Wonen in Brussel: Pieter Demeester, CD&V

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
19/01/2008
"Een van de charmes van Brussel is het multiculturele. Het is een cliché, ik weet het. Maar dat we met allemaal minderheden samenzijn, vind ik fantastisch. Als Vlamingen zijn we daarbovenop een bevoorrechte minderheid, denk maar aan het onderwijs of het cultuuraanbod. Het mág - we kunnen het historisch verantwoorden -, en het mooie is dat de Vlaamse Brusselaar de openheid van geest heeft om anderen mee te laten genieten. Maar zonder goed onderwijs voor de kinderen waren we niet gebleven, denk ik." Pieter Demeester (38) is algemeen CD&V-secretaris, en hij is de zoon van politica Wivina Demeester.

Etterbeek, Louis Hapstraat. Kato (11), Morane (9) en Felix (7) zijn vlijtig de tafel aan het afruimen met mama Olivia als ik binnenkom. Er volgt een korte rondleiding. Samen met Kato, die maar wat graag op papa's rug mee de honneurs waarneemt. "We hebben ons huis nu zowat elf jaar geleden gekocht. Een eigen woning, een grote ruimte, het was min of meer een must, want we wilden drie of vier kinderen."

En ruimte, die is er: elk van de kinderen een eigen kamer, aparte speelruimte, een tweede zithoek op de zolderverdieping, bureautje. "We prijzen ons echt gelukkig dat we het toen gekocht hebben, de jaren erna zijn de prijzen alleen maar de hoogte in geschoten. Een spijtige zaak; zeg nu maar eens aan jonge Vlamingen: 'Kom naar Brussel, het is er ik weet niet hoe tof.' Ik ben een enthousiaste Brusselaar, ik zou graag mensen warm maken voor onze stad, maar nu iets kopen is onbetaalbaar geworden voor iemand met een modaal inkomen. Ik besef dan ook maar al te best dat we bevoorrecht zijn met dit huis, dat onze kinderen de nodige ruimte geeft. Dat we in de zomer buiten kunnen zitten in ons tuintje."

"Kiezen voor Brussel is ook geen grote stap geweest, al komen we allebei van het platteland: ik van Zoersel, Olivia van Genk. Nadat ik mijn kandidaturen Rechten in Namen had gedaan en Olivia de hare aan de Ufsal - nu de KUB -, hebben we elkaar in Leuven leren kennen. Toen Olivia haar diploma op zak had en in Brussel begon te werken, vervulde ik mijn militaire dienst. Wonen in Brussel leek ons een logische optie, zeker omdat de kans groot was dat we hier blijvend werk zouden kunnen vinden. Dat hier veel Frans wordt gesproken, schrikte ons niet af, helemaal niet: Olivia was van huis uit al een beetje tweetalig, omdat haar moeder afkomstig was van Wallonië; ik had mijn taalbad gekregen in Namen. Van vrienden die de stad de rug hebben toegekeerd, krijg ik af en toe weleens de vraag: 'Houden jullie het vol, lukt het?' Wel, dat lukt zeer goed. Sinds we dit huis hebben gekocht, hebben we er nooit meer aan getwijfeld hier te blijven. Ook met groen zijn we hier niet slecht bediend. Alleen al de aanwezigheid van het Zoniën­woud - als je de Ardennen even buiten beschouwing laat het mooiste bosrijke gebied van het land - is een zegen."

RC Etterbeek
We installeren ons in de nieuwe zithoek vooraan, onder de kerstboom. Met een wit wijntje. Goed gezelschap, denkt Picasso, de grijs-witte tijger met prachtige massieve kop: hij vlijt zich als een pasja achter mijn rug. "Hij durft weleens iets omver te lopen, het is nu eenmaal niet de handigste kater ter wereld, maar voor de rest is Picasso de idea­le huisgenoot. Zacht van karakter, hij komt zelfs goed overeen met onze konijnen."

Buiten is het de rust zelve, geen enkel geluid van de straat verstoort ons gesprek. "Het is hier inderdaad een heel rustige buurt; uitgangsleven vind je hier niet. Er is ook een goed contact. Mensen met kinderen van dezelfde leeftijd, naast ons een alleenstaande vrouw van rond de zeventig, die geregeld hielp met de opvang van de kinderen. Een heel sympathieke buur, op wie we ook nu nog kunnen rekenen om Picasso, onze vissen en konijnen te voederen wanneer we op vakantie zijn. En twee huizen verder woont er een koppel met tweelingdochters van om en bij de twintig, dat zijn onze vaste babysitters."

"De architect die ons huis heeft vernieuwd en in de straat woonde, maar ondertussen andere oorden heeft opgezocht, heeft als eerste het initia­tief genomen om de mensen uit de buurt samen te brengen. Niks speciaals, heel simpel, maar ideaal voor nieuwkomers om de eerste drempel te overwinnen en de mensen hier beter te leren kennen. Het is heel merkwaardig, we leven in een metropool - internationaal, multicultureel, hoofdstad van Europa -, maar je hebt tegelijkertijd veel dorpsleven. Zelfs in Zoersel, op het platteland, heb ik nooit meer dorp ondervonden dan nu."

"Voetbal is een heel goede vorm van integratie. Felix en ik spelen allebei bij RC Etterbeek. Felix bij de jeugd, ik bij de veteranen. Het Guy Thys-stadionnetje heb ik heel toevallig ontdekt bij het verloren rijden. De club levert schitterend werk, ondanks het feit dat ze maar één terreintje heeft, kunstgras. Vooral de jeugdwerking is schitterend, ik denk er zowat driehonderd spelertjes zijn. In het gareel worden ze gehouden door een Griek, monsieur Capidis, bij wie het om meer gaat dan alleen maar voetballen: discipline, hoffelijkheid, respect. Het grappige is dan weer dat diezelfde monsieur Capidis zijn goede manieren in de kleedkamer achterlaat als hij bij de veteranen de schoenen aanbindt. Maar ja, voetbal blijft een spelletje en volwassen mannen worden weer jongetjes wanneer ze het spelen."

"Bij de voetbalclub kom je heel Etterbeek tegen. Bij wijze van boutade zeg ik weleens: de maatschappij kom je maar op twee plaatsen in al haar geledingen tegen. Eén, op de lagere school, waar de sociale selectie nog niet is doorgevoerd; en twee, in het voetbal. Clubs die daarin slagen, zijn heel belangrijk voor de samenleving, voor het samenleven."

"Onlangs hadden we een feestje met de ouders van Felix' ploegje. Uiteraard was de voertaal Frans, maar op een bepaald moment keek ik de tafel rond en besefte ik dat voor al die mensen - Polen, Arme­niërs, Marokkanen, Vlaamse Brusselaars... - Frans een gebruiks­taal is, niet de moedertaal. Leuke vaststelling, ze zeggen dat Brussel een Franstalige stad is - zeker van buitenaf - en Frans is inderdaad de voertaal, maar ondertussen zijn de francofone Belgen een minderheid geworden. Een belangrijke minderheid weliswaar, maar desalniettemin een minderheid als de andere."

Regenboogje
Pieter Demeester en zijn vrouw Olivia voelen zich goed thuis in Brussel, maar ook de kinderen hebben het best naar hun zin, zegt mijn gastheer. "We hebben van in het begin de keuze gemaakt om onze kinderen naar een Franstalige crèche en kleuterschool te sturen, hier in de gemeente. Dat heeft zijn vruchten afgeworpen, ze zijn beter tweetalig dan ik. Ik ben er zeker van dat we de juiste keuze hebben gemaakt: het is tof voor hen én voor ons dat er geen taalbarrière is, dat ze zich volledig kunnen uitleven. Dat ze met iedereen kunnen babbelen. Thuis spreken we altijd Nederlands, ze gaan nu naar het Nederlandstalig onderwijs, maar de buitenschoolse activiteiten - turnles voor onze twee meisjes, voetbal voor Felix - zijn in het Frans, en ook Cathy, die de kinderen na schooltijd thuis opvangt, is eentalig Frans."

"We zijn heel tevreden over hun schooltje, het Regenboogje. Heel multicultureel, maar toch voldoende Nederlandstalig. Het aantal kinderen met een of twee Nederlandstalige ouders schommelt zo tussen de dertig en vijftig procent per klas. Zeker niet slecht, en de voertaal onder de kinderen op de speelplaats is bovendien Nederlands. Er zijn andere Nederlandstalige scholen met allemaal kinderen voor wie Nederlands de tweede of zelfs pas de derde taal is. Dat zet, me dunkt, het Nederlands onder druk, en daarmee het hele onderwijs. Openheid is een goede zaak, maar het moet toch niet eenvoudig zijn voor jongens en meisjes van wie de ouders het Nederlands niet machtig zijn; op extra hulp van mama en papa bij het huiswerk hoeven ze niet te rekenen. Ook voor die ouders is het een ondankbare situatie: je wilt je kinderen helpen, maar je kunt het niet altijd. Ik heb eens het rapport en de commentaren moeten vertalen voor een Marokkaanse moeder wier zoontje het niet makkelijk had op school. Zij zat met de krop in de keel, maar ik ook."

"Stilletjesaan beginnen we ermee te experimenteren de kinderen wat meer zelfstandigheid te geven. Zo gaan ze sedert enkele maanden alleen naar school, waarbij Kato op haar zusje en broer let. Ze gaan met de tram en moeten niet echt grote verkeersaders oversteken. Kato laten we soms zelfs alleen met de bus naar de turnclub in Sint-Pieters-Woluwe gaan; binnen een aantal jaartjes zal Felix wel in zijn eentje te voet naar de voetbalclub kunnen. Makkelijk is het allerminst, die stappen zetten, maar we hebben onszelf ertoe gedwongen: wat wij mochten toen we klein waren, moest ook kunnen voor onze kinderen. Ik ga niet overdrijven, maar ik vind het een beetje missiewerk, het is eigenlijk op het randje af van not done. Onlangs hebben we Morane en Felix met wat euro's voor een snoepje naar de krantenwinkel gestuurd. De uitbaatster vond dat niet kunnen, twee kleine kinderen alleen in haar winkel: ze heeft geweigerd hen te bedienen. Een verkeerd signaal als je het mij vraagt, de stad zou kindveiliger zijn als andere ouders ons voorbeeld volgden."

Op de fiets
Om de kinderen alleen met de fiets los te laten is het nog te vroeg, maar zelf is Demeester een wielerfanaat. "Heel aangenaam is dat: je zit in de hoofdstad van Europa, maar desondanks is die nog goed te bemeesteren met de fiets. Ik doe het nu al een tiental jaar en heb er geen enkel probleem mee. Zodoende heb ik Brussel goed leren kennen, mag ik wel zeggen. Drop me om het even waar, ik zal altijd wel gauw een plek vinden waar ik me kan oriënteren. Ik fiets al tien jaar in Brussel, hé, je komt vooral waar je moet zijn, maar toch ook op veel andere plekken. Onlangs heb ik nog deelgenomen aan de Kerstverlichtingstour van Pro Velo en ze hebben me toch weinig kunnen laten zien wat ik nog niet kende. Behalve dan het grootste stuk van de eerste omwalling van de stad: een mooi stukje geschiedenis, niet ver van de Marollen."

"Vroeger sprongen we vaker op de fiets om plekjes te ontdekken, maar dat is de jongste jaren wat geminderd. Al gebeurt het 's zondags - wanneer de kinderen naar de scouts zijn - nog weleens dat we van de gelegenheid gebruikmaken om te genieten van een fietstocht, een wandeling, een tentoonstelling. Minder auto, meer fiets, meer verkeersvrije ruimte in de stad, ik ben er een voorstander van, absoluut, maar het openbaar vervoer moet dan wel volgen - nu al zitten de metrostellen overvol."

"We willen ook milieubewust wonen. We recycleren regenwater met onze pomp, op het dak staan zonnepanelen. Heel spectaculair is dat niet en ondertussen bestaan er al betere systemen, maar er is altijd wel een 'duurzaamheidsorganisatie' die ons weet te vinden, voor een open dag of om in een brochure te staan. Dat wijst erop dat ecologisch verbouwen blijkbaar niet nog niet echt van de grond is gekomen, al komt op zo'n open deur nogal wat volk af. De laatste keer was het een organisatie van het BIM (Brussels Instituut voor
het Leefmilieu, red.). Driehonderd man is hier toen over de vloer gekomen."

Low profile
Demeester is het soort man voor wie het glas veeleer halfvol is dan halfleeg. Toch zijn er dingen die volgens hem beter kunnen, bovenop het nog steeds te wensen overlatende openbaar vervoer. "Loop eens in Antwerpen rond, dan zie je toch meer mooie gebouwen dan hier. Vooral wat hedendaagse architectuur betreft. Dat komt echt niet van de grond, vind ik. Er is heel weinig nieuws waarvan je zegt: 'Wow!' We zijn toch wat laks, ondanks het feit dat we hoofdstad zijn van de Europese Gemeenschap; we teren toch te veel op onze Grote Markt. En Brussel kan toch soms zo vuil zijn, hé. Je komt geregeld een bouwwerf tegen die maar niet wil opschieten, braakliggende grond, leegstaande, verkrottende huizen, een hoop zwerf- en huisvuil op straat. Wat meer initiatief om daarin verandering te brengen, wat meer discipline zou welkom zijn. Meer trots ook, meer aandrang om Brussel uitstraling te geven."

"Dat het niet echt van grond komt, zal wel iets te maken hebben met de negentien gemeenten, de moeilijke organisatiestructuur, de verdeelde verantwoordelijkheden. Ook wel een beetje met de Brusselse mentaliteit, laissez faire, laissez passer, een beetje low profile. Anderzijds is dat laatste tof, het moet ook geen m'as-tu vu-bedoening worden, hé. Het is goed dat er hier een ontspannen sfeer hangt. Je hoeft je niet te bewijzen, het wordt allemaal niet opgeklopt. Dat pocherige dat je in Antwerpen of in Gent hebt, de drang om het imago hoog te houden, vind je hier niet."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni