Wonen in Brussel: Johan Reyniers, Kaaitheater

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
29/03/2007
"Een stad van minderheden, waar niemand meer tot een vanzelfsprekende meerderheid behoort, niet in de politiek, niet in het denken. Het gigantische New York is al zo, het veel kleinere Brussel gaat dezelfde weg op. En er zijn nog meer gelijkenissen. Zoals Brussel een stad is van dorpen, zo leven ook in New York al de gemeenschappen in hun biotoop. Men zegt dat het Vlaamse culturele wereldje zo graag samenhokt in gelegenheden als de Monk, De Markten, de Roskam. Wel, in New York is het niet anders." Johan Reyniers (38) is artistiek directeur van het Kaaitheater. Nog één seizoen, daarna wil hij nieuwe wegen bewandelen.

De biotoop van Johan Reyniers is het centrum van Brussel. Zijn bedstee staat in de schaduw van de KVS, zijn leven speelt zich af in de driehoek van de toonaangevende Vlaamse theaters. "Ik wandel 's morgens in vijf minuutjes naar het Kaaitheater, ik kom naar huis om te eten en ga vervolgens naar een voorstelling. In de Kaaitheaterstudio's, of de Beursschouwburg. Dan nog even iets drinken en gaan slapen. Soms heb ik de vrijdagavond echt wel het gevoel: ik ben deze week nog niet in Brussel geweest. Want ook als ik hier binnen mijn vier muren zit, voelt het niet aan alsof ik in de stad ben. Ik vind het toch wel een beperking, een beetje jammer. Na mijn afscheid van het Kaaitheater wil ik op meer verschillende plaatsen in Brussel rondwaren. De zuid-oostkant, de Woluwes en zo, daar ken ik omzeggens niets van."

"Ik wandel heel graag langs de Stalingradlaan. Statig, met mooie huizen. In verval geraakt en nu weer recht aan het krabbelen. Net als veel andere plaatsen in de stad. Toen ik hier kwam, was de situa­tie ronduit schrijnend. Het idee om de auto rechtstreeks van de snelweg het hart van de stad binnen te loodsen, heeft hier enorm veel naar de kl... geholpen."

Aangezogen door de grote stad
Reyniers is afkomstig van Oost-Vlaanderen, Sint-Niklaas. "Vader en moeder hebben elkaar ontmoet in Kallo. De familie van moeder, een boerengeslacht, woonde daar al honderden jaren; mijn vader was als marineman in de buurt gekazerneerd. Daar heb ik vier jaar gewoond, vervolgens zijn we naar Sint-Niklaas verhuisd. In Sint-Niklaas kunnen ze misschien wel pronken met het grootste marktplein van België, toch was het me daar te klein: al gauw verlangde ik naar een grote stad. Ik ben uiteindelijk ook beland in een grootstad, maar dan wel met een tussenstop: Leuven. Op kot, Germaanse studeren, vervolgens werken in het kunstencentrum 't Stuk."

"Mijn vriendin, die daarna mijn vrouw is geworden en nu sedert een jaar mijn ex is, heeft me naar Brussel geloodst. Wonen deden we op de Varkensmarkt, met een prachtig uitzicht op de binnenstad. Toen ik hier kwam, kende ik Brussel nauwelijks. Voor mij was het de grote, onbekende stad. Dat het hier vuil was én bezaaid met stadskankers, nam ik als een evidentie. Maar dat gekleurde, dat veelkantige, dat fascineerde mij. Daarom ook dat ik altijd in een grote stad heb willen wonen, ik werd er als het ware naartoe gezogen. Het was alleen maar wachten op het juiste moment."

"Ongelooflijk interessant aan Brussel is dat het de meest zuidelijke stad is van de Germaanse cultuur en de meest noordelijke van het Latijnse taalgebied. Die twee komen hier samen, en dat is de kern van een cultuur die op de een of andere manier toch Belgisch is. Ook de beetje morsige manier waarop alles hier tegen elkaar is aangeplakt, blijft leuk. Het spreekt me veel meer aan dan het imperiale van Parijs. Iets als het Jubelpark of de Grote Markt, daar zou je in Parijs of Wenen niet omheen kunnen; hier moet je ernaar zoeken, of er toevallig op botsen. Het is allemaal een beetje weggemoffeld."

"Ik heb er altijd van gedroomd me niet te beperken tot één grootstad. Vijf jaar Brussel, vijf jaar Parijs, vijf jaar Rome, vijf jaar New York... Maar dat is niet makkelijk te realiseren, en dus stel ik het nu al meer dan vijftien jaar met Brussel. Zonder spijt: ik woon hier graag, en door mijn werk kom ik geregeld in buitenlandse steden. Ik vind het ook altijd prettig weerkeren. Op Zaventem of in de Midi aankomen en dan nog eens naar Sint-Niklaas moeten, zou ik verschrikkelijk vinden. Niet dat ik iets tegen Sint-Niklaas heb, maar toch. Die behoefte aan leven en werken in de grootstad zal ook nog wel een tijdje duren. Ik heb het nog steeds nodig om te functio­neren. Later, als ik hier alles heb gezien en meegemaakt, kan ik nog altijd naar buiten. Kippen, konijnen, katten en een hond houden."

"De Vlaming heeft altijd al een moeilijke verhouding met de grote stad gehad. En zeker met Brussel, dat 'Franse gedoe'. Ik vond dat net leuk, ik woon graag in een stad waar mijn moedertaal een minderheidstaal is, maar toch bij wet beschermd en verankerd. Het straffe is wel dat mijn Frans beter was toen ik van school kwam dan nu. Maar ja, ik zit dan ook in een Nederlandstalig milieu, en in het internationale artiestenmilieu is Engels de voertaal."

"Die veeltaligheid is en blijft toch iets redelijks unieks, iets wat we in stand moeten houden. De meeste steden die ik ken, zijn eentalig, in bestuur, bevolking en communicatie. Dat beperkt een mens in zijn mens zijn. Plezant is ook dat als je hier even zapt op tv, je na elkaar veel van die talen hoort en culturen ziet. Dat versterkt het unieke Brusselgevoel."

Tussen de vogeltjes
We zitten in een ruimte die twijfelt tussen loft en appartement. Zowel voor- als achteraan veel licht. "Dit was de conciërgewoning van wat vroeger naaiateliers waren."

"We hebben deze ruimte in 1997 gekocht en ik denk wel dat het een goede investering is geweest. Ideaal gelegen. Het Kaaitheater: vijf minuutjes lopen. De metro naar het Zuidstation en de treinen naar het buitenland: vlakbij. Het Noordsta­tion, vanwaar ik naar de luchthaven kan sporen: tien minuten hiervandaan. Fijn is ook dat ik zowat midden de stad zit, maar het niet voel. Het gewriemel, de drukte is hier de ver-van-mijn-bedshow. Zeker als ik in mijn tuintje zit, tussen de plantjes en bloemen en het gefluit van de vogeltjes. In Amsterdam, Londen of Parijs zou zoiets onbetaalbaar zijn."

Brussel in 't klein
"Deze buurt stond lang bekend als 'te mijden', maar ze is de jongste jaren opgewaardeerd. Al blijft de straatprostitutie voor velen een probleem. Ikzelf zit er niet echt mee, maar ik kan mij voorstellen dat voor mensen met kinderen de kaarten enigszins anders liggen. Ook hoor ik dat eigenaars last hebben om huurders te vinden: kandidaten die komen kijken, de straatmadeliefjes op de stoep zien staan en vervolgens afhaken. Maar ik geloof dat het mettertijd wel zal beteren. Zeker nu de KVS is verbouwd en voor nog meer mensen een aantrekkingspool is geworden: de Stad zal wel vroeg of laat het gevoel krijgen dat er echt aan de overlast dient te worden gewerkt."

Reyniers is er de man niet naar om luidkeels te fulmineren over al wat er misloopt in de stad. Toch merkt hij fijntjes op dat Brussel dan misschien wel de Europese hoofdstad is met het meeste groen, maar dat het te weinig zichtbaar is. "In Berlijn bijvoorbeeld vind je veel meer groen langs de straten en boulevards. Hier is dat groen vooral geconcentreerd in enkele grote parken en het gedeelte van het Zoniënwoud dat binnen het gewest ligt. Ik prijs me dan ook gelukkig dat ik dicht bij een heerlijk stukje groen woon: het park van de Botanique. Voor de zonnekloppers is er het bovenste gedeelte, ik prefereer het lagere. Een vijver met een fontein, op nog geen vijftig meter van de verkeersgekte op de Kleine Ring. Daar ga ik in de zomer vaak in het gras liggen: een oase van rust, maar tegelijkertijd hou je het contact met de stad door het zicht op de kantoorgebouwen van de Noordwijk en de Financietoren."

"Natuurlijk draagt Brussel een aantal aspecten van onveiligheid en samenlevingsproblemen in zich. Maar dat is de natuurlijke overgang van een grotendeels homogene naar een multiculturele maatschappij. Waarbij we onze wensen niet te zeer voor realiteit mogen nemen; het is niet omdat we Marokkaanse taartjes eten en Indiase wierookstokjes branden, dat we er al zijn. Ik denk ook niet dat de oplossing van het probleem erin ligt dat we zeggen: 'We moeten allemaal hetzelfde zijn.' Integendeel, je moet de verschillen tussen mensen en culturen erkennen en ze productief maken. Ze wegmoffelen, of er één saus van maken, is uit den boze. Daarom gebruik ik vaak het woord naast. Ook voor het Kaaitheater. We willen Vlaamse artiesten naast Europese kunstenaars zetten, naast Brusselse artiesten, naast Amerikaanse. We willen zowel performance brengen als theater als dans."

"Transponeer dat naar de stad en je kunt Brussel als een groot theaterpodium zien. Ruud Gielens heeft bij ons een tijd geleden een tekst van Peter Handke op de planken gebracht: Het moment dat we niets van elkaar wisten. Het is geen theatertekst, hij bevat enkel regieaanwijzingen - geen dialogen - en beschrijft het oversteken van een plein door driehonderd personages. Gewone mensen, maar ook historische figuren. We hebben Ruud gevraagd die tekst op het podium te brengen als een soort miniversie van Brussel en hij heeft een pleintje gecreëerd waar mensen passeren, elkaar ontmoeten, elkaar graag zien, maar ook ruzie maken, in de clinch gaan. Je zag daar, in miniatuurvorm, dat grote theater dat Brussel is. Door die productie te brengen met mensen met verschillende achtergronden en culturen, hebben we ook een divers publiek in de zaal gekregen. Een heel mooi moment."

Stoppen op het juiste moment
Mooie momenten zijn er genoeg geweest in de negen jaar dat Reyniers aan het roer heeft gestaan van het Kaaitheater. Op het einde van het seizoen 2007-2008, zijn tiende, zet hij er een punt achter. "Toen ik het voorstel kreeg om Hugo De Greef op te volgen, was dat een geschenk uit de hemel. En dat is zo gebleven. Toch vind ik de tijd rijp om weg te gaan, om verschillende redenen. Voor mij is een cyclus rond: we hebben verdergewerkt met een aantal artiesten van het Kaaitheater uit het verleden - Jan Lauwers, Anne Teresa De Keersmaeker, Josse De Pauw -, en tegelijk zijn we beginnen werken met de nieuwe generatie van toen, de generatie van midden tot eind jaren 1990. Ondertussen is daar een derde generatie bijgekomen. Het geeft me het gevoel dat het mooi is geweest. Ik wilde die derde generatie introduceren - wat ook gebeurd is -, het geheel achterlaten en zeggen: 'Kijk, hier zijn dingen waarop verder geborduurd kan worden.'"

"Ik had ook het gevoel dat voor mij persoonlijk genoeg is geweest. Ik vond het aangeraden om te stoppen op een moment dat ik het nog graag deed en dat het goed ging met het huis. Liever dan dat de klad erin komt en zo het huis in een crisis meegesleurd wordt. Ik vind het ook niet gezond dat iemand meer dan tien jaar op dezelfde stoel blijft zitten en het artistieke profiel van een huis zou bepalen - waarmee ik geen uitspraak doe over andere mensen, absoluut niet. En last but not least wil ik, door aan het eind van dit seizoen weg te gaan, mijn opvolger de tijd geven om zich in te werken, een nieuw plan te schrijven en het dossier op te stellen voor een nieuwe vierjarige subsidiëring."

"Niet langer vijf avonden in de week in een theater zitten, niet langer gebonden zijn aan een strak schema: voor mij zal er natuurlijk veel veranderen. Concrete plannen voor de toekomst heb ik niet, neen. Theater ga ik natuurlijk niet loslaten, dat is een deel van mezelf geworden. Maar tegelijkertijd wil ik de kans grijpen om meer films te zien, meer te lezen. Ik heb altijd graag theater naast film gezien, én naast literatuur, én naast andere media."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni