Wonen in Brussel: Wanda Granata (62)

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
25/05/2008
"Ik was zeven of acht toen ik vanuit Limburg voor het eerst naar Brussel kwam. Samen met mijn vader, die hier een uurwerk had gekocht. Ik voelde me onmiddellijk thuis. Al die winkels, al die verschillende types van mensen, geweldig! Dat gevoel leeft nog steeds bij mij, ik ben nergens anders liever dan in Brussel." Wanda Granata (62) is een Italiaanse immigrante van de tweede generatie, maar in de eerste plaats een warme, vrijgevochten vrouw.

Jette, Dielegemsesteenweg. Een groot terras sluit naadloos aan op de leefruimte van de comfortabele woning. Een beetje vakantie in de stad. "Vroeger was het nog aangenamer. Dennenbomen, over de lengte van de hele muur. Die zijn gesneuveld met de bouw van nieuwe flats, nu zowat vijf jaar geleden. We konden vooraf de plannen gaan inkijken, maar mijn hoofd stond er niet naar omdat ik ernstig ziek was. Misschien hadden we er iets aan kunnen doen, want achteraf is gebleken dat ze meer gebouwd hebben dan gepland. Maar ja, het staat er zoals het is, ik ga er geen ruzie over maken. Nu heb ik klimplanten, maar die moeten nog groeien."
Hoe uitnodigend het terras ook mag ogen, toch lijkt het ons raadzaam binnen een boompje op te zetten, zo genadeloos schijnt de zon. Granata vertelt me hoe ze begin de jaren vijftig naar België is gekomen. Vanuit een bergdorpje in Calabrië, de Zuid-Italiaanse kust. Samen met haar vader, moeder en broer.

"Ik was pas vijf. Vader had voor België gekozen omdat hij in Limburg in de mijnen aan de slag kon. Voor hem was de aanpassing makkelijker dan voor mijn moeder. Hij durfde veel, sprak al snel een eigen taaltje waarmee hij zich verstaanbaar kon maken. Omdat de Italianen het niet echt bont maakten in hun nieuwe omgeving, hadden de mensen ons eigenlijk graag. We sloten ons ook niet op in getto's, maar woonden gewoon tussen de Belgen en dan word je nu eenmaal vlugger aanvaard."
"Voor mijn moeder lag het moeilijker, het leven in dat nieuwe, onbekende land. Mami was heel verlegen en vertrouwde op mij, de kleine Wanda, om haar te helpen converseren. Voor mij is dat achteraf een zegen gebleken: dat vertalen heeft me geholpen van jongs af aan een snelle geest te ontwikkelen. Nog een praktische kant: ik kon censureren waar en wanneer ik wilde. Toen ik 11 was, zijn we voor het eerst terug naar Italië gegaan. Met de trein. Ik moest die reis organiseren en op die manier word je als kind heel snel zelfstandig. Een waar avontuur was het. Van Waterschei naar Hasselt, zo naar Milaan en vervolgens Rome. Daar weer overstappen, om tot in het zuiden te geraken. Twee dagen en een nacht onderweg."

Macaroni

Was Granata al snel zelfstandig, toch heeft ze hard moeten knokken om haar plaats te veroveren.
"Zeker in Zuid-Italiaanse gezinnen was het toen nog zo dat jongens op de eerste plaats kwamen. Mijn ouders hebben me weliswaar ontzettend veel liefde gegeven, maar de nummer één van het gezin was mijn broer (Rocco Granata, red.), die zeven jaar ouder is. Ik keek naar hem op omdat hij de baas was. Zo ging dat in die tijd."

"Mami en ik, wij hadden een dienende rol. Alles wat ik bekomen heb, is met een zacht gevecht begonnen. Ik mocht bijvoorbeeld niet verder studeren, maar heb toch een beurs losgeweekt en zo ben ik in Brussel naar de tolkenschool kunnen gaan. Italiaans, Frans, Engels. En dit jaar ga ik beginnen met Spaans, dat leergierige heb ik van mijn vader. Aanvankelijk mocht ik ook niet leren autorijden. Toch heb ik het gedaan. De praktijk leerde ik stiekem van vrienden, op het theoretisch examen behaalde ik het maximum aantal punten. Zo fier als een gieter was ik: als je voor iets moet vechten is het hard op het moment zelf, maar uiteindelijk geeft het een enorme voldoening als het lukt."

Ook op school is het niet altijd even makkelijk geweest. Granata's prachtige lichtblauwe ogen schieten vuur bij de herinnering.
"Ik was elf en er was een non die me nooit aansprak met Wanda. Macaroni, zei ze. Ik vergeet makkelijk namen, maar de hare nooit: zuster Marie-Thérèse. Ik vond dat zo erg. Op een dag werd het mij allemaal te veel: ik stoof woedend het klaslokaal uit, recht naar moeder overste. Daar gekomen deed ik hevig gesticulerend mijn verhaal, met horten en stoten. Openlijk is moeder overste zuster Marie-Thérèse niet afgevallen, maar binnen de beslotenheid van vier muren heeft ze haar ongetwijfeld de levieten gelezen: zuster Marie-Thérèse heeft me nooit meer Macaroni genoemd."

Eind de jaren zestig is het gezin Granata van Limburg naar Antwerpen verhuisd. Meer bepaald naar Deurne, de Collegelaan.
"Rocco ging in Antwerpen wonen, wij zijn gevolgd omdat het gezin per se samen moest blijven. Mijn vader was ondertussen gestopt met werken, na een ongeval in de mijn. Wat ik me nog heel goed herinner, is dat ik steeds moest voorlezen op school omdat mijn Nederlands zo mooi was. Maar ja, toen sprak zowat iedereen daar nog dialect. Ik vond dat zo raar, dat Antwerps. 'Ik ga mijn eigen wassen'. Ja, wie anders?, dacht ik."

Schitterende mentaliteit
Haar echte vrijheid heeft Granata gevonden toen ze na de middelbare school samen met haar verloofde in Brussel is beginnen te studeren.
"Waar ik heel veel van hou, dat is de Brusselse mentaliteit; een volbloed Brusselaar is de tofste mens die er bestaat. De echte Marollien: wordt hij je vriend, dan is dat voor het leven."
"Een van de dingen die ik het liefste doe, is de opvoeringen van de sketches in 't Werm Woater bijwonen. Ik kan het Brussels dialect - onvoorstelbaar sappig - weliswaar niet praten, maar ik begrijp het goed. Ik weet niet of je hem nog voor geest kan halen, de politieagent die jarenlang het verkeer heeft geregeld aan de Wetstraat. Iedereen moest met die man lachen, geen verkeersknoop zo groot of hij ontwarde hem met een grap en een grol. Ik weet nog heel goed de eerste keer dat ik hem hoorde: 'Allez circulez, of verstod gij gien Vloms'. Maar de echte Brusselaars zijn helaas aan het verdwijnen."
Prachtig om te zien, vindt Granata, dat kinderen de mengelmoes van culturen niet meer dan normaal vinden.

"Ik merk dat aan mijn kleinkinderen. Mijn zoon David (onze columnist David Steegen, nvdr) heeft twee dochters: Anna en Julia. Murri, mijn dochter, heeft twee zoontjes: Luca en Mattia. Ik heb de jongens daarnet bij de voetbalclub afgezet, de Ritterclub. Daar zit van alles, die gastjes spreken alles door elkaar. De papa van mijn kleinzoons is Grieks, ze spreken vloeiend Grieks en Vlaams. Dat is het positieve aan Brussel, dat er een open geest wordt gekweekt."
"Toen David er kwam, waren er nog geen Vlaamse scholen. Hij moest noodgedwongen naar een Franse kleuterschool. Op een dag was hij in de zandbak aan het spelen en kwam er een jong blond meisje op ons af. Het bleek de juffrouw van een Vlaamse school te zijn. De twee meisjes die ze aan de hand had, waren haar enige leerlingen. Ze hoorde me Vlaams praten en vroeg of mijn zoon bij haar naar school mocht gaan. Van dan af is ze David elke morgen komen afhalen."
"Nu is het Nederlandstalig onderwijs in Brussel goed uitgebouwd, maar het heeft zoveel succes bij de Franstaligen dat het een probleem wordt je in te schrijven in je school van keuze. Ik heb dat ondervonden met Luca, mijn oudste kleinzoon. Het heeft twee jaar geduurd voor het ons gelukt is hem in te schrijven in het Sint-Pieterscollege: iedere week heb ik gebeld, tot ze mij waarschijnlijk zo beu waren dat ze toegestemd hebben. Toen heb ik in één moeite ook Mattia ingeschreven."

Paola
Eigenlijk is er in Brussel slechts één ding waar Granata heel erg aan tilt: de taalkwestie.
"Toen ik hier kwam wonen, sprak omzeggens niemand Nederlands, maar ik bleef koppig Nederlands praten. Iedereen bekeek me als een rariteit: wat is me dat voor een boerentrien!? Maar ik heb volgehouden. De bakker waar ik kwam, was een West-Vlaming, maar ik dacht dat zijn vrouw Franstalig was, omdat ik haar nooit Nederlands hoorde praten. Toen ik haar op zekere dag op een onbewaakt moment in het plat West-Vlaams bezig hoorde, ben ik boos buitengegaan en nooit meer teruggekomen. Ik blijf me daaraan storen, dat de oudere Franstaligen geen gebenedijd woord Nederlands kunnen of willen spreken. Zeker als ze een voorbeeldfunctie hebben. Voor onze koningin Paola, ze is nota bene afkomstig uit dezelfde streek als ik, ben ik jarenlang beschaamd geweest omdat ze Nederlandsonkundig was. Het kan niet dat je in een tweetalig land woont en de twee talen niet kent. Eigenlijk had de politiek al lang geleden moeten eisen dat iedere school in het Nederlands én in het Frans les moet geven. Dan zou er geen probleem meer zijn. Mijn kleindochters zeggen me: 'Ik haat Frans'. Ik: 'Je moet Frans leren, want je woont in Brussel in een tweetalig land'."

"Een geweldige anekdote: ik moest eens met David naar de spoeddienst van het ziekenhuis, omdat hij z'n neus had gebroken. De verpleegster sprak Nederlands met hem en hij antwoordde, de dokter sprak Frans met hem en hij antwoordde. Waarop de dokter hem vroeg wat zijn moedertaal is. David: 'Italiaans'. En hij had nog gelijk ook."
Voor de rest echter geen kwaad woord over Brussel. - "Gelijk waar in het buitenland, steeds heb ik heimwee naar België en vooral naar Brussel. Zelfs met het weer heb ik geen problemen, nooit gehad. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik hou van de regen. Zelfs van onweer."
"Geweldig aan Brussel vind ik dat je met zoveel verschillende mensen, talen en culturen wordt geconfronteerd. Mijn grootvader - ik heb hem nooit gekend -, had het heel goed gezien. Hij zei: 'De wereld zal een dorp worden', en dat is waar hé. Neem nu alleen al deze straat: Kosovaren, Belgen, Tunesiërs, Fransen, Polen, Duitsers... Al die verschillende nationaliteiten maken ook dat de keuken heel rijk is geworden; je kan stellen dat de vreemdelingen de Belgen anders hebben leren eten. Ik weet nog dat mijn vader mij als kind naar de slager om prosciutto stuurde en dat die brave man mij bekeek alsof ik van een andere planeet kwam. Het werkt langs beide kanten, wij thuis hebben bijvoorbeeld op onze beurt witloof leren eten."

"Je kan bovendien overal naartoe in Brussel, het aanbod van de stad is zo rijk dat vervelen er niet bij is. Een van mijn favoriete bezigheden is te voet naar het centrum wandelen en dan een koffie gaan drinken in de buurt van de Grote Markt. Ik ben ook heel gelovig, vind het prachtig dat Brussel zoveel schitterende kerken telt. Het Sint-Niklaaskerkje, achter de Beurs, bijvoorbeeld. Of het Finistèrekerkje. Daar zijn op dinsdag altijd orgelconcerten, een kwartiertje daarnaar zitten luisteren is een herbronning. Of de mis van 10 uur op zondag in Sint-Goedele. Genieten van die schitterende kathedraal, de orgelmuziek, een uurtje nadenken en mediteren. Geweldig."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Jette, Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni