Tuchtprocedure tegen ULB-student voor antisemitisme beëindigd

In mei 2024 klaagde een Joodse student dat hij fysiek was aangevallen en werd uitgescholden voor ‘vuile Jood’ door een andere student. De ULB startte een tuchtonderzoek, maar er was onvoldoende bewijsmateriaal om antisemitisme vast te stellen. De strafrechtelijke procedure loopt nog.

Op 7 mei 2024 werd een gebouw op de Solbosch-campus bezet tijdens een pro-Palestijnse actie. Op het moment van de bezetting ontstond een woordenwisseling tussen een actievoerder en een Joodse student. De Joodse student werd fysiek aangevallen.

Daarop besloot de ULB om een klacht in te dienen en een tuchtprocedure in te leiden tegen de student die de aanval had gepleegd. In juli werd een eerste uitspraak gedaan, waarin de gewelddadige feiten werden vastgesteld, maar de kwalificatie van antisemitisme werd niet aanvaard “bij gebrek aan bewijs”, aldus de ULB. “Dit betekent niet dat de uitspraken niet werden gedaan, maar dat het beschikbare bewijsmateriaal volgens de tuchtcommissie onvoldoende zekerheid bood.”

Solidariteitsactie

De rector van de ULB, Annemie Schaus, ging echter in beroep. “Omdat we de woorden van alle slachtoffers serieus nemen”, verklaarde ze in een persbericht. Haar beslissing wekte woede op bij verschillende studenten- en vakbondscollectieven die spreken over “een instrumentalisering van antisemitisme”. Zij organiseerden begin vorige maand nog een solidariteitsactie met een reusachtige Palestijnse vlag voor de student waar de procedure tegen loopt. De actie vond plaats voor gebouw B van de ULB, waar de beroepscommissie samenkwam.

De beroepscommissie kwam tot dezelfde conclusie als bij de eerste uitspraak, door een gebrek aan nieuwe elementen “die voldoende bewijs leveren om alle twijfel weg te nemen”. De strafrechtelijke procedure loopt nog steeds.