Vic Anciaux: ‘Voor linkse flaminganten is nergens nog plaats’

Filip Van Der Elst, Steven Van Garsse
© BRUZZ
12/10/2016
Ook in:
en nl

Ook op zijn 84ste is Vic Anciaux nog rotsvast overtuigd van de strijd die hij tijdens zijn politieke carrière voerde: die voor een rechtvaardig migrantenbeleid, en voor de rechten van de Vlamingen in Brussel. ‘Heel mijn Vlaamsgezindheid is er gekomen om sociale redenen. Ik verzet me tegen het sociale onrecht dat vanuit een hautaine pretentie gepleegd wordt.’

Nog voor we de eerste vraag kunnen stellen over de inter-culturele samenleving, komt Anciaux met een nota uit 1978 op de proppen. Hij was toen zelf staatssecretaris in de regering-Tindemans. Die integratienota bestudeert de mogelijke problemen die er kunnen ontstaan met wat toen nog ‘gastarbeiders’ heette. Het zou een profetische nota blijken...

“Ik pleitte toen al voor onder meer de creatie van een westerse islam en stelde voor om imams hier op te leiden. Dat zijn discussies die nu opnieuw gevoerd worden. Helaas is de regering niet lang na die nota gevallen en is ze in een de onderste laden beland. Jammer, want ik was begaan met het lot van die mensen. Ik wou niet dat zij op dezelfde manier zouden worden behandeld als de Vlamingen in het verleden. Jaren later ben ik nog gevraagd om Koninklijk Commissaris voor het Migrantenbeleid te worden. Ik heb toen geweigerd omdat ik mijn Kamerzetel moest opgeven. Uiteindelijk is het Paula D’Hondt geworden. Zij mocht wél in de Senaat blijven zitten.”

Als u er nu op terugkijkt, vindt u dan dat het migratiebeleid gefaald heeft?
Anciaux: Er is alleszins heel wat fout gelopen. Er was te weinig aandacht voor het onderwijs, en net daar begint de vicieuze cirkel: slecht onderwijs betekent slechte tewerkstelling, slechte huisvesting, enzovoort. Het is vooral bij de hangjongeren zonder diploma dat het salafisme succes heeft. Hier en daar zit er weleens een intellectueel bij, maar het zijn toch vooral sukkelaars die radicaliseren en naar Syrië trekken. Inzake onderwijs is men tekortgeschoten. Intussen is de armoede in Brussel nog altijd even groot.
Ik denk dat het nog altijd mogelijk is om zich te herpakken. De multiculturele samenleving is onvermijdbaar. We kunnen er iets boeiends van maken, maar eenvoudig zal het nooit zijn.

Behalve op het migrantenbeleid focuste u zich vooral op communautaire thema’s. Hebt u de recente twisten bij de N-VA gevolgd?
Anciaux: Neen, want de N-VA is helemaal mijn partij niet. Ik ben een sociaal-progressieve Vlaams-nationalist. De N-VA heeft een rechts maatschappijbeeld dat me niet aanstaat. De grote, zaligmakende voorzitter (Bart De Wever, red.) propageert een beleid dat noodlottig is voor onze maatschappij. Ik heb intussen geen enkele partij meer: de Volksunie bestaat niet meer, Spirit bestaat niet meer, en SP.A is te weinig Vlaams in mijn ogen.

De partijen zijn dan wel helemaal verschillend, maar net als de N-VA kampte ook de Volksunie met interne twisten. De partij is er zelfs aan ten onder gegaan. Roept dat geen enkele herinnering op?
Anciaux: Op een paar enkelingen na heb ik de indruk dat de meesten bij N-VA wel op dezelfde lijn zitten. Ze kunnen zich allen wel vinden in dat rechtse maatschappijbeeld. De Volksunie is net uit elkaar gevallen, omdat de twee vleugels elkaar bekampten: de progressieve tegen de conservatieve vleugel. Dat probleem heeft de N-VA niet meer.
Ik leerde Bart De Wever nog kennen als jonge gast bij de Volksunie. Ik herinner me dat hij zich openlijk en luid verzette tegen de beslissing om aan te sluiten bij het cordon sanitaire tegen bij het Vlaams Blok. En er was uiteraard Geert Bourgeois. Hij was toen al een moeilijke mens. De Wever en Bourgeois vormden al snel een aparte ploeg. Zij waren de drijvende krachten achter de groep die tegen Bert en tegen de sociaal-progressieve stroming was.

Uw vleugel, de sociaal-progressieve, is eigenlijk helemaal gedecimeerd. Hoe verklaart u dat?
Anciaux: De strekking was al aan het doodbloeden. Spirit was een initiatief van Bert om onze stem nog aan bod te kunnen laten komen. Maar dat bleek al snel niet levensvatbaar. Misschien is Vlaanderen meer conservatief geworden dan vroeger. Als ik door Vlaanderen rijd, zie ik vooral het rijke Vlaanderen. Er is nog altijd armoede, maar dan toch vooral in de stedelijke wijken bij de allochtone gemeenschap. En er is nog wel een hoogstnoodzakelijke progressieve stem bij SP.A en Groen, maar beide partijen zijn niet Vlaamsgezind.

In De Standaard in 2002 zei u nog: “Linkse intellectuelen moeten eens beseffen dat Vlaamsgezindheid niet rechts is.” Is dat nu achterhaald?
Anciaux: Vlaanderen is nu meer rechts geworden, maar daarom niet meer Vlaamsgezind dan vroeger. De huidige N-VA-ministers gedragen zich als de grootste belgicisten die ik ooit gezien heb. Het is net daarom dat de Vlaamsgezinden steeds over en weer lopen tussen N-VA en Vlaams Belang. De aanhang van N-VA is immers veel groter dan enkel de Vlaams-nationalistische stroming. De Wever vindt zijn aanhang bij een grote rechts-conservatieve groep, die niet noodzakelijk Vlaamsgezind is. Met communautaire thema’s kan je niet genoeg kiezers meer mobiliseren: N-VA is groot geworden door zich op andere onderwerpen te richten.

N-VA krijgt nu de kritiek dat ze haar Vlaams-nationalistisch programma niet aan het realiseren is. Ziet u daarin gelijkenissen met de Volksunie?
Anciaux: Neen, helemaal niet. Wij zouden met de Volksunie nooit in een regering gestapt zijn die geen enkele communautaire stap deed. Deze regering doet gewoon niets op communautair vlak. Dan zeggen ze dat ‘regeren zonder socialisten een staatshervorming op zich is’, maar dat vind ik al te gemakkelijk. Alles wat verkeerd loopt, ligt blijkbaar aan de socialisten.
Volgens sommigen realiseerden we met de Volksunie te weinig en ging het te traag. Maar wij hebben tenminste iets bereikt! Mede dankzij de Volksunie heeft dit land een sterke federalisering doorgemaakt. Die is nog niet af, maar we hebben wel een eigen regering en parlement, een hele resem bevoegdheden en eigen financiële middelen: in de jaren zestig was dat nog ondenkbaar. Ik ben eigenlijk onvolmaakt tevreden.

Wat ontbreekt er volgens u dan nog aan? Is dat het confederalisme, waar de N-VA het over heeft?
Anciaux: Eigenlijk zitten we nu al in een confederaal model: een decreet is gelijk aan een wet en kan niet door een wet verbroken worden. In andere federale landen, zoals Duitsland en de VS, kunnen de wetten van de deelstaten wel verbroken worden door de federatie.
Maar er zouden nog meer bevoegdheden overgeheveld moeten worden. Neem nu die onderdelen van de sociale zekerheid, die vervangingsinkomens zijn: Vlaanderen heeft bijvoorbeeld andere inzichten over gezondheidszorg dan de Franse Gemeenschap. Bij ons hebben de huisartsen een centrale plaats, aan de overkant van de taalgrens staan de ziekenhuizen centraal. Maar vervangingsinkomens zoals pensioenen of werkloosheidsuitkering moeten in mijn ogen federaal blijven, in het kader van de solidariteit.
Maar daar hoor ik de N-VA dus helemaal niet over. Ook wat Brussel betreft, blijft het muisstil. Ik weet intussen nog altijd niet wat de N-VA met Brussel van plan is. Tenzij aanhechten bij Vlaanderen, maar dat is niet realistisch.

Bekommert N-VA zich niet voldoende over Brussel?
Anciaux: Nee, de Brusselse fractie is duidelijk niet de sterkste. Een Johan Van den Driessche is een heel goeie gast. Maar hij behoort zeker niet tot de zwaargewichten. Hier in Brussel mogen ze hun mond wat opendoen, maar voor de rest hoor je daar nooit iets van.

Wat zou u met Brussel doen?
Anciaux: Brussel moet een hoofdstad worden zoals Parijs. Dat is ook geen afzonderlijk gewest, het is een hoofdstad met districten. Aan die districten geef je lokaal gebonden bevoegdheden. En het geheel geldt dan als hoofdstad van de drie gemeenschappen in dit land: de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige Gemeenschap. De negentien gemeenten moeten absoluut gefusioneerd moeten worden. Die structuur belemmert de solidariteit tussen de inwoners van de hoofdstad en belet een effectieve bestrijding van de armoede.
We stonden in 1988 dicht bij een fusie van de negentien gemeenten: bij de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Jean-Luc Dehaene (CD&V) was toen minister van Institutionele Hervormingen. Ik pleitte bij hem voor zo’n fusie, maar hij wou er niet van weten: ‘Dat krijgen we er nooit door bij de Franstaligen’ zei hij, ‘maar we kunnen dat achteraf nog bespreken.’ Een tijdje nadien is de bevoegdheid om te fusioneren echter bij de gewestelijke overheden terechtgekomen. De Brusselse Hoofdstedelijke Raad zat toen - en nu nog altijd - vol met burgemeesters en schepenen, en zij gingen zichzelf niet wegstemmen.

U hebt in 1997 zelf ontslag genomen uit de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, omdat de taalkaders bij onder meer de brandweer niet gerespecteerd werden. Hoe kijkt u daarop terug?
Anciaux: Eén van de ministers, Hervé Hasquin (MR) lachte me gewoon uit. Ik heb geen seconde spijt gehad van die keuze. Dat ontslag was een eindpunt in mijn politieke carrière, maar nadien heb ik veel boeiende dingen buiten de politiek kunnen doen. Ik zie het trouwens nog altijd als mijn grootste politieke ontgoocheling dat ik de taalwetten nooit structureel heb kunnen verankeren. Foute gemeentelijke beslissingen zouden systematisch vernietigd moeten worden, maar dat gebeurde niet, en nog altijd niet.
Over heel die taalkwestie heb ik dagen en nachten onderhandeld met mijn collega-ministers, Rufin Grijp (SP) en Jos Chabert (CVP), beiden goede vrienden. Ik heb hen toen voorgesteld om er met zijn drieën uit te stappen: dat zou de regering helemaal geblokkeerd hebben. Jammer genoeg verbood hun partij hen om ook die stap te doen.
Eigenlijk wou ik nog in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement blijven, om daar nog enkele maanden goed mijn gedacht te zeggen. Tot ik besefte dat Sven Gatz, toen mijn opvolger (nu Vlaams minister voor Open VLD, red.), dan zijn plaats in het parlement zou moeten afstaan. En dat wou ik niet.

Vic Anciaux BRUZZ 1542 2
Waarom waren die taalkaders zo belangrijk?
Anciaux: De taalwetgeving is een wet van algemene orde: ze moet altijd en correct toegepast worden. Er kan dus niet aan gemorreld worden. Die minachting voor taalwetten in Brussel is er nog altijd. Ik vind het jammer dat de Nederlandstalige fracties in Brussel daar te weinig inspanning voor doen. Ook N-VA niet. De federale regering is mee bevoegd voor die taalwetten, maar er wordt systematisch de andere kant opgekeken als het daarover gaat.

Op welke manier worden de taalrechten van de Nederlandstaligen in Brussel nog geschonden?
Anciaux: Veel loketbedienden bij de gemeenten spreken nog altijd geen woord Nederlands. Het flagrantst is de situatie in de ziekenhuizen. Dat vind ik vreselijk. Als huisdokter in Machelen kwam ik al een halve eeuw geleden in contact met de Franstaligheid van de ziekenhuizen. Een gewone Vlaming die daar lag, kon het verhaal van zijn ziekte niet vertellen aan de dokter, omdat die het gewoon niet begreep. Een dokter die nota bene vijftien jaar gestudeerd heeft. En dat soort toestanden komt nog altijd voor.
Voor mij is dat niet eens een taalkwestie, maar een sociale kwestie. Van thuis uit ben ik geen felle flamingant: heel mijn Vlaamsgezindheid is er gekomen om sociale redenen. Ik verzet me tegen het sociale onrecht dat vanuit een hautaine pretentie gepleegd wordt. In de OCMW-ziekenhuizen is, door een nieuwe en speciale constructie, tweetaligheid zelfs niet verplicht. Dat is thans een flagrante lacune in de wetgeving.

Dan hebt u ook niet veel vertrouwen in de invoering van een tweetalige wachtdienst voor huisartsen?
Anciaux: Ik vind het niet meer dan logisch dat de Nederlands- en Franstalige huisartsenkringen goed samenwerken. Maar als je naar een eengemaakte huisartsenkring gaat, dan zal er gebeuren wat altijd gebeurt bij de zogenaamde tweetalige initiatieven: dat de Vlamingen opnieuw op het hoekje van de bank terechtkomen.
Hetzelfde met het voorstel van minister-president Rudi Vervoort (PS) voor tweetalige lijsten: het klinkt mooi op papier, maar dan komen de Vlamingen opnieuw in een benadeelde situatie. Alles wat zogenaamd tweetalig is in Brussel leidde steeds tot een zwakkere positie voor de Vlamingen en hun rechten.

Begint het probleem niet bij de vaststelling dat er te weinig Nederlandstaligen zijn in Brussel?
Anciaux: Net dan is het des te belangrijker dat de politiek er alles aan doet om de rechten van die minderheid te respecteren, zoals de correcte toepassing van de taalwetten. Hoe kleiner de groep, hoe belangrijker die bescherming is.

Is het succes van het Nederlandstalig onderwijs de redding voor het Nederlands in Brussel?
Anaciaux: Ongetwijfeld. Dankzij de aanwezigheid van anderstaligen in Nederlandstalige scholen zullen er over tien jaar veel meer Nederlandskundigen zijn. Met anderstaligen bedoel ik overigens niet zozeer Franstaligen, maar eerder allochtone jongeren. Zij zullen Nederlands kunnen spreken, en ze zullen minder of niet meer vijandig staan tegenover het Nederlands. En dat is een reden om optimistisch te zijn.
Let wel: dat betekent niet dat ze ook Vlaams zullen worden. Ze zullen het politieke gewicht van de Vlaamse partijen niet verzwaren.

Vindt u dat Vlaanderen Brussel heeft losgelaten?
Anciaux: Zeker, en dat is al lang het geval. Al lang geleden pleitte het gemeentebestuur in Vilvoorde voor de afschaffing van een tram die Vilvoorde met Brussel verbond, omdat de Brusselaars zo tot bij hen zouden kunnen komen. Daarmee belette men ook de inwoners van Vilvoorde om in Brussel te geraken. Ook in de rest van de Rand zie je de mentaliteit dat men vooral niet naar Brussel wil komen. Dat is voor een stuk te wijten aan de Fransdolheid van de Franstalige Brusselaars en ik begrijp die reactie. Ik snap dat men in Dilbeek bordjes hangt met de boodschap ‘Waar Vlamingen thuis zijn’. Maar ik pleitte al decennia geleden voor meer ‘samenleving’ tussen Brussel en de Rand.

U hebt zichzelf nooit een separatist genoemd. Waarom?
Anciaux: België is een ontmoetingsplaats tussen de Romaanse en Germaanse culturen. Voor sommige mensen is dat misschien net een argument om te splitsen, maar voor mij niet: die twee oeroude culturen goed laten samenleven, vind ik een nobele doelstelling.
Daarnaast geloof ik ook in solidariteit. Met de derde wereld, maar ook tussen Vlaanderen en Wallonië. We moeten die solidariteit behouden.
En er is natuurlijk ook Brussel: pleiten voor onafhankelijkheid betekent de facto Brussel opgeven. Als Vlaanderen onafhankelijk zou worden, verliezen we Brussel, en dat zou heel wat nadelen voor Vlaanderen inhouden.

Wat ziet u als uw grootste politieke verwezenlijking?
Anciaux: In 1977 was ik als staatssecretaris bevoegd voor Nederlandstalige Cultuur in Brussel. Toen hadden we de ambitie om de Nederlandstalige cultuur vanuit Brussel te laten uitstralen over heel de wereld. We hebben in die periode de Ancienne Belgique en het G.C. De Markten gekocht, net als het G.C. De Kriekelaar in Schaarbeek, Zinnema in Anderlecht en het G.C. De Kroon in Sint-Agatha-Berchem. Dat ik die ambitie heb kunnen realiseren, daar ben ik echt trots op.
Om de AB te kunnen krijgen, hebben we het tactisch moeten spelen. Voor Franse Cultuur was toen François Persoons (FDF) bevoegd. Telkens als wij iets wilden voor Nederlandstalige Cultuur, eiste hij het op voor de Franstaligen. En dus lieten we uitschijnen dat we interesse hadden in de Botanique. Het plan werkte: Persoons mengde zich onmiddellijk en eiste de Botanique op voor de Franse Gemeenschap. En zo kon ik de AB inpalmen (lacht).

Intussen voert Vic Anciaux een heel andere strijd. In mei werd bij u longkanker vastgesteld.
Anciaux: Ik volg nu een nieuwe vorm van immuuntherapie. De sessies zijn bijna halverwege: de tumor is al een beetje gekrompen, en een deel van de uitzaaiingen is ook verdwenen. Ik heb redenen om voorzichtig optimistisch te zijn. Maar ik blijf eveneens en evenzeer een realist. Ik ben er me van bewust dat kanker een kwalijke ziekte is.
Als voorzitter van de Vlaamse Liga tegen Kanker bezocht ik regelmatig kankerpatiënten die aan zee met vakantie waren. ‘Je moet die ziekte niet wegsteken. Kanker hebben is geen schande,’ zei ik tegen hen. ‘De zon blijven zien schijnen, ook al zit ze verscholen achter de wolken, dàt moet je doen.’ Nu ik zelf de ziekte heb, besef ik dat ik zelf ook zo moet zijn.
Daarom steek ik mijn ziekte nu niet weg. Ik denk dat ik mentaal sterk genoeg ben. Mijn contacten met kankerpatiënten hebben daar veel aan geholpen. Bij mijn bezoeken aan de kankerpatiënten met vakantie heb ik ervaren dat ik weinig groepen mensen ontmoet waar zoveel gelachen wordt als bij hen. In contact met lotgenoten fleuren die mensen op. Daar put ik nu mijn moed uit: het is mogelijk om te overwinnen, en het is mogelijk om nog te genieten van een deel van het leven.


Vic Anciaux
°1931 Boechout
1957 Geneeskunde (KU Leuven), huisarts in Machelen en arbeidsgeneesheer
1964-1967 Gemeenteraad Machelen
1971-1988 Gemeenteraad Brussel
1965-1995 Volksvertegenwoordiger Kamer
1977-1979 Staatssecretaris in de Belgische regering
1989-1997 Staatssecretaris in de Brusselse regering
1979-1986 Voorzitter van de Volksunie
1999-2015 Raad van Bestuur UZ Brussel
1998-2007 Voorzitter vzw NT2 voor volwassen anderstaligen
1998-2006 Voorzitter Vlaamse Liga tegen Kanker
1993-2012 Voorzitter Lokaal Overlegplatform voor het non-discriminatiepact in het Nederlandstalig Secundair Onderwijs van Brussel.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: BRUZZ 24

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni