jaar in, jaar uit, tot in de kist. Wie denkt dat het een beetje marginaal is, zo met ne collier rond uw nek lopen, die mag dat gerust denken. Ik zal er mijn slaap niet voor laten."

Boven de ingang hangt een reeks foto's van klanten. Ik herken Franse coryfeeën als Renaud en Hugues Aufray. Maar ook Julie Taton en Ellen Petri, beiden ooit Miss België, 'Kotmadam' Katrien Devos, Adamo. "Ik heb hier een mooi clienteeltje, ja." Ook op de foto: burgemeester Thielemans. Een trouwe klant én vriend voor het leven. "Volgens mij kan Brussel zich geen betere burgervader of ambassadeur wensen. Een man van het volk, die met Piet of Jefke een pot kan drinken, maar evengoed met zwier de keizer van Japan ontvangt. Sommigen hebben het er moeilijk mee dat hij graag met een pint in zijn handen staat. Ik niet; dat past bij Brussel. Ik zeg dit niet omdat we vrienden zijn, en over kleur gaan we het hier zeker niet hebben, ik zeg het simpelweg omdat ik het zo ervaar."

Indianen in Brussel
Chladiuk troont me mee naar boven. Achter een traliehek dat allerminst zou misstaan in een jailhouse, ligt zijn privémuseum. "Het is spijtig genoeg een beetje kaal nu, want een heel groot deel van mijn collectie is verhuisd naar het Jubelparkmuseum, voor een tentoonstelling die er zal lopen van 15 september tot eind april van volgend jaar. Centraal staat Meesters van de precolumbiaanse kunst, de verzameling van Paul en Dora Janssen van Janssen Pharmaceutica. De mijne is een nevententoonstelling met als thema Indianen op de Wereldtentoonstelling van 1935."

"Die verzameling ben ik twee jaar geleden op het spoor gekomen, bij toeval. Ze zat bij de erfenis van Auguste Hermans, een beenhouwer die hier als kleine jongen met zijn vader naar de Wereldtentoonstelling van 1910 was gekomen en daar helemaal in de ban van de indianen is geraakt. Toen in 1935 een groep Sioux-indianen, afkomstig uit het reservaat van Pine Ridge in South Dakota, was uitgenodigd op de volgende Wereldtentoonstelling in Brussel, was Hermans niet van hun zijde weg te slaan, daar op de Heizelvlakte. Hij heeft van hen dingen gekregen, vooral kledingstukken, maar ook gekocht."
"Diene Hermans was niet alleen een fervente verzamelaar, hij hield alles ook angstvallig voor zich. Hij wou niet tentoonstellen, hij wou zijn unieke collectie zelfs niet laten zien aan zijn vrienden. Niemand dus die ervan wist. Na zijn dood hebben de erfgenamen, die er geen boodschap aan hadden, de verzameling overgelaten aan een antiquair, die er geen benul van had wat hij in handen had. Zo ben ik erop gevallen. Het was alsof de grot van Ali Baba had ontdekt, ik werd gek, ik kon bij wijze van spreken niet meer slapen. Toen na een tijdje de link met de Wereldtentoonstelling duidelijk was geworden, heb ik Sergio Purini, de conservator van de collectie Amerika van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, gebeld. Die kon zijn ogen en oren niet geloven. Temeer omdat de authenticiteit aangetoond kon worden aan de hand van foto's, waarvan er verschillende genomen waren door de vorige conservator, Georgette Van Swieten, die de Wereldtentoonstelling indertijd had meegemaakt. Van de 128 stukken die ik er heb staan, zijn er maar liefst dertig waarvan de authenticiteit is bewezen door foto's. Uniek. Er zijn zelfs al twee Amerikanen naar hier gekomen, speciaal om de collectie te zien. Ginds worden ze gek van zoiets, daar worden er zotte prijzen voor betaald. Hier is dat bij manier van spreken niets waard, aangezien weinig Belgen de nodige kennis hebben van objecten uit de Far West."

"Ik heb het geluk gehad een stuk geschiedenis van Brussel voor het nageslacht te kunnen redden, en dat stemt me ongelooflijk blij. Want een groot deel van die geschiedenis dreigt verloren te gaan. Uit onwetendheid, uit desinteresse, en dat vind ik spijtig. Wie weet nog dat in 1831 indianen in een klein theatertje langs de Kleerkopersstraat zijn geweest? Dezelfde indianen die in Engeland aan Queen Victoria zijn voorgesteld. Wie weet nog dat Buffalo Bill verscheidene keren met zijn Wild West Show in Brussel is geweest? Wie weet nog dat het oude Noordstation aan het Rogierplein lag en dat het in 1958 is moeten wijken voor de Martinitoren? Wie weet nog dat de Vuurkruisenlaan in Neder-Over-Heembeek, waar ik nu woon, vroeger een zandweg was?"

John Wayne
Het is sluitingstijd. Chladiuk laat de stalen rolluiken neer. Handel en collectie zijn duidelijk goed beveiligd. "Je moet in Brussel tegenwoordig voorzichtiger zijn dan vroeger. Helaas. Toen ik nog jong was, kon een mens hier onbezorgd op straat lopen, op elk uur van de dag en van de nacht. Nu is Brussel toch een beetje gevaarlijker geworden. In de winter, als ik om halfzeven of zeven uur sluit en het is donker, dan pas ik wel degelijk op langswaar ik naar de plek ga waar mijn auto staat, ik neem bijna telkens een andere weg. Dat is iets wat ik vroeger niet deed. Toen ik nog een café had langs de Van Praetstraat, wandelde ik
's nachts zonder me zorgen te maken met mijn recette op zak naar de Mechelsestraat, waar je altijd nog wel een bar open vond. Nu loopt er meer volk rond, is de kloof tussen arm en rijk veel groter, zijn er meer mensen die weinig hebben en zich de ogen uitkijken op wie veel heeft. Het is meer een jungle geworden. Ik prijs me dan ook gelukkig dat ik allerminst een lichtgewicht ben, een soort John Wayne zoals ik zullen ze niet zo snel aanpakken. En als het moet, kan ik best agressief uit de hoek komen. Maar, zoals mijn bompa zaliger zei: 'Met vechten is gien koei in gaad te winne. Daar is niks als ambras mee te winne.'"
"Wat ik ook triest vind, is de evolutie van de Nieuwstraat hier om de hoek. De kleine winkels, de cinema's die het leven daar zo bruisend maakten, hebben allemaal plaats moeten ruimen voor grote winkelketens.
s Avonds is het daar zo dood als een pier. Je kunt natuurlijk niet met de oude tijd blijven leven, er moeten nu eenmaal nieuwe dingen komen, maar met dat nieuwe is er ook veel van de charme van Brussel verloren gegaan. De côté Nord bijvoorbeeld: al die huizen waren waarschijnlijk vergeven van de kakkerlakken en de ratten, maar het liep er dag en nacht vol volk. Nu is dat allemaal proper en pico bello geworden, maar tegelijkertijd doods en artificieel."

Jean, Pol of Pierke
Chladiuk stelt me voor in Laken te gaan proeven van de keuken van zijn goede vriend Jacques Baetens, in Mon Village. De spitante Brusselse conversatie krijgen we er gratis en voor niks bij. "Nen Brusseleir? Da's nen bon vivant, hé. Een mens die er graag bij is als er plezier te maken valt. Zonder oog voor rang of stand. Of dat nu met Jean, Pol of Pierke of de paus is, plezant moet het zijn. Een Brusselaar is ook een groot bakkes, maar geen ruziestoker. Al draait hij nooit rond de pot: als er een vlieg op uwe neus zit, dan zegt hij ook dat er een vlieg op uwe neus zit. Een Brusselaar is bovendien iemand die zich aanpast, aan alles en iedereen, een mens ook die zo zijn gewoontes heeft. Een hapje eten en enkele glaasjes wijn drinken met al die andere kastaars aan de comptoir van De Noordzee, bijvoorbeeld. Dat is nog echt een plek waar ge Brussels kunt spreken gelak da kik geire spreik, Frans en Vloms dooreen. Maar helaas, die mensen, al mijn vrienden, zijn zestig, vijfenzestig, zeventig jaar oud, veel jongeren zie ik er niet. Dat leven waar ik zoveel van hou, is beetje bij beetje aan het verdwijnen. De mensen zitten de dag van vandaag veel meer thuis, ze hebben andere prioriteiten om hun geld aan te besteden." Zegt de Brusselaar François Chladiuk, die 53 jaar geleden het levenslicht zag in Neder-Over-Heembeek. "Mijn moeder was van Heembeek, mijn vader was een Pool die door de Amerikanen uit een werkkamp was bevrijd. Ons gezin was een werkmansgezin. We hadden niets te kort, maar overbodige luxe kenden we evenmin: toen ik bij een tante voor het eerst een glas kraantjeswater kreeg met groene munt en twee blokjes ijs, was dat pure magie voor mij. Leg dat maar eens uit aan een kind van vandaag. De jeugd, dat was spelen op straat met de vriendjes. In de Ransbeekstraat, in de volksmond bekend als de Batterstraat omdat ze er nogal makkelijk met de vuisten durfden te spreken."

"Tot mijn zeventiende ben ik naar school geweest. Ik heb er geleerd wat ik moest leren: lezen, schrijven en tellen. Daarna legerdienst in Duitsland en vervolgens ben ik in een bar in de Van Praetstraat beginnen te werken, Le Clou. Na tweeën­half jaar heb ik een deel van die bar overgenomen. Ik was 22 of 23, en Jacques kwam daar al. Daar ben ik ook begonnen met mijn eerste Western Soirées. Jacques maakte een grote kasserol chili con carne, er werd country gespeeld, iedereen was verkleed in cowboy, Mexicaan of indiaan. Kunt ge u dat voorstellen? Ze vonden ons zotten, maar het waren onvergetelijke momenten. Mijn clientèle was heel divers. De straatveger kwam daar, de bakker, de vertegenwoordiger. Er waren erbij die tous les jours scheilzat waren, er waren erbij die alleen cola dronken. Alles ging goed, de mensen verteerden, maar aan alles komt een einde: nadat ik het café heb overgelaten, ben ik begonnen als soldeur, het kopen en opkopen van loten, nog later heb ik de Western Shop geopend. Nu ben ik aan mijn laatste rechte lijn bezig en het is goed zo: ik verdien mijn kost met mijn hobby."

"Wat ik een beetje jammer vind, is dat de meeste van die cafés zoals ik er een had - cafés waar ik graag kwam en kom -, verdwijnen. Le Nœud, de Black and White, den Eldo - allemaal verleden tijd... En dat is nog niet zo lang geleden, hé. De eerste Florio in de Hoedenmakersstraat, Le Petit Blanc, De Welkom in de Rue des Bouchers. In De Welkom is volgens de overlevering de toen nog compleet onbekende Jimi Hendrix over de vloer geweest; in de Florio dronk je voor honderd ballen witte wijn van de fles. Zo slecht dat we er chorizo bij aten om onze maag weer wat op orde te brengen. Veel mensen weten zelfs niet meer dat ze ooit bestaan hebben."

Buffalo Bill
"Als snotaap al was ik gefascineerd door alles wat met de Far West te maken had. Het is begonnen met cowboy en indiaantje spelen, zoals alle jongens van mijn generatie. Die magische wereld die ik door tv, cinema en boeken heb leren kennen, heeft me nooit losgelaten."
"En zo komt het dat ik op mijn 22ste ben beginnen verzamelen. Eerst waren het Winchesters, the gun that won the West, maar van oorsprong een sierlijk jachtgeweer. Dat viel niet te duur uit, dat soort dingen waren niet echt in de mode in die tijd."

Die fascinatie voor Winchesters ging ver, heel ver: zijn eerste kat wilde Chladiuk Winchester noemen. "Het is uiteindelijk Septante-Trois Winchester de Son Altesse geworden. Niet gewoon Winchester, omdat het in de chatterie waar ik ze gekocht heb, de beurt was aan namen beginnend met de letter s."
Het is ook niet bij Winchesters gebleven. Boeken, dime novels, zadels, sporen, gespen, foto's, kledingstukken, hoofdtooien, aquarellen... Noem het, Chladiuk heeft het. Met enkele onvervalste pronkstukken. Zoals een van de zadels die is gebruikt bij de Wild West Shows van Buffalo Bill. "Dat zadel heb ik gekocht van iemand uit Mechelen. Net zoals zoveel andere dingen heb ik het louter bij toeval gevonden. De invoerder van Les Habits Johnny Hallyday, een van mijn zakenrelaties, was aan het verhuizen en stuitte daarbij op een oude krant. Zoals dat gaat, keek hij ze nog even in en zag hij toevallig een kleine annonce waarin het zadel te koop werd aangeboden. Hij belde me en de rest is geschiedenis."

"Anderhalf jaar later heb ik in Cody, Wyoming, de stad van Buffalo Bill, een foto van het zadel gevonden. Het voorwerp én het bewijs op beeld hebben: dat is het summum voor de verzamelaar. Van Buffalo Bill heb ik ook nog twee foto's, dubbel gesigneerd: Buffalo Bill en William Frederick Cody. Twee chineurs hadden ze op de rommelmarkt van het Vossenplein op de kop getikt voor welgeteld 1.800 van onze oude franken. Ze zijn er bij mij mee gekomen en ik heb er dertigduizend frank voor betaald. Een schijntje, de mooiste van de twee foto's gaat in de States moeiteloos voor vijfduizend dollar van de hand."
"Rommelmarkten schuim ik nog steeds af, en die van het Vossenplein blijft de beste. Maar je moet geluk hebben. Zo heb ik twaalf jaar geleden een collectie gemist. Ik wist dat ze waarschijnlijk tien keer meer waard was dan de vraagprijs. Maar ik had de centen niet. Een dag heb ik geaarzeld, toen ben ik teruggegaan. Ze was helaas ondertussen aan een ander verkocht. Weg is weg, dat komt nooit meer terug."

"Of ik in zak en as zou zitten als ik een verzameling of een uniek stuk verloor of in rook zag opgaan? Natuurlijk dat. Het zou voor mij het einde van de wereld betekenen. Daarbij gaat het mij allerminst om het geld, de pecuniaire waarde, wel om het feit dat de hele wereld dan iets belangrijks zou verliezen. Want ik ben maar een pion. Ik ben niemand."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni