In het boek Allah n’a rien à faire dans ma classe onderzoeken journalisten Laurence D’Hondt en Jean-Pierre Martin de invloed van de radicale islam in de klas. Ze spraken tientallen leerkrachten in het Franstalige onderwijs, en kwamen tot onthutsende resultaten. “Het debat in de klas wordt steeds moeilijker.”
Saskia Vanderstichele
De auteurs van het boek zijn zichtbaar vermoeid. Ze werken het ene interview na het andere af. Er is ook veel interesse voor in Frankrijk, waar momenteel het proces loopt tegen de daders van de moord op Samuel Paty, de leerkracht die in 2020 door een jihadist werd vermoord.
De titel van het boek laat dan ook niets aan de verbeelding te over: Allah n’a rien à faire dans ma classe (‘Allah heeft niets te zoeken in mijn klas’). Het is een zinnetje uit de recente film 'Amal, un esprit libre', waarin regisseur Jawad Rhalib het verhaal vertelt van een leerkracht die een homofoob incident in de klas aangrijpt om over homoseksualiteit te praten. Een situatie die helemaal zal ontaarden.
Dat het onderwerp gevoelig ligt, hebben D’Hondt en Martin zelf ook mogen meemaken. Fnac in Woluwe gelastte een boekvoorstelling af nadat jongeren al dagenlang het Fnac-personeel hadden bedreigd. De auteurs hebben alvast een klacht ingediend.
OPROEP | Zie jij in jouw school of in de school van je kinderen de invloed van radicale islam? Heb je hier als leerkracht al mee te maken gekregen? Laat het ons weten (anonimiteit verzekerd)
Waarom wilden jullie dit boek schrijven?
LAURENCE D’HONDT: We hebben allebei als buitenlandjournalist ervaring met de Arabische wereld. We hebben daar de opkomst van de politieke islam gezien. Hoe die ideologie zich in die landen heeft genesteld, waarbij de lokale islam het hard te verduren kreeg.
Het is een ideologie die veel interesse toont in het onderwijs, als instrument om haar ideeën ingang te laten vinden. Met de moord op Samuel Paty in 2020 en Dominique Bernard in 2023 is het duidelijk geworden dat het onderwijs in Europa er niet van gespaard blijft. Dat heeft ons aan het denken gezet.
Jullie zijn leerkrachten in het Franstalige onderwijs gaan interviewen. Waren jullie zelf verrast?
JEAN-PIERRE MARTIN: Ja. We hadden niet gedacht dat de situatie zo ernstig was. Ons onderwijs wordt steeds meer door moslims in vraag gesteld. Leerkrachten zijn ons na verloop van tijd zelf komen opzoeken om te getuigen. Ook leerkrachten met een moslimachtergrond, wat voor hen zeker niet eenvoudig is.
Het lijken op het eerste gezicht banale voorvallen. Zoals een brooddoos die openvalt, waarbij een stuk ham de brooddoos van een moslimkind raakt. Dat leidt dan tot een hysterische situatie, want ham is haram. Het gevolg is dat er in die school nu aparte bakjes zijn voor de brooddozen van de moslimkinderen. Er is bijvoorbeeld ook de moeilijkheid om bosklassen te organiseren, omdat ouders niet willen dat hun dochters meegaan, want de jongens gaan ook mee.
D’HONDT: Leerkrachten met een rok worden al door erg jonge kinderen ‘hoer’ genoemd. ‘Sale belge’, ‘Sale flamand’, het zijn courante beledigingen op de speelplaats. In het secundair onderwijs zien we hoe de leerstof in vraag wordt gesteld. Vooral de leerkrachten geschiedenis komen in het vizier, bijvoorbeeld als het gaat over de Shoah.
Natuurlijk moet de school een plaats zijn van debat. Dat proberen de leerkrachten ook wel, maar het wordt steeds moeilijker. Soms mondt het uit in fysiek geweld in de klas.
“Het gaat soms ver. Leerkrachten met een rok worden al door erg jonge kinderen ‘hoer’ genoemd.”
Journalist
Uit het boek blijkt dat de leerkrachten zich alleen voelen in hun strijd. Dat ze niet altijd de steun krijgen van de directie of hun collega’s bijvoorbeeld.
D’HONDT: Sommige collega’s hebben er ook geen last van. Een leraar wiskunde ervaart niet hetzelfde als een leraar biologie. Die moet meemaken dat sommige leerlingen de evolutietheorie bekampen. We zien ook een generatiekloof. Veel jongere leerkrachten hebben er minder moeite mee. Dat komt wellicht omdat ze nooit de greep van het katholicisme op de samenleving hebben meegemaakt. Dus zien ze het probleem niet.
Meneer Martin, u heeft in 2017 al een boek geschreven over de opkomst van de radicale islam in Molenbeek. Ziet u een parallel met wat er zich vandaag in het onderwijs afspeelt?
MARTIN: We zagen toen vooral jihadisten die naar Syrië vertrokken. Het was een radicalisering onder invloed van het salafisme, met de aanslagen tot gevolg. We dachten allemaal dat we die bladzijde hadden omgedraaid. Het is wellicht erger. We zien een andere soort islamisme dat op het eerste gezicht aanvaardbaar is, maar dat net zo ideologisch te werk gaat en op een meer diffuse manier in onze maatschappij een soort van islamistische sfeer creëert.
Hoe kunnen we daar zeker van zijn?
MARTIN: De barometer is misschien niet zozeer de hoofddoek, die we meer en meer zien, maar wel le repli, het zich terugplooien op de eigen gemeenschap. Het is steeds moeilijker voor moslims die hun religie willen beleven in de privésfeer, in hun hart, om zich van die invloed te onttrekken.
D’HONDT: Je moet het islamisme zien als een reactie op de secularisatie in het Westen. Islamisten vrezen dat de eerste en tweede generatie niet langer de ware islam beleven, en stellen daar een striktere islam tegenover. En daar zijn jongeren heel vatbaar voor.
Jullie maken een harde diagnose van het Franstalige onderwijs, maar weten jullie ook hoe dat islamisme precies tot in de scholen geraakt?
MARTIN: Het zijn niet zozeer de moskeeën. Die worden meer en meer gecontroleerd. Het zijn ook niet de islamleerkrachten. Het komt via de Koranscholen, vzw’s die huiswerkklassen geven, en dan ongetwijfeld ook via de sociale media zoals Tiktok en WhatsApp-kanalen.
In het Nederlandstalige onderwijs is er al langer aandacht voor de invloed van het islamisme op de scholen, denk maar aan het werk van Montasser AlDe’emeh of Hind Fraihi. Aan Franstalige kant leeft dat debat minder. Alleen als het over de hoofddoek gaat of over de seksuele opvoeding wordt erover gesproken. Hoe komt dat?
MARTIN: Waarschijnlijk omdat er in Franstalig België een maatschappelijke consensus is dat het om een marginaal fenomeen gaat. En dat het te maken heeft met socio-economische achterstand en niet met buitenlandse invloeden. Het wordt onder de mat geveegd.
D’HONDT: En er is bij politici ook een electorale berekening. Zeker in Brussel, waar moslims een belangrijke kiesvijver vormen.
Zijn er oplossingen om hier uit te raken?
D’HONDT: De zaken benoemen is al een deel van de oplossing. Dat lijkt ook te werken, want we worden in verschillende parlementaire assemblees gevraagd om hierover te spreken.
We kijken voor de oplossingen ook naar Vlaanderen. Karin Heremans (directrice van het Koninklijk Atheneum van Antwerpen, red.) heeft een handleiding geschreven voor de leerkrachten. Ze doet dat zonder toe te geven aan de normen van onze maatschappij. Daar kan de Franse gemeenschap zeker een voorbeeld aan nemen.
Laurence D’Hondt en Jean-Pierre Martin, Allah n’a rien à faire dans ma classe, Editions Racine, 2024
Lees meer over: Onderwijs , Laurence D’Hondt , Jean-Pierre Martin , Allah n’a rien à faire dans ma classe , Racines