Wonen in Brussel: Hugo Nys, vicegouverneur Brussel

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
22/07/2006
"Nederlands en Frans, dat is de Brusselse realiteit. En daaraan moeten we werken, met respect voor de diversiteit. Daarom zijn de taalwetten cruciaal, al is het maar om mensen een beetje te laten samenleven. Ik probeer daar een bescheiden rol in te spelen, als ambtenaar én als Brusselaar tussen de Brusselaars. Het is koorddansen, maar dat ben ik gewend. De cijfers zijn er. Mijn werk is er, de rapporten zijn er. En af en toe krijg je een klets om je oren. Maar dat hoort erbij, hé." Hugo Nys (59) is vicegouverneur van Brussel. Maar vooral: Brusselaar. "De Grote Markt, de Galerie de la Reine en al die dingen, dat verveelt nooit."

De leefkamer van Hugo Nys en zijn vrouw Christel. Op tafel staat een groepsfoto. "Dat is mijn equipe. Acht man. Klein, beheersbaar. Ik ben er zeer tevreden over." Een blaadje ook: Hier Helmet. "Op het einde van de humaniorajaren ben ik me gaan engageren binnen het Vlaamse verenigingsleven van Helmet. Nadat ik voorzitter was geworden van het Jong-Davidsfonds, hebben we met verschillende mensen aan de basis gelegen van de Nederlandse sociaal-culturele raad. We zijn toen ook begonnen met de uitgave van Hier Helmet. Dat Vlaamse verenigingsleven betekende hier toch wel iets: je had het NCMV, het Vermeylenfonds, het Willemsfonds, het Jong-Davidsfonds, 83 man sterk. Ons lokaal was het parochiezaaltje, dat we ter beschikking hadden gekregen van den deken, meneer Ryon. Die was weliswaar Franstalig, maar na enig aandringen kregen we de ruimte toch en werd ze gerestaureerd."

"Nu ben ik niet meer actief in het verenigingsleven, nee. Om de simpele reden dat ik mijn neutraliteit zoveel mogelijk wil bewaren. Ze respecteren dat ook, denk ik; slechts af en toe komt er schuchter uit een bepaalde hoek: 'Zou je niet dit?', of 'Zou je niet dat?' Maar ik doe het niet. Soms frustreert het me, dan zou ik het weleens willen uitkraaien. Maar ja, een mens kan niet alles hebben."
Dan: "Kom, ik zal je tonen hoe het voor mij begonnen is." We gaan naar buiten, waar Abdel, de chauffeur van Hugo Nys, al staat te wachten voor de tour langs memory lane.

Geen grote luxe
De Lindestraat, de Helmetsesteenweg. "Nu à droite, Abdel." We draaien de Camille Simoensstraat in. "Hier heb ik gewoond tot mijn negende. Eerst op nummer 12, de derde verdieping. Dat was allerminst de grote luxe, water moesten we beneden gaan halen. De verhuizing naar de 5 en de 7 was dan ook een feest voor moeder. Veel meer plaats, een balkon zelfs."

De weg wordt versperd door een auto, die stilstaat in het midden van de straat, zonder chauffeur. Er is geen doorkomen aan: links en rechts, zover je kunt zien geparkeerd blik. Hugo Nys lacht: "Je daarin opwinden helpt toch niet. Dat is nu eenmaal de cultuur van veel nieuwe Belgen en aspirant-Belgen. Je moet ermee leren leven. Het is hier allemaal veranderd, hé. Als ik het me goed herinner, was dit vroeger een kasseiweg. Een auto in de straat was een gebeurtenis, we konden ongestoord ravotten. Het waren ook allemaal Belgen die hier woonden, nu zijn het allemaal nieuwe Belgen of aspirant-Belgen."
"Toen ik negen was, zijn we verhuisd naar de Helmetsesteenweg, de toenmalige gendarmerie van Schaarbeek. Mijn vader was rijkswachter, vandaar. We woonden op de tweede verdieping, beneden waren de lokalen van de rijkswacht."

"27 jaar heb ik hier rondgelopen. Te voet van de rue Camille Simoens naar school. Heel vroeg in de ochtend te voet naar het Vossenplein, waar je toen nog echt antiek kon vinden als je er snel genoeg bij was. Te voet ook naar Rogerke, om mijn haar te laten knippen. Dat was toen, ondertussen is er enorm veel veranderd. Waar vroeger de bureaus van de rijkswacht waren, heb je nu een zaak waar schotelantennes worden gesleten, en een telefoonwinkel. Cinema's als de Roxy, de Luxor: weg. Het Sportpaleis van Schaarbeek: weg - en in de plaats de monumentale appartemententoren Brusilia. Belgen die wegtrokken, nieuwe Belgen die in de plaats kwamen. Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, de Tervurenlaan, dat is totaal iets anders, hé. Als die mannen van daar hier komen wonen, dan trekken ze zulke ogen. Sommige wijken van Schaarbeek kunnen inderdaad op het eerste gezicht afschrikken, maar het is niet omdat een huis een beetje ouder is dat het niet sympathiek kan zijn."

Gentleman farmer
De korte rondrit eindigt voor Le Bacchus, een taverne-restaurant aan de François Rigasquare, in de schaduw van de kerk van Helmet. "On a réservé e klein pleutske pour deux," zegt Hugo Nys bij het binnenkomen.
"Voilà, niet te ver van huis én een eerlijke keuken. 'Den Bacchus' kennen we al van toen we klein waren. Heel veel is er met de jaren niet veranderd, misschien de overgordijnen, dat zou wel kunnen. Vanmiddag is het hier rustig, maar dat is omdat het juli is, vakantie. Normaal zit het nu stampvol. Ouderen uit de buurt, mensen die in de omgeving werken. Ik kom hier graag, ook omdat zoveel herinneringen aan de kerk van Helmet vasthangen. Ik heb in die kerk mijn plechtige communie gedaan, ik ben er getrouwd."

Verhangen dus aan Brussel, maar er toch weggegaan, voor heel wat jaren. "Heel mijn onderwijs heb ik in Brussel doorlopen. Mijn kleuterschool in het Frans, de rest in het Nederlands omdat mijn moeder geen Frans kon. Anders was ik misschien Franstalig geweest. Ze zei: 'Ik kan het niet. Ik spreek Nederlands met mijn zoon.' Mijn vader kon wel Frans, die had zijn middelbare school in Waver gedaan. De confrontatie met de twee was verrijkend, zonder meer; het feit dat men mij in de peutertuin in het Frans heeft toegesproken m'a donné la tonalité francofone."

"Na de middelbare school heb ik Politieke en Diplomatieke Wetenschappen gestudeerd aan de VUB, daarna heb ik me gespecialiseerd aan de ULB, aan het Institut des Études Européennes. In 1973 ben ik getrouwd en zijn we in Londerzeel gaan wonen, de laatste gemeente van Vlaams-Brabant voor Antwerpen. Waarom Londerzeel? We hadden de keuze: ofwel een appartement met twee slaapkamers kopen in Brussel, waarvoor we het geld hadden klaarliggen, ofwel bouwen in Londerzeel - waar mijn ouders grond hadden - en daar ruim wonen. Samen met mijn vader en moeder. Een dilemma dat zich de dag van vandaag nog steeds stelt voor jonge koppels hier in Brussel: een appartement is nu eenmaal geen woonhuis met een tuin. Dat jaagt nogal wat jonge mensen weg, niet zozeer de taal of ik weet niet welk sociologisch fenomeen. Voor mijn vrouw was de beslissing moeilijker dan voor mij. Zij was vergroeid met Helmet, ik met de twee. Heel mijn familie is van Londerzeel-Malde­ren, ik had mijn vakanties daar al­tijd bij een tante doorgebracht. De stad, de natuur, allebei waren ze me vertrouwd."

"We zijn in Londerzeel gebleven tot 1995, ik ben er zelfs burgemeester geweest van 1977 tot 1987. Daarna ben ik arrondissementscommissaris geworden. Maar Brussel was nooit ver weg. Ik had mijn carrière in de ministerië­le kabinetten; mijn schoonouders woonden hier; als we 's zondags uitgingen, als we naar een restaurant gingen, dan was dat telkens Brussel. Dat was een evidentie. Je suis un Bruxellois. Da's kleir, hé. Un Bruxellois, un peu gentleman farmer."

"Toen ik 1995 werd benoemd tot vicegouverneur, zijn we terug naar Schaarbeek gekomen, net op de grens met Evere. Naar het huis waar Christels grootouders vroeger een handel in boter en eieren hadden. Een heel ander Schaarbeek dan het Schaarbeek dat we hadden achtergelaten. Geen Jong-Davidsfonds meer, een totaal gewijzigde sociale stratificatie. Een verandering ten goede, ten slechte? Ik weet het niet. Ik denk dat wij ons vooral zullen moeten aanpassen. Dat Brussel in zijn menselijke dimensie verandert, is trouwens helemaal niet nieuw. Hier zijn altijd volksverhuizingen geweest, het maakt de stad interessant. Een probleem vind ik wel een beetje die internationale wereld. Leeft die mee met het Brusselse sociale weefsel? Ik vrees van niet. Zij cocoonen in hun eigen milieu. Hoe meer de internationalisering zich doorzet, hoe meer cocoonen. Naar mijn gevoel zit je daar toch met een sociologische breuk. Je hebt enerzijds het internationale volk, anderzijds de nieuwe Belgen en de aspirant-Belgen én wij. Een gegeven waarvan Jos Chabert zegt: dertig procent Belgen, zeventig procent internationaal. Toch moet je proberen die weefsels zoveel mogelijk met elkaar in contact te brengen."

De schuld van Verschueren
In het glas: een chablis die zich laat drinken. Op het bord: eerst garnaalkroketten, dan een rogvleugel met botersaus en kappertjes. "Je ziet het, eerlijk en lekker. De Taverne du Passage is voor mij ook zo'n klassiek adres van vertrouwen. En als we het eens vreselijk goed op hebben, dan kiezen we voor de Sea Grill, de topklasse."

"Ook in de Saint-Guidon kom ik graag. Omdat het er goed tafelen is, en omdat ik Anderlecht-fan ben. Dat laatste heeft niets te maken met het feit dat ik in Anderlecht ben geboren. Nee, het is de schuld van Michel Verschueren. Ik heb Michel leren kennen via een generaal van de rijkswacht, we hebben contact gehouden en geleidelijk zijn mijn vrouw en ik Anderlecht-fanaten geworden. Ik ga geregeld kijken, vooral voor de ontspanning, maar toch ook een beetje voor een soort kameraadschap. Een club van dikkenekken, zeg je? Dat zal wel een kwestie van perceptie zijn, van afgunst: als we een hemd aantrekken met een das, dan past dat nog altijd rond onze nek; als we er een aantrekken zonder das, dan past het ook."

Perceptie in de rest van het land, het is bij uitbreiding ook een probleem van Brussel. "Brussel zit ingewikkeld in elkaar. Dat maakt de stad allerminst sexy in de ogen van Vlaanderen en Wallonië. Daarvoor moeten we in eigen boezem kijken. Maar dat praat nog altijd niet goed dat Brussel te pas en te onpas wordt bekritiseerd, vanuit een konijnenpijpje hier of daar, met een gebrek aan kennis. Natuurlijk, je moet kunnen toegeven dat Brussel niet altijd schoon en plezierig is. Een maatschappij heeft nu eenmaal problemen, een stedelijk weefsel heeft problemen."

In de visbak
"De diversiteit van Brussel is tegelijkertijd zijn rijkdom en zijn probleem. Ook vanuit mijn standpunt, mijn baan. Ik moet rekening houden met iedereen in heel de regering. Al die partijen, al die diversiteiten en kartels. Het is dikwijls dansen op het slappe koord. Dat is de Brusselse realiteit, en het is dan ook af en toe beter wat minder te blaffen en toch resultaat te bereiken. Dat wordt in Vlaanderen niet altijd begrepen, het woord verraders rolt daardoor soms al te vlot uit de mond."

"Anderzijds kan het toch ook niet dat je instellingen blijft creëren om problemen op te lossen. Je zou ten minste de problemen moeten kunnen oplossen met de bestaande instellingen. Mits ze te verfijnen of wat te moderniseren misschien. Ik ben ook een communalist, ik zou de negentien gemeenten maar niet te snel opdoeken; gemeentebesturen hebben toch nog altijd een democratische basiswaarde. Kijk naar Antwerpen: hoe groter je het koffertje maakt, hoe groter de ongelukken worden. Maar in Brussel is het niet evident om de Nederlandstaligen een echte rol te laten spelen. Dat is politiek, hé."

"Ik zal ook altijd de twee talen hanteren als ik ergens moet spreken. Emotioneel is het belangrijk om in je taal aangesproken te worden. Daarom denk ik dat taalwetgeving altijd nuttig kan zijn om volkeren, of mensen, of verschillende culturen, in harmonie met elkaar te laten samenleven. Men mag taalwetgeving of taalregeling, of taalafspraken die een beetje pragmatisch afdwingbaar zouden moeten zijn, niet onderschatten. Want dat kan het samenlevingsmodel alleen maar ten goede komen, op voorwaarde natuurlijk dat het wordt toegepast. In alle geledingen hé, ook wat integratieproblematiek betreft. De Franstaligen moeten van hun kant ook maar eens gaan beseffen dat het ook voor hen belangrijk wordt: het moet van beide kanten komen, of er is binnen twintig jaar geen Frans of Vlaams meer in Brussel. Dan wordt er alleen maar Engels gesproken. Brussel is een visbak, waar telkens weer een ander visje in wordt uitgezet. Verander je de structuur, dan valt de bak uiteen, dan loopt het water eruit en zijn de vissen dood. Is het niet zo dat we elkaar nodig hebben om te overleven? Dat zou de vraag moeten zijn, in plaats van zinloze en oeverloze partijpolitieke discussies te voeren."

Geen zeven dagen lachen
"Mensen zijn oneindig veel belangrijker voor mij dan spullen. Het omgekeerde zou maar erg zijn. Ik ben ook een beetje nostalgisch en zelfs soms een beetje melancholisch; het rouwproces om het overlijden van mijn moeder, drie jaar geleden, is nu nog maar pas aan het wegebben."
"Ik heb ook een sterke binding met mijn roots, ik vind het heel erg dat er mensen zijn die hun Vlaamse afkomst willen wegmoffelen vanuit een petit bourgeois-mentaliteit. Zo lopen er hier ook rond: 'Ja maar, mijn vader was geen boer van Zoerle-Parwijs.' Ik versta dat niet."
Een fetisjist is Hugo Nys dus zeker niet. Maar: "Als ons huis zou afbranden, ja vriend, ik zou geen zeven dagen lachen, hé. Wat Willy Claes en Dirk Tieleman is overkomen, dat moet toch allerminst plezant zijn. Ik heb hier kunst, ik heb in Londerzeel kunst. Beeldhouwwerk van Rik Poot onder meer, houtsneden van Frans Masereel. Maar het meest ben ik gehecht aan mijn boeken, de paperassen, de archiefgegevens die ik met de jaren heb opgestapeld."

"Dat heeft ook veel met herinneringen te maken. Zo heb ik onder meer de luxe-uitgave van Combats in­achevés, de memoires van Paul-Henri Spaak. Gededicaceerd door Spaak zelf toen hij mijn prof was aan de ULB. De eerste brief die ik naar Leo Tindemans heb geschreven, op een oude typemachine bij ons thuis in de gendarmerie: die koester ik. Bij Leo Tindemans ben ik uiteindelijk kabinetssecretaris geworden. Ook toen al werd ik geconfronteerd met de taalwetten; het was de regering die in de Schaarbeekse lokettenkwestie een en ander heeft geforceerd. Als ik dat allemaal kwijt zou geraken..."
Helaas, soms slaat het ongeluk toch toe. "Toen ik achttien was, ben ik voor het eerst naar Engeland geweest. In een toestel met vier propellers. Het was mijn luchtdoop. Bang dat ik toen ben geweest! Ik heb daar in Engeland ook een kristalfabriek bezocht: Brierley Hill Crystal, al even gerenommeerd als onze Val Saint-Lambert. Ik heb er een pint gekocht, waarin ter plekke mijn naam en het jaartal werden gegraveerd. Die pint heeft thuis jarenlang een ereplaats gehad op een kast. Tot mijn vrouw ze bij het poetsen heeft laten sneuvelen. Toen ben ik toch wel 24 uur kwaad geweest (lacht). Dat wil zeggen dat we nu al 33 jaar op voortreffelijke wijze lief en leed delen."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni