Nu Union op de deur van de hoogste voetbalregionen klopt, dringt een stadionrenovatie zich op. En dat doet onze columnist Filip Van der Elst de schrik om het hart slaan. "Plaats in het mooie park achter het stadion voor mijn part state-of-the-art boomhutten met beenverwarming en champagne à volonté, maar blijf alsjeblieft van die staanplaatsen af."

Ik stel me soms wel eens de vraag wat een club zo typerend maakt voor een supporter. Zijn het de clubkleuren? Misschien, maar er zijn wel tientallen clubs die in het rood of in het blauw spelen. Het goede voetbal? Dan zou iedereen in België wel exclusief voor een buitenlandse club supporteren. Het stamnummer, het stokpaardje voor iedere nostalgicus in de voetballerij? Ach, bij Beerschot zijn ze al aan hun derde stamnummer toe en er zit wekelijks meer dan 5.000 man op het Kiel.

Bij mij wordt de charme van een club vooral ingegeven door de vertrouwdheid van gezichten, en vooral, het stadion. De tribune die je als kind voor het eerst betreedt, blijft doorgaans in je geheugen gegrift. Van het aanschuiven aan (liefst ietwat vervallen) loketten tot het beklimmen van de trappen, vol anticipatie op de eerste aanblik van de tribune die zich langzaam maar zeker vult: bij trouwe supporters groeit het uit tot een soort ritueel dat niet te kopiëren valt.

Tegenwoordig hebben de meeste clubs er de mond van vol om ergens een nieuw stadion neer te poten. Die kolos komt er liefst aan de op-en afrit van een autostrade en ver verwijderd van elke vorm van sociaal weefsel (in de Sahara kom je sneller een café tegen dan in de buurt van moderne voetbalstadions), heeft veel skyboxen en gratis wifi; en liefst nog een winkelcentrum in de kelder. Dat is niet het soort stadion dat ik bedoel. Ik verkies het bouwvallige Bosuilstadion van Royal Antwerp Football Club, dat even stabiel staat als een Romeinse tempel in Palmyra, duizend keer boven de afgelikte Ghelamco Arena van KAA Gent, dat zo’n odeur van commercie in de catacomben heeft hangen dat je moet opletten om niet met een nieuw wasproduct thuis te komen.

Daarom kijk ik met lede ogen de evolutie bij traditieclub bij uitstek Union Saint-Gilloise aan. Tijd voor een boute uitspraak: ik hoop uit de grond van mijn hart dat Union alsnog naast de top-acht in tweede klasse grijpt en zich zo niet kwalificeert voor het profvoetbal. Niet omdat ik de club het niet zou gunnen, wel integendeel, maar net omdat charme het voor mij altijd haalt van het zogenaamde professionalisme in het Belgische voetbal. Ik ben nooit echt supporter van Union geweest, maar ik kom er nog altijd graag, uit sympathie en voor het iconische Dudenpark.

Er gaat niets boven een match van Union volgen op de legendarische staanplaatsen aan de lange zijde, met een warm lentezonnetje op je hoofd en een fris pintje in je hand. Indien Union zich in de komende weken plaatst voor het profvoetbal, lijken die taferelen op z’n minst voor even verleden tijd te zijn. Eerst volgt er een verhuis naar het Koning Boudewijnstadion. Dat stadion heeft de weinig benijdenswaardige eer om het lelijkste stadion te zijn waar ooit de openingswedstrijd van het EK voetbal gespeeld is. Het stadion heeft al tijdens uitverkochte wedstrijden van de Rode Duivels de reputatie een sfeerloze windbarak te zijn. Wat gaat dat worden wanneer er hoop en al 2.000 verdwaalde Unionsupporters hun intrek zullen nemen?

Gelukkig is die verhuis maar tijdelijk, want in de tussentijd wordt het eigen Dudenpark heropgefrist en klaargemaakt voor het profvoetbal. Maar het is net die ingreep waar ik het meeste bang voor ben. Profclubs moeten beschikken over een stadion met 8.000 plaatsen, waarvan 5.000 zitplaatsen. Union komt momenteel nog niet in de buurt van beide criteria. Hoe wil de club dat oplossen? Ik vrees dat het onvermijdelijk wordt dat de tribunes aan de lange zijde onder handen genomen zullen worden: de prachtige hoofdtribune, met zijn afbladderende verf en stoeltjes die even comfortabel zitten als een spijkerbed.

Of, de nachtmerrie voor alle stadionfetisjisten (ja, die bestaan: zoek maar eens op de hashtag #stadiumporn): dat er iemand op het lumineuze idee gaat komen om op de staantribune knusse, leren zitjes te installeren. In mijn ogen betekent zo’n aanpassing de doodsteek voor alle magie die Union nu uitstraalt. Het is het voetbalstadionequivalent van bruine kroegen die worden vervangen door een Starbucks.

Ik heb alvast een suggestie: plaats in het mooie park achter het stadion state-of-the-art boomhutten met beenverwarming en champagne à volonté. Maar blijf alsjeblieft van die staanplaatsen af, want het is nergens zo mooi van de lente genieten als in het Dudenpark met een potje voetbal op de voorgrond.

Journalist Filip Van der Elst kijkt bij het betreden van een voetbalstadion eerder naar de tribunes dan naar de grasmat

Estafette

In Estafette schrijven BRUZZ-journalisten Filip Van Der Elst, Bram Van de Velde en Ken Lambeets om beurten over sporten in Brussel.    

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sport, Estafette

Lees ook

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni