Wonen in Brussel: Wim Kennis (65)

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
29/06/2006
"Voor mij is Brussel een onuitputtelijke aanwezigheid, een stad die je steeds weer kan verwonderen, op alle mogelijke vlakken. Of het nu cultuur is, horeca, ruimte die wordt heringericht, of mensen: je hebt hier l'embarras du choix. Maar onuitputtelijk, dat wil ook zeggen dat je het gevoel hebt nooit genoeg te kunnen genieten van wat er allemaal is. " Wim Kennis is de voorzitter van de gidsenvereniging Brukselbinnenstebuiten, socioloog-planoloog bij Unizo en bovenal: pragmaticus.

De Bijenkorfstraat, in de Schaarbeekse mond beter bekend als de rue de la Ruche. Daar woont Wim Kennis - die zijn jeugd sleet in het Antwerpse Borgerhout - nu al bijna dertig jaar. Maar Brussel werd al lang daarvoor zijn stad. "Ik was 26, en mijn instap was Woluwe. Door de liefde voor een vrouw, met wie ik korte tijd later getrouwd ben, door de jeugdwerking binnen die gemeente. Ze waren op zoek naar iemand om de 'Participatie en Integratie van het Jeugdbeleid' te onderzoeken, en de keuze viel op mij. Ik kreeg een woonst, telefoon, een klein bedrag om van te leven."

Het huwelijk heeft helaas niet erg lang standgehouden, Kennis' relatie met Brussel daarentegen is van een hechte duurzaamheid. "Van Woluwe zijn we verhuisd naar de Noordwijk, een jaar later kozen we voor Wezembeek. Dan volgde Beersel, nog landelijker. Niet mijn meug, zo bleek; ik wilde terug naar de stad. Het werd Schaarbeek, een heel bewuste keuze, want het meest volledig 'stad' van alle Brusselse gemeenten. Zeker op dat moment: het wemelde hier toen nog van de kleine bedrijfjes. Schaarbeek is en blijft ook een mooie gemeente. Sommige stukken zijn wel wat meer uitgeleefd dan andere, maar zelfs dat heeft zijn charme. Ik ben nog lang niet van plan hier weg te gaan, nee."

"Het leven in een stad als Brussel is niet altijd even simpel, klopt, maar bij momenten is het ronduit geweldig. Zoals op de Autoloze Zondag, die meestal samenvalt met Open Monumentendag. Wij maken er altijd een dag van dat we met de fiets op stap gaan, met een aantal familieleden en vrienden. Zalig is ook de zondag in Brussel. De stad straalt dan haar onmiskenbare charme uit door de rust, de afwezigheid van forenzen. Rust, maar niet zonder leven: vroeger kon Brussel op zondag dood zijn, maar dat is al een hele tijd niet meer het geval."

Noordwijk
De rode draad door het Brusselse leven van Kennis: engagement binnen de stad. Zo lag hij in 1971 aan de basis van de oprichting van Brukselbinnenstebuiten, een vereniging die eigenzinnige stadstours organiseert. "Ik was toen zelfstandige en ging voor de Stichting Lodewijk de Raet geregeld in scholen over de stedelijke en sociologische situatie van Brussel praten. Iemand zei: 'Je komt hier over de stad praten, maar kun je ons dat ook niet laten zien?' Ik: 'Oké. De volgende keer huren we een bus.' Zo is het begonnen. Daarna zijn Geert van Waeg en Joris Sleebus erbij gekomen - Sleebus die Brukselbinnenstebuiten heeft gemaakt tot wat het nu is. Maar ik ben nog wel altijd actieve voorzitter."

Belangrijker nog: toen hij in Woluwe woonde en werkte, is Kennis al heel snel betrokken geraakt bij de hele problematiek rond stedenbouw. Het was de tijd van de strijd om de Marollen, de strijd tegen de afbraak van de Noordwijk. Een periode die bij heel wat Brusselaars een bittere nasmaak heeft achtergelaten. "Professor Albert Martens, die net als ik in Woluwe gewoond had maar ondertussen verhuisd was naar het Gaucheretplein, stond op de barricaden in de Noordwijk; in de Marollen was dat pastoor Jacques Van der Biest. Ik heb het allemaal van heel nabij meegemaakt. In de Marollen kon de afbraak afgewenteld worden en is er redelijk wat sociale woningbouw gekomen. Wat daar wel is veranderd, is het maatschappelijk weefsel, door het grotendeels verdwijnen van het kasjoeberen - het ophalen van stadsoverschotten en die te koop aanbieden op d'Aa Met - als belangrijkste economische activiteit. De strijd in de Noordwijk daarentegen draaide uit op een verpletterende nederlaag; ik heb nog honderden dia's liggen waarop je die buurt langzamerhand ziet verdwijnen. Maar zeggen dat we niets bereikt hebben, gaat me net iets te ver. Het Gewestelijk Ontwikkelingsplan toont bezorgdheid om tot een goede stad te komen, een bezorgdheid die nu ook langzamerhand begint te dagen bij de heren en dames die de kabinetten en adminis­traties bevolken. Al zullen de krachtige lijnen van de strijders van het eerste uur niet doorgedrukt kunnen worden, al zijn de dingen die nu gerealiseerd worden, daar slechts flauwe afkooksels van. De stommiteiten die er gebeurd zijn en die nog steeds gebeuren, tja, dat is het leed en tegelijkertijd de charme van de stad: littekens, constant in evolutie. Maar het had nog erger kunnen zijn, er zijn ook zaken gespaard gebleven en mooi gerestaureerd, zoals de Bozar, en op verschillende plaatsen zijn pleinen en straten op een degelijke manier opnieuw ingericht."

Macht en geld
"In stedenbouw staan we nog altijd niet ver, het gebeurt nog steeds boven de hoofden van de mensen. Maar het ontstaan van de overlegcommissies, waar ook de madam met haar hondje haar zeg mag komen doen, getuigt toch van een soort openheid die er vroeger niet was. Stilaan begint de strijd dus vruchten af te werpen. Het gaat traag, heel traag ja, maar zo is dat nu eenmaal in een samenleving: het duurt bijna altijd een generatie voor het inzicht voldoende doorgesijpeld is. En ja, macht blijft macht en geld blijft geld, grondspeculatie is er nog steeds."

"Ik ben nu ook voorzitter van het gemeenschapscentrum De Kriekelaar. Ik merk daar heel goed dat veel jonge mensen in de stad willen blijven, maar dat ze geen dak boven hun hoofd kunnen kopen. En dat zijn dan nog niet de minst financieel slagkrachtige mensen van de gemeente. Waar gaat dat allemaal naartoe? Zwermt dat allemaal uit? Wordt Schaarbeek dan opnieuw wat men in 1865, 1875 beoogde: de faubourg van Brussel zijn?"
Een stad is altijd beweging, en dat wil ook zeggen dat je constant moet blijven werken om ze te verbeteren. Zo kom je automatisch ook bij de vraag: moeten die negentien baronieën in stand gehouden worden? "Een interessante denkoefening zou kunnen zijn: wat kun je in Brussel doen op basis van stedelijke entiteiten? Zoals bijvoorbeeld Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek: die zouden toch perfect samen kunnen klikken? Zo zou je waarschijnlijk tot pakweg zeven gemeenten kunnen komen. Gemeenten met beperkt adviesrecht in bepaalde materies: stedenbouw, het ophalen van huisvuil, noem maar op. Andere dingen kunnen dan weer bij de gemeenten blijven, zoals de plantsoenendiensten, bepaalde cultuursecties. In al die dingen moet je je de vraag stellen: hoe kun je de stad politioneel, administratief, cultureel en maatschappelijk goed doen functioneren? En daar zijn we vooralsnog nog niet."

De keuze voor Schaarbeek heeft Kennis zich nooit beklaagd. "Ik leef in een gemeente met allure, een gemeente die in feite een stad is. De Louis Bertrandlaan, die is prachtig. Als je in Vlaanderen honderdduizend man bijeen hebt, dan ben je al een serieuze stad. Ik heb Schaarbeek bovendien heel hard zien evolueren. Ten goede. Ook voor de Nederlandstaligen. De tijd dat je met de ellebogen kon aanvoelen dat je niet welkom was op het gemeentehuis, ligt achter ons. (Ex-politiecommissaris) Demol en compagnie: eveneens verleden tijd. Dat was niet de leukste periode: een van uitzuivering op een niet bepaald subtiele wijze, maar met helaas weinig preventie."

Het café wordt gesloten
"Natuurlijk is het niet al rozengeur en maneschijn. Zo zijn ze nog altijd niet begonnen met de lang aangekondigde restauratie van het Josa­phatpark. Ook dat is Brussel. En ook wat veiligheid betreft is het geen oase van peis en vree, daarvoor is Schaarbeek nu eenmaal te veel stad. Het is iets wat Miek en ik onze kinderen, Pepijn en Anna, voorhouden: in een stad als Brussel moet je met je ogen én oren én neus wakker zijn. Dat maakt je ook meer mens, vind ik. Pepijn en Anna weten het, maar ze voelen zich niet belemmerd. Zelfs met die tweetaligheid zitten die jongeren amper. Soms denk ik: god, ze laten een beetje zelfrespect als Vlaming vallen, maar daardoor bewegen ze zich als stedelingen veel vlotter."

"Al die grootstedelijke fenomenen: het is maar hoe je ermee omgaat. Als je een grote stad goed wilt laten leven, dan moet je positief omgaan met de verschillende bewoners van die stad en de verschillende culturen. Stadsmus zijn betekent uiteindelijk: leven en overleven, creatief zijn. Het houdt je alert, je dommelt niet in."
"Het is heel raar: toen ik dit huis kocht, zaten hier al hangjongeren op de stoep, nu zitten ze er nog. Geregeld zie ik daar ook van die zelfgerolde filters liggen, een tekeningetje hoef ik er dus niet bij te maken. Indertijd waren er mensen van de buurt die zeiden: 'Laat ze ophoepelen.' Ik heb daar geen zin in, maar ik eis wel een minimum aan respect. Als ik zie dat ze op straat gespuwd hebben, dan zeg ik: 'Mannekes, wilt ge dat eens opkuisen?' Sommigen antwoorden dan: 'Geef een vod, dan zullen we dat doen.' Zo'n gesprek had je vroeger niet, dan was het: zoef, weg, zonder woorden. Ondertussen zijn we dus gekomen tot een iets hoffelijker benadering van het stedelijk samenzijn. Wat ik ook durf, is zo rond halftwee 's nachts plots de deur opentrekken en zeggen: 'Heren, het café wordt gesloten.' En dan pas in het Frans: 'Messieurs, on ferme le café.' Dan zeggen ze af en toe: 'Excusez monsieur', of zelfs: 'Bedankt dat we hier hebben mogen zitten.'"

Feest in de Bijenkorf
Met de jaren heeft Kennis de bewoners van de straat zien verjongen. "Het heeft met zich meegebracht dat er een straatfeest is ontstaan, en dat we ons bouwkundig met de straat zijn gaan bezighouden: La Ruche en fête en La Ruche en ville. Het straatfeest heeft telkens op het einde van de zomer plaats met één vaste regel: het eten wordt meegebracht, voor de drank moet je betalen. Om twaalf uur wordt de straat afgezet, beginnen er wat mensen muziek te maken, komt iedereen druppelsgewijs naar buiten en wordt er een aperitiefje gedronken op kosten van het feestcomité. De eerste jaren was alles gratis, maar dat bracht problemen met zich mee, want in de omliggende straten waren ze natuurlijk ook niet blind: 'Hey mannen, het is daar gratis bikken en drinken, allen daarheen.' Door voor de drank te laten betalen, is dat grotendeels opgelost. Sociaal contact is goed; in elkaars potten kijken is dat niet. Daar dient een stad of een straat niet voor, er moet anonimiteit blijven."
"La Ruche en ville is dan weer gegroeid vanuit de bekommernis de straat leefvriendelijker te maken. Zo hebben we erdoor gekregen dat er een verkeersplateau werd aangelegd ter hoogte van de school, om het eenrichtingsverkeer te vertragen. We hadden ook graag gehad dat het 's morgens en 's avonds een soort schoolerf zou worden, dat het verkeer gewoon de straat niet in mag. Dat is niet gelukt, maar misschien komt het ooit nog weleens."

Pa Pijp
We zitten in het bureau van Wim Kennis op de eerste verdieping. Paperassen alom. "Ik hou veel bij. Vandaar. Soms begin ik eens op te ruimen, dan heb ik onmiddellijk zes dozen vol en lijkt het alsof er niets weg is."
"Waar hou ik aan? Dit huis, zeker. Miek en ik hebben nu drie verbouwingen achter de rug, en we hebben het graag zoals het nu is. Al staat het hier een beetje té vol. We zeggen nu: 'Nu kopen we niks meer.' Niet op de voddenmarkt, nergens. Het mag nog zo schoon zijn als het wil, het kan er gewoonweg niet meer bij."

"Misschien zou het goed zijn dat het eens afbrandde (lacht hartelijk). Als dat zou gebeuren, dan zal ik wellicht zeggen: 'Nu moet ik herbeginnen.' Met het huis, en met de rest. Is dat een ramp? Neen, dat is geen ramp."
Kennis jaagt vuur in zijn pijp en denkt na. "Er zijn natuurlijk voorwerpen die een plaats in mijn leven innemen. Zo had ik een heel mooi wandelstokje. Dat was nog van mijn vader geweest, van het begin van de twintigste eeuw. Ik ben het kwijtgeraakt bij een optreden in de brandweerkazerne. Spijtig, maar ik kon alleen denken: dan kan een ander er maar plezier van hebben. Gek genoeg: een paar weken later ging ik iets eten met een vriend in Taverne de Vleghel in Mortsel. Ik zag daar in een paraplubak identiek hetzelfde wandelstokje staan. Het kon bijna niet anders of het was het mijne. Ik vroeg: 'Is dat van iemand?' Antwoord: 'Nee, neem het maar mee, dan zijn we er tenminste van af.'"
"Iets verliezen doet altijd pijn. Maar dat ze bijvoorbeeld het Volkshuis van Horta hebben afgebroken, of dat ze die majestueuze kastanjeboom hierachter hebben afgezaagd, dat doet nog veel meer pijn."

"Wat zou ik meegrissen als het hier plots begon te branden? Mijn handtas: daar zitten mijn voornaamste dingen in, mijn voornaamste pijpen. Hoeveel van die pijpen ik heb? Ik zou het bij benadering niet meer kunnen zeggen, die liggen hier links en rechts in huis. Ze hebben wel allemaal een naam, naar mensen of figuren. Georgeske, Jeanke, Pa Pijp... Ja die pijpen, dat bén ik wel voor een stuk."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni