De eerste kampioen van Anderlecht

Michaël Bellon
© Brussel Deze Week
30/04/2010
Hij maakte deel uit van de ploeg waarmee Anderlecht in 1947 voor het eerst kampioen werd en heeft dus alle dertig titels van paars-wit meegemaakt. Als Rode Duivel was hij present op het wereldkampioenschap van 1954 in Zwitserland: Hippolyte van den Bosch, de topspits die op 30 april 84 jaar wordt.

Royal Sporting Club Anderlecht heeft een uitzonderlijk seizoen achter de rug. Met gedisciplineerde dominantie speelde de club alle tegenstand in de Belgische competitie op een hoopje, ze zette een onverhoopte, maar verdiende succesreeks neer in de Europa League, voer wel bij het bestuur van rustige vastheid, en genoot van de ontbolstering van uitzonderlijke talenten als Lukaku, Legear en Kouyaté.

Een man die de exploten van zijn club nog altijd volgt, is Hippolyte van den Bosch. Van den Bosch woont nog altijd met zijn vrouw in Anderlecht, net zoals zijn zoon Roland overigens, nog coach van Union Sint-Gillis geweest en nu technisch directeur bij FC Dender.

Vandaag laat Van den Bosch de drukte van het stadion aan zich voorbijgaan door achter het televisiescherm plaats te nemen, maar dat was ooit wel anders. In zijn tweede loopbaan was hij coach, jeugdtrainer en scout van Anderlecht, en als zodanig betrokken bij de transfers van François Van der Elst en Pär Zetterberg. Maar 'Polyte' van den Bosch is vooral een van de allerlaatste overlevenden die deel uitmaakten van het paars-witte elftal dat na de oorlog aan zijn opgang in België en Europa begon.

De belevenissen van toen staan hem allemaal nog helder voor de geest.

Achter vaders rug
Van den Bosch: "Ik ben geboren in 1926 in Laken, maar kwam met mijn ouders in Anderlecht wonen toen ik tien of elf jaar was - vlak voor de oorlog. We woonden op vijf minuutjes van het plein. Duiveltjes en miniemen bestonden toen nog niet, dus je kon je pas inschrijven vanaf twaalf jaar. Maar ik ging naar school achter de kerk en daar voetbalden we met de schoolkameraden op een oefenterrein, waar iemand van de club me bezig heeft gezien. Ik heb toen een papier getekend dat mij aan de Ander­lecht bond, zonder de toelating van mijn ouders! Ook niet normaal, hé? Maar kom, mijn vader was een supporter van Anderlecht, dus die was er niet kwaad om toen hij erachter kwam. Later heb ik dat contract natuurlijk wel een beetje moeten aanpassen."

Midden in de oorlog, in 1943, debuteerde Van den Bosch al in de eerste ploeg. Hij was dus amper ouder dan Romelu Luka­ku nu. "Ik was pas zeventien en nog scholier. Er was in de oorlog eerst een regionaal Brussels noodkampioenschap gespeeld - Union, Daring, Racing Brussel, Ukkel Sport, White Star, La Forestoise, Schaarbeek en Anderlecht, dat waren zowat de ploegen op dat moment -, maar al vlug daarna was er weer een Belgisch kampioenschap met de grote ploegen. De tweede ronde daarvan was al bezig toen ik mocht spelen tegen Cercle Brugge met de legendarische Robert Braet, een international van twee meter (bijnaam 'De Lange', red.) ."

De bank
Beroepsvoetbal bestond na de oorlog nog nauwelijks. Het was alleen weggelegd voor spelers die er sowieso warmpjes in zaten, of voor de allergrootste vedetten zoals Raymond Braine voor de oorlog, en Rik Coppens erna, die af en toe nog wat hielp in de viswinkel van zijn ouders.

Van den Bosch: "Ik heb tijdens mijn voetbalcarrière altijd bij de bank gewerkt. Misschien met een duwtje in de rug van het bestuur, maar ik heb toch ook een examen moeten afleggen. Ik zat bij de Banque Industrielle Belge, tot dat de BBL werd, waar ik het maar moeilijk gewoon kon worden. Toen ben ik verhuisd naar het Gemeentekrediet tegenover de Sint-Goedelekathedraal. Soms trok ik na mijn werk samen met de supporters in de tram naar het stadion."

"Natuurlijk heb ik met het voetbal een goed centje bijverdiend, waardoor ik wat meer kon doen dan een ander, da's een feit. Mijn eerste premies bedroegen vierhonderd frank voor winst, tweehonderd voor 'match nul' en honderd bij verlies. Dat was veel geld in die tijd. Ik gaf het af aan mijn ouders en die konden daar dan een week mee leven. Als je kam­pioen speelde, werd je ook nog eens betaald per gespeelde wedstrijd. En later liepen de bedragen op tot 1.400 frank voor een gewonnen match. Maar dat is natuurlijk nog altijd niet te vergelijken met wat ze nu verdienen..."

Kampioen
Van den Bosch omschrijft zichzelf als een tweevoetige voorspeler "met een nog iets betere rechter". Ook het Belgische voetbal was op dat moment in de ban van het zogenaamde WM-systeem dat uit Engeland kwam overgewaaid en door Jack Butler, de legendarische Engelse coach van Union en de Rode Duivels, in België werd geïntroduceerd. Als je de punten die de posities van de spelers op het veld verbeelden, met elkaar verbond, dan kreeg je een W en een M. De W waren de vijf spitsen: een diepe spits, twee buitenspelers, en dan een 'binnenrechts' en 'binnenlinks'.

Van den Bosch speelde meestal op een van die twee laatstgenoemde posities, met naast zich spitsen als Jan Van Steen, Pieter of 'Jeng' Van den Bosch (geen familie!), Swat De Wael, Michel Vanvarenbergh, Jef Mermans en François Sermon. In het seizoen 1953-'54 werd Van den Bosch zelfs topschutter in eerste klasse, met 29 goals. "Dat is veel, hoor, bijna één per match. Terwijl je vandaag met dertien goals al heel goed bezig bent. Maar ik maakte regelmatig veel goals - al van toen ik klein was. Ik ben zelfs een paar keer gestraft door het bestuur van Anderlecht omdat ik de ploegmaats te veel liet staan."

Hier horen we iets doorklinken van de hommeles die er ook wel geweest is tussen Hippolyte en paars-wit. Een verhaal dat begint bij het behalen van de allereerste van de totnogtoe dertig kampioens­titels die Anderlecht behaalde, in het seizoen 1946-'47. "We waren toen geen favoriet," weet Van den Bosch nog. "Het waren Olympic Charleroi en FC Mechelen die toen bovenaan speelden. Maar we hadden wel de ploeg om het te doen." Toen het zo ver was, was het feest in Anderlecht. Met champagne op het stadhuis en een lange stoet van aan dat gemeentehuis langs de Wayezstraat tot aan het stadion. Maar bij Van den Bosch had de beslissende wedstrijd toch een wrange nasmaak gelaten. "Dat was tegen Lyra (3-0 winst thuis, red.) , en het is daar dat de moeilijkheden met het bestuur begonnen zijn. Ik heb voor die match plaats moeten ruimen voor Robert Versé, de kleinzoon van oud- président Émile Versé, over wie we daarna trouwens nooit veel meer hebben gehoord. Ik had op dat moment alle 29 wedstrijden van het kampioenschap gespeeld, maar in die laatste moest ik dus aan de kant blijven, hoewel ik zeker niet geblesseerd was. Iedereen vond het schandalig, en bij mij deed dat se­rieus pijn. Vandaag zijn de spelers de baas, toen waren dat de bestuursleden. Dat heb ik nooit kunnen verkroppen, en daarom ben ik weggegaan naar White Star (in een ruiloperatie met Arsène Vaillant, red.) ."

Het jaar nadien speelde Anderlecht geen kampioen, en uiteindelijk is de club aan Van den Bosch komen vragen of hij niet terug wilde komen. "Ze dachten dat ik was weggegaan omdat ik met Jef Mermans overhoop lag, maar dat is niet waar. Mermans was wel een buitenbeentje en met mijn franc-parler zei ik daar weleens iets van. Hij werkte op het gemeentehuis van Deurne en kwam elke dag met de trein omdat hij niet in Anderlecht wilde wonen. Je moest hem nemen zoals hij was. Hij kon wedstrijden spelen dat je je ogen niet geloofde, maar hij stopte zich ook weleens weg."

Congo
Gelukkig keerde Hippolyte van den Bosch uiteindelijk dus terug naar het Versé­stadion. Het heeft hem niet alleen nog eens drie landstitels opgeleverd, hij werd in 1953 ook international en heeft zowel met de club als met de nationale ploeg nog een behoorlijk stuk van de wereld gezien.

Van den Bosch: "Mijn vrouw heeft lang moeten wachten eer ik eens samen met haar op vakantie kon. Om te beginnen gingen we toen met Anderlecht al op afzondering voor de match van zondag. Secretaris Steppé was daar nogal vooruitstrevend in. Dan trokken we naar het domein van Huizingen om ons te prepareren , met 's avonds een film en dan vroeg gaan slapen."

Maar Huizingen was nog iets anders dan pakweg Highbury in Londen, waar Anderlecht in oktober 1953 na negentien jaar de eerste buitenlandse club werd die nog eens in het legendarische stadion van Arsenal kon winnen (2-3). Van den Bosch herinnert zich dat die wedstrijd vroeg op de dag werd gespeeld omdat Anderlecht erna nog ging kijken naar de wedstrijd tussen Engeland en een continentale selectie in Belfast, met daarin de Gouden Schoen van Lierse, Fons Van Brandt.

Daarnaast maakte Anderlecht in de jaren 1950 ook reizen naar Afrika en de Sovjet-Unie. "Vroeger kreeg je zo'n reis als beloning voor het kampioenschap. In Belgisch Congo hebben we een aantal wedstrijden gespeeld voor zestigduizend man. Ik was toen wel niet zo gerust in de zaak. Ik weet nog dat we in Leopoldstad (nu Kinshasa, red.) op het domein van Sabena sliepen. Eerst wilden ze ons laten logeren in de huizen van de Belgen daar, maar Mermans en ik zagen dat niet zitten."

"De reis was de moeite waard, maar zonder te veel kwaad te spreken: ik kan niet fier op zijn op de manier waarop de Belgen daar bezig waren. We speelden tegen blanken en tegen zwarten, maar alles wat de zwarten kregen voor zo'n wedstrijd, was een bak bier. Ik voelde dat er in zulke omstandigheden van alles kon gebeuren, en twee jaar later was het ook zo ver."

Ook aan de reizen naar het Oostblok houdt Polyte gemengde gevoelens over. "In de Sovjet-Unie was ik niet graag. Er waren mooie zaken te zien, maar we kregen daar permanent iemand bij ons die ons in de gaten hield. In Hongarije (voor de allereerste Europese uitwedstrijd van Anderlecht tegen Vörös Lobogó, 6-3 verlies, red.) was het hetzelfde: machtig voetbalplein, geweldige vestiaires, maar je moest geen woord te veel zeggen of ze werden zenuwachtig."

En dan was er nog die match in september 1956 tegen Manchester United in de Europabeker der Landskampioenen, kort na de tournee in de Sovjet-Unie. Van den Bosch, met een grijns: "Die we glorieus gewonnen hebben?" Niet echt, dus. In de heenwedstrijd thuis had Anderlecht de schade nog kunnen beperken tot een 0-2-verlies. In de terugwedstrijd zorgden de legendarische Busby Babes voor een verpletterende 10-0. "Dat was een ongelooflijk goede ploeg." Van den Bosch schudt het hoofd. "We speelden op het plein van City omdat United nog geen stadionverlichting had (Anderlecht op dat moment al iets meer dan een jaar!, red.). Zo zie ik nog altijd hoe Dennis Viollet een pass van 25 meter aan de rechthoek op de borst neemt, zich draait, en boem , de goal in stampt. Ze hebben toen een paar goals gemaakt waarbij ze hun handen al in de lucht staken lang voor de bal over de lijn ging. En dat was dan nog een van de eerste matchen die hier op televisie te zien waren. Toen heb ik het moeten horen! Een paar weken aan een stuk!"

WK
Straks begint in Zuid-Afrika opnieuw een wereldkampioenschap voetbal zonder Belgen. Misschien kunnen we ons troosten met de wetenschap dat er tussen het WK van 1938 en dat van 1970 ook maar één wereldkampioenschap met Belgen werd gespeeld: dat van 1954 in Zwitserland. Hippolyte van den Bosch was daarbij.

Hij had in 1953 gedebuteerd in een wedstrijd tegen datzelfde Zwitserland, waarin hij twee goals maakte. Hij was ook een aantal keren bankzitter, maar verzamelde toch acht caps , waaronder de tweede match van de Belgen op het WK, tegen Italië. Van den Bosch: "Als je vandaag een paar goede matchen speelt, ben je al snel international. In mijn tijd moest je goede papieren hebben. Om te beginnen zat je met het systeem van de selectieheren. Drie mensen beslisten toen wie er bij de nationale ploeg speelde. In mijn tijd een mannetje van Union, eentje van Antwerp en een van Luik. Die laatste moeide zich niet te veel zolang Pol Anoul en Louis Carré maar meededen. Maar met mannen als Rik Coppens (Beerschot), Denis Houf (Standard) of Paul Van Den Berg (Union) als concurrent kon je je in het kampioenschap geen twee slechte wedstrijden permitteren of je speelde niet meer mee. Er waren in mijn tijd veel goede en ook veel onderschatte spelers, maar Coppens was wel de strafste die ik gekend heb. Op elk gebied. Ik heb een keer geweten dat een journalist bij een training van de nationale ploeg op de Heizel aan Coppens vroeg hoe de ploeg eruit zou zien. 'Coppens en dan nog tien van Anderlecht,' was zijn antwoord. Op Daring is hij eens met zijn achterste op de bal gaan zitten. Een spe­ciaal geval, maar ik kon er goed mee overweg."

Coppens werd op het WK van 1954 tot beste spits van het toernooi uitgeroepen, dankzij de spraakmakende 4-4 tegen het Engeland van Stanley Matthews. Maar de wedstrijd tegen Italië werd een fiasco. "We moesten verhuizen van Basel naar Lugano bij de Italiaanse grens, waar het heel heet was en natuurlijk vol Italiaanse supporters zat. Na Engeland was tegen Italië de pomp af ."

België verloor met 4-1 na een discutabele penalty als openingsdoelpunt. Maar Van den Bosch geeft toe dat Italië ook gewoon beter was. Als we hem vragen naar zijn allermooiste goal, dan heeft hij het over de interland tegen Frankrijk in 1955 op de Heizel. "Een corner van Jef Jurion die ik buiten de backlijn rechtstreeks overneem in volley..."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sport

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni