Expo: 'Oriental Fascination. Het japonisme in België'

Jean-Marie Binst
© Agenda Magazine
26/06/2008
Voor het eerst maakt de befaamde verzameling Japanse houtsneden van Feliks Jasienski uit het Nationaal Museum van Krakau de overtocht naar het Westen. Het Stadhuis van Brussel krijgt de primeur ze tentoon te stellen, samen met japonistisch werk van Belgische topartiesten. De ideale confrontatie voor een vergelijkende studie.

Curator Catherine de Croës heeft al tal van tentoonstellingen over negentiende-eeuwse kunst ingericht voor het Stadhuis van Brussel. Maar nu stoft ze met Oriental fascination. Het japonisme in België 1889-1915 een buitenbeentje onder de genres af. Het Nationaal Museum van Krakau bezorgt veertig Japanse houtsnedes uit de private collectie die in 1920 geschonken werd door de Poolse publicist en verzamelaar van Japanse kunst Feliks Jasienski (1861-1929). De verzameling staat wereldwijd bekend om zijn eersterangsniveau op het vlak van druktechnieken uit het Verre Oosten. De collectie groeide in de nasleep van de rage voor Japanse zaken die met de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1856 echt op snelheid kwam. Van 1641 tot 1854 had Japan zijn kust gesloten gehouden voor alle Westerlingen. Dat had de fascinatie voor de Japanse cultuur en het exotisme sterk aangewakkerd en leidde tot een heuse explosie toen de vrije markt zich aanbood. Met de kennismaking op de wereldtentoonstellingen en via kunsthandelaars en -verzamelaars raakten de houtsneden van de Ukiyo-é-school, net als lakwerk, kimono's, maskers en sierobjecten extreem in zwang in de tweede helft van de negentiende eeuw. Die interesse zou nog lang tot in de twintigste eeuw blijven nazinderen, beginnend bij de Japanse Toren (1901) die Leopold II hier in Brussel liet bouwen.

Erkenning
Kunstenaars in Parijs, maar ook in Londen, Wenen, Brussel en Krakau gebruikten de kennis van de Japanse kunsttechnieken om esthetische en thematische inspiratie op te doen. Monet, Degas, Van Gogh, Whistler... allen vonden ze wel iets prikkelends in de Japanse onderwerpen. Of het nu vrouwen in kimono's, bruggetjes, waterpartijen of bloemen waren. Het japonisme - een woord dat werd uitgevonden door de Fransman Philippe Burty - werd in heel het Westen uitzonderlijk populair. Een van de grote voortrekkers was de Parijse handelaar Siegried Bing (1838-1905), specialist in Japanse kunst. Muzikant Edmond Michotte haalde houtsneden van Hokusai, Utamara, Hiroshige, Harunobo en anderen naar Brussel voor een grote tentoonstelling in de salons van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles (1889). Later kocht het Jubelparkmuseum die stukken aan als basis van zijn Japanse collectie. De Koninklijke Bibliotheek kocht later een lot (met werk van Rassenfosse, Donnay, Maréchal...) van collectioneur Hans de Winiwarter, professor in Luik. Meteen ook een erkenning voor de Belgische kunst met een oosters tintje.

Perspectief
De tentoonstelling Oriental fascination volgt in die traditie. Tal van private verzamelaars en Belgische musea (in Oostende, Antwerpen, Luik, het Charlier Museum, het Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek...) leenden werk uit om een 'pendant' te tonen van de Japanse houtsneden. Dé grote referentie is natuurlijk Golf bij Kanagawa van Katsushika Hokusai (1760-1849), dat onze kunstenaars een oneindig aantal keren heeft geïnspireerd, en dat werd gebruikt en misbruikt, gekopieerd en geparodieerd. Al is The Amida Waterfall die Krakau ons van Hokusai stuurt nog meer betoverend. Het 'spiegeleffect' tussen het Oosten en het Westen in de expositie gaat ook op voor de gehanteerde oosterse technieken. Het gebruik van kleurlithografieën en affiches was bij ons in volle bloei in de negentiende eeuw, en het 'modeverschijnsel' japonisme werd volop aangewend. Onze kunstenaars gingen ook de techniek van de kalligrafie toepassen. Verder wordt het vluchtende perspectief geïmiteerd, terwijl voordien de driehoeksverhouding voor het dieptezicht van tel was.

Onderwerpen
Ook de onderwerpen getuigen van de fascinatie voor het exotisme. Of het nu een geïsoleerde berg, een brug in de sneeuw, draaikolken in de zee, boten bij volle maan, koolmeesjes en kraaien, bloemschikkunst (ikebana) of rijstplanten zijn. James Ensor haspelt in zijn stillevens gretig Chinese en Japanse serviezen (chinoiserieën van de Oostendse familieboetiek) door elkaar. Léon Spilliaert gebruikt Chinese inkt, kleurpotlood en penseel om een oosters lijnenspel in de zee met succes uit te proberen bij Vrouw aan de rand van het water (1910). En Alfred Stevens schokt iedereen met het oliedoek De Japanse Parisienne (1872), waarop een vrouw die pronkerig in een spiegel kijkt, een kimono als kamerjas draagt. Bijna 25 Belgische kunstenaars, waaronder Félicien Rops, Alfred Stevens, Léon Spilliaert, Rik Wouters (met een aquarel van een lapjeskat), maar ook Evenepoel, Van de Velde, Verhaeren, Crespin, Donnay, Ottevaere, Ramah en Combaz, delen dezelfde passie voor de Japanse kunsttechnieken en thema's. Wie toch de unieke combinatie van Japanse en Belgische werken in het Stadhuis mist (al duurt de expositie drie maanden), kan zich nog verdiepen in het naslagwerk (160 bladzijden met 100 kleurreproducties, in het Nederlands, Frans en Engels) over Oriental fascination.

:: Nog tot 28 september 2008 in het Stadhuis van Brussel, Grote Markt, Brussel, info: 02-279.64.35, joan.vandenberghe@brucity.be

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad , Cultuurnieuws , Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni