Politie zet waterkanon in bij pro-Palestijnse betoging aan Israëlische ambassade

De politie heeft dinsdagavond meermaals het waterkanon ingezet en traangasgranaten gegooid bij een pro-Palestijnse betoging aan de Israëlische ambassade in Brussel. De betoging verliep aanvankelijk rustig, maar werd grimmiger toen de betogers wilden vertrekken. Er waren ongeveer tweehonderd betogers aanwezig.

De betoging was van start gegaan om 18 uur. Tegen 19.15 uur vertrokken de betogers richting het Ter Kamerenbos, waar een politielinie met waterkanon hen stond op te wachten.

Enkele betogers blokkeerden de weg en hebben een vuurtje proberen te stoken op de rijbaan. Verschillende betogers gooiden ook met takken richting de politie. De betogers wilden de linie doorbreken, waarbij de ordediensten een eerste maal met traangas hebben gespoten.

Nadien werd de sfeer in sneltempo grimmiger. De politie heeft verschillende keren het waterkanon ingezet en traangasgranaten geworpen om de betogers uit elkaar te drijven. Een offensief van de politie maakte rond 19.45 uur een einde aan de betoging en heeft de betogers het Ter Kamerenbos ingedreven.

'Geen echte manifestanten'

Volgens een deelnemer aan de betoging die anoniem wenste te blijven "treedt België het internationaal recht flagrant met de voeten", klinkt het. "Het negeert uitspraken van het Internationaal Gerechtshof, verheerlijkt 'beeper'-aanslagen die kinderen hebben vermoord en verhindert te allen prijze groot machtsvertoon. Zondag nog is een Palestijnse betoger bewusteloos geslagen in het centrum Brussel tijdens een manifestatie. Hij wordt nu beschuldigd van rebellie. Dat gebeurt dan weer wel", aldus de betoger.

Volgens de Ukkelse burgemeester Boris Dilliès (MR) betrof het "opnieuw een spontane betoging die niet toegelaten was". De burgemeester onderstreept dat enkele individuen en betogers projectielen naar de ordediensten hebben gegooid. "Op dat moment heb ik de politie toestemming gegeven om traangas en het waterkanon in te zetten om de betogers uiteen te drijven". Het ging daarbij volgens Dilliès vooral om vandalen en "geen echte manifestanten". "We kunnen niet tolereren dat er mensen de confrontatie met de politie opzoeken."