Wonen in Brussel: Raven Ruëll, theatermens

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
23/07/2005
"Mijn voorstellingen bevatten dikwijls brutaliteit en geweld, maar raken evenzeer aan de kwetsbaarheid en de schoonheid van het samenzijn van mensen in een stad. Autochtonen, allochtonen, mensen met veel of met weinig geld. Het zijn vaak universele verhalen waarin de naam Brussel niet wordt vernoemd, maar toch kan je ze nooit los van deze stad zien. Al was het maar omdat ik hier al van mijn tweede rondloop en mijn werk steeds heel persoonlijk is." Raven Ruëll (27), theaterregisseur, -auteur en -acteur.

Raven Ruëll is een gelukkig mens dezer dagen. Omdat het eindelijk zeker is dat het BRONKS-theater een onderkomen krijgt aan de Varkensmarkt, omdat het vakantie is. "Het is een zeer zwaar jaar geweest, heel productief. In de plaats van altijd maar na te denken over Brussel, kan ik eindelijk enkele weken echt genieten van mijn stad. Al kan een mens als ik de knop niet zomaar omdraaien. Waar ik ook ga, steeds blijft Brussel een bron van inspiratie."

Mijn stad, noemt Raven Brussel. Terecht. Hij is weliswaar geboren in Knokke, maar groeide op in Vorst en sinds een tiental jaren is het centrum zijn biotoop. Het leven tussen Frans en Vlaams, in een multiculturele omgeving, Raven heeft het met de paplepel naar binnen gekregen. Het Brussels dialect spijtig genoeg niet: moeder was van de omgeving van Brugge, vader afkomstig uit Glabbeek, bij Tienen.

"Ik spreek zelfs geen enkel dialect, al neem ik soms wel klanken over van mensen met wie ik lang werk. Alleen aan mijn Frans merk je dat ik van Brussel ben, omdat ik het mix met Nederlandse woorden."

"Onze buurt was heel gemengd. Italianen, Marokkanen, Spanjaarden, Turken, Belgen, alles door mekaar. Ik heb er zeer snel een soort spreek-Frans geleerd: het was dat, of enkel met mijn broers spelen, niet met de andere kinderen uit de buurt. Naar school ging ik in Ukkel, School 11 A. Een Nederlandstalige instelling, maar daar was weinig van te merken. In zoverre zelfs dat ons op een zeker moment werd verboden nog Frans te praten op de speelplaats. Wat voor mij zoveel wilde zeggen als: nu mogen we niet meer spelen. Ook op het Sint-Jan-Berchmanscollege, waar ik in het middelbaar ben beland, waren er veel Franstalige leerlingen. Maar de sfeer was heel anders. De Franstaligen kwamen uit de welgestelde bevolkingslagen, het was veel meer een strijd tussen de twee taalgemeenschappen, dan een samenzijn van."

Schelden op de ploegmaats
"Ik was een heel sportief baasje, speelde vooral graag voetbal. Zodra ik oud genoeg was, mocht ik mij aansluiten bij La Forestoise. Daar heb ik mijn ogen uitgekeken, maar tegelijkertijd klikte die mengeling van talen, culturen en gewoonten wonderwel. Zeker in het begin, want vooroordelen zijn kinderen vreemd: een ploegmaat is een kameraad, punt. We speelden heel vaak tegen Nederlandstalige ploegen van de rand Brussel: Dilbeek, Merchtem, Diegem... Die gasten spraken Nederlands onder elkaar, ze maakten er een gewoonte van mijn ploegmaats uit te schelden, ervan uitgaand dat ze het toch niet verstonden. Maar ik het verstond het wel en tijdens de rust kon ik het allemaal navertellen. Met alle gevolgen van dien voor het verloop van de tweede helft. We werden wel degelijk met de nek aangekeken door die Vlaamse ploegen, mijn ploegmaats werden er meer dan eens van beschuldigd iets gestolen te hebben. Zij werden dubbel gecontroleerd, ik niet. Heel onrechtvaardig was dat."

"Ook toen we aan de Arduinkaai woonden, werd ik geconfronteerd met dat racisme. Mijn broer ging toen geregeld voetballen met de jongens van het jeugdhuis van de Chicagowijk. Als er politiecontrole was, moest iedereen tegen het hek behalve mijn broer. Dat negatieve klimaat is ondertussen wel ten goede veranderd, er zijn heel veel positieve tendensen. Maar dat het de goede kant opgaat in Brussel wil niet zeggen dat ongelijkheid en onrechtvaardigheid geen deel meer uitmaken van deze stad. Integendeel."

Keerpunt
Met college te lopen leerde Raven de stad steeds beter kennen, werd Brussel meer zijn biotoop dan Vorst. De verhuis, op zijn zestiende, met de familie naar het centrum, was een logische stap. Vader had wat hij al zo lang wou, de zonen waren eindelijk groot genoeg om van de stad te kunnen genieten.

"Dan heb ik ook het college verruild voor de Kunsthumaniora in de Moutstraat. Hét keerpunt van mijn leven. Tot dan was voetbal mijn hele leven geweest, plots werd ik ondergedompeld in een bad van film, dans en theater. Het begin van een obsessie die ik nog steeds niet heb afgeschud."

Regie (vooral), schrijven, acteren: het gaat Raven allemaal goed af. Zijn pakkende creatie voor BRONKS, 'Stoksielalleen', kreeg enkele maanden geleden de 1000 Watt-Prijs, die jaarlijks de beste productie voor kinderen en jongeren in Nederland en in Vlaanderen bekroont. Van volgend jaar af is hij mee verantwoordelijk voor de artistieke leiding van de KVS. De KVS waar Raven zijn eerste creatie bracht nadat hij was afgestudeerd aan het RITS.

Vechten voor de stad
"Mijn verhalen vertellen vaak wat opgroeien in een grootstad betekent, wat de voor- en nadelen zijn van zo'n omgeving en wat we kunnen doen om ze nog leefbaarder te maken. Dat doe ik samen met mensen die in Brussel wonen, werken en leven. Een uitgetekend stadsplan heb ik niet. Wel tracht ik mijn steentje bij te dragen om de veeltaligheid en het bloeien van verschillende culturen in Brussel te bestendigen en uit te bouwen. Ik strijd ervoor dat de Vlaamse en Franse gemeenschap elkaar meer ontmoeten. De mengeling die Brussel te bieden heeft, is het mooiste wat er is. Het is jammer dat het zoveel mensen afschrikt in de plaats van stimuleert. Voor mijn meest recente project heb ik in de KVS gewerkt met zes Afrikaanse kunstenaars - theatermensen en dansers - die al jaren in Brussel wonen, sommigen zijn hier zelfs al van in de wieg. Geweldig, zoiets ademt Brussel."

"Theater moet voor mij een plek zijn waar je een neerslag krijgt van wat er in een stad broeit en bloeit. Als je al jaren 'Othello' speelt met dezelfde twaalf acteurs, dan kan je moeilijk beweren goed bezig te zijn. Daarom vind ik het fantastisch dat de KVS verscheidene wijkprojecten organiseert. Zoals bijvoorbeeld 'Stoemp', de Dito'Dito-creatie met Maghrebijnse jongeren uit de buurt. Tien jaar geleden was het ondenkbaar dat Turken of Marokkanen op het podium stonden van de KVS, nu kan het wel. De stemlozen een stem geven, dat is erg belangrijk. Nu ik vier jaar voor diezelfde KVS ga werken, zal ik mij nog meer met Brussel en stedelijkheid bezig houden. Ik ga nog meer vechten voor wat er in deze stad moet en kan gebeuren en voor wat er al gebeurt. We moeten met z'n allen beseffen dat de grote verscheidenheid dé troef is van Brussel en niet de grootste handicap. Wie problemen heeft met die verscheidenheid woont veelal niet in het centrum, of laat zich leiden door negatieve berichten in de media, die vaak hun best doen om Brussel in een overdreven slecht daglicht te stellen. Het zegt meer over de kortzichtigheid van die mensen dan over Brussel zelf."

Barbaarse daden
Een en ander betekent niet dat Raven blind is voor zaken die in Brussel mislopen. Integendeel.
"Een vriend van mij is heel onlangs door vijf vechtersbazen 's nachts voor café De Walvis in elkaar geslagen. Resultaat: tanden kwijt, kaaksbeen verbrijzeld, negen uur op de operatietafel. Ik ben er nog altijd niet goed van: zeker omdat het zo'n goede vriend is en zowat de meest sociale mens die ik ken. Zeggen dat dit een fenomeen is eigen aan elke grootstad, is me iets te vrijblijvend. Angst is echter een slechte raadgever - het gaat ten slotte om een kleine minderheid -, de ondemocratische maatregelen die extreem-rechts propageert zijn helemaal uit den boze."

"Ik kan en wil zulke gewelddaden niet goedpraten, maar anderzijds leiden wij wel een luxeleven en heel veel mensen in deze stad niet. Vorig jaar heb ik voor de KVS 'Roberto Zucco' geregisseerd, een stuk over de harde kanten van het leven in de grootstad. Een van de vertolkers was Mourad Zeguendi, een jonge Brusselse Marokkaan én Belg. Je trekt grote ogen als je zijn verhalen over Brussel hoort. De vernederingen die hij al die jaren heeft moeten ondergaan, op trein, tram, bus, in de uitgangsbuurten: onvoorstelbaar. Tot op een niveau dat je er zelf paranoïde van wordt. En zeggen dat hij even veel Belg is als jij en ik. In barbaarse daden wil ik absoluut niet meegaan, maar als ik zoiets hoor, kan ik sommige reacties toch in zekere mate begrijpen."
Ruëll stelt me voor iets te gaan drinken. "Ik kan je helaas niets aanbieden. Ze zijn eergisteren met mijn ijskast gaan lopen. Ik had ze geleend van iemand, die ze terug nodig had."

We gaan de straat op, passeren het RITS. Ernaast, het gat van een afgebroken gebouw, een kraan.
"Tja, de kranen van Brussel, je zou ze gaan missen op de duur. Er moet ook zo gigantisch veel gerenoveerd of weggehaald worden. Er staan nog veel te veel panden leeg: prachtige huizen, zeer goed gelegen. Laat daar toch mensen in wonen. Maar neen, ze laten ze verrotten om ze vervolgens neer te halen en er iets lelijks voor in de plaats te zetten."

"Zulke en andere zaken maken dat Brussel geen stad is waar je aankomt en prompt zegt: 'Hier wil ik voor altijd blijven!' Je moet hier enkele weken zijn en langzamerhand ontdekken dat er schoonheid in de grijze melk zit. Een bijzonder authentieke en kwetsbare schoonheid. Vorige week nog kwam ik thuis na een aantal voorstellingen in Zagreb en ik was daar bijzonder blij om. Niet dat Zagreb me was tegengevallen, maar het bleek nog maar eens dat je pas echt merkt hoe graag je ergens woont of niet woont, als je er weg gaat." "Een van de redenen dat ik hier zo lang blijf, is ook dat ik hier nog steeds dingen blijf ontdekken. Van acteurs zeg ik al eens: Elke mens met wie je werkt, betekent tegelijkertijd dat er een mens is met wie je niet werkt. Hetzelfde kan je zeggen van Brussel: elke plek waar je woont, betekent dat er ook een plaats is waar je niet woont. Het is het geheel dat het hem doet voor mij. De mogelijkheden qua literatuur, muziek en theater, de mensen die ik ken en die ik niet ken. De anonimiteit, het lawaai, het nachtleven, de hartslag van de stadsjungle. Dat broeierige, ik heb het hard nodig voor mijn werk, maar ook om te leven."

"Natuurlijk zijn er in Brussel plekken om te koesteren. Het Begijnhof bijvoorbeeld, of het speelplein aan de overkant van het Kanaal. Als je daar in de zomer passeert, zie je Brussel op zijn best, één feest voor jong en oud. Maar Brussel is ook geweld, bureaucratie. Een mengeling van goed en slecht, van lelijk en schoon, van brutaal en kwetsbaar. Door elkaar in één mengeling. Dat is voor mij de ziel van deze stad."

We stappen de Greenwich binnen. Een zacht geroezemoes verwelkomt ons in het schitterende interieur. Geen muziek: het is het handelsmerk van dit schaakcafé.

"Dit is voor mij nog altijd hét café om een goed gesprek te hebben, de sfeer is uniek. Ik vind het decor bovendien van een onwaarschijnlijke schoonheid, een kunstwerk. Mijn vader heeft mij voor het eerst hier naartoe genomen, toen ik met schaken een nieuwe passie had ontdekt. Een passie die niet lang is meegegaan: toen ik voor het eerst van mijn broer verloor, was de goesting over. Ik kijk wel nog steeds graag naar mensen die schaken, niets is zo mooi als iemand geconcentreerd, in stilte bezig te zien. Op café ben ik dan ook iemand die vooral observeert: rustig in een hoekje zitten kijken en luisteren, om er dan een verhaaltje bij te verzinnen. Wat niet wil zeggen dat ik niet graag een gesprek op mij laat afkomen, om dan vervolgens in een onverwachte situatie of op een mij onbekende plaats te belanden. Dat kan ook niet anders als je open staat voor een stad als Brussel, het onverwachte. Ik vind het jammer dat er veel mensen zijn die Brussel alleen zien als de plek waar ze op de negende verdieping van een of ander torengebouw werken. Mensen die nooit eens verloren lopen, nooit eens iets meemaken dat eigen is aan Brussel."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni