En de stadsboer ploegde voort: vijftig nieuwe landbouwprojecten in Brussel

Maya Toebat
© BRUZZ
30/05/2025

Bart Dewaele

In kelders, op daken, aan de grens met Vlaanderen: waar mogelijk zoeken Brusselaars en sociale organisaties een plek om aan stadslandbouw te doen. “Toch blijft het moeilijk om af te stappen van het imago dat duurzame en lokale landbouw voor bevoorrechte mensen is.”

Terwijl op de Ring het monotone geluid van verkeer bromt, klinkt enkele kilometers verderop het gekakel van kippen. De geur van verse kruiden vermengt zich met de zoete aroma’s van omgespitte grond. Op onverwachte plekken, van braakliggende terreinen tot vergeten hoekjes en zelfs op daken, ontkiemt een groene beweging in Brussel. Met een dertigtal conventionele boeren, bijna vijftig nieuwe landbouwprojecten, en een relatief grote oppervlakte aan open grond, krijgt de Brusselse stadslandbouw wereldwijd een hoge score.

Ook Maarten Dieryck, coördinator van Groot Eiland, een sociaal initiatief dat werkervaring combineert met biologische landbouw, gelooft dat Brussel zich in een bijzondere positie bevindt. “Brussel heeft als grootstad met een eigen gewestgrens het voordeel dat het zijn landbouwbeleid zelf kan regelen, in tegenstelling tot Vlaamse steden die afhangen van een hoger beleidsniveau. Daardoor kan het een directer en effectiever beleid voeren, dat is afgestemd op de behoeften van de stad.”

De visie van de stad uit zich in de ambitieuze Good Food-strategie, van Leefmilieu Brussel, waarvan nu de tweede periode loopt (2022-2030). De prioriteiten in die strategie? “De duurzame voedselproductie zien toenemen en zoveel mogelijk Brusselaars toegang geven tot lokale, gezonde voeding tegen 2030,” zegt Jan Pille van Leefmilieu Brussel. “Professionele landbouw binnen het gewest, met zijn beperkte aantal landbouwgronden, kan daar een kleine, maar betekenisvolle bijdrage toe leveren.”

Daarom ondersteunt Leefmilieu Brussel, samen met de collega’s van Economie en Werkgelegenheid, landbouwers via kennismakingssessies en begeleiding van bedrijfsplannen; ze werken ook samen met andere Brusselse, Vlaamse en Waalse partners rond de uitdagingen op het vlak van toegang tot (betaalbare) grond. “Tot slot investeren we om de landbouwers en de lokale inkopers van hun producten samen te brengen.”

Dakserres

De meerwaarde van landbouw in de stad reikt verder dan de voedselproductie. Op ecologisch vlak draagt het bij aan een duurzamere stad door transport van voedsel te verminderen, de biodiversiteit binnen stedelijke ecosystemen te vergroten, de bodemgezondheid te verbeteren en CO2 op te slaan in de vorm van organisch materiaal in de bodem.

BRZ 20250528 1937 STADSLANDBOUW Theo 2

Bart Dewaele

| In mei 2024 startte Groot Eiland in Ganshoren met Theo een nieuwe zelfplukboerderij op. De boerderij is genoemd naar Theo Hoogstijns, die bekend stond als de ‘laatste boer van Brussel’. Hij overleed in 2018.

Verder ligt de kracht van de stadslandbouw vooral in haar diversiteit. De Brusselse landbouw bevat een breed scala aan initiatieven: van melkveeboerderij de Neerpedehoeve tot de dakserres van
BIGH, pluktuin Cour’Jette en buurtmoes­tuinen.

Projecten spelen vaak ook meerdere rollen. Zo is La Ferme du Chaudron in Anderlecht behalve een productieve stadsboerderij, ook een educatief centrum, kinderboerderij, winkel, restaurant en ontmoetingsplaats. Coördinator Clara Dinéty noemt het daarom een “voedselhuis”.

“Ik wilde een ruimte creëren die de voordelen van duurzame landbouw in de stad op een toegankelijke manier belicht. Dit model zou veel steden ten goede komen, als bron van informatie over de herkomst van voeding en als schakel tussen de boeren en de stedelingen.”

Die verbinding is cruciaal voor de positie van de landbouwer in het voedselsysteem, merkt Pille. “Landbouwers die een band met hun klanten onderhouden, hebben een grotere economische en emotionele veerkracht. Zo installeerde Koen Heymans van de Neerpedehoeve een automaat en ziet hij nu meer buurt­bewoners melk op de boerderij kopen. Ook zijn er modellen zoals de zelfoogstboerderijen van CSA (Community Supported Agriculture), die via abonnementen de oogstrisico’s spreiden.”

Theo, een van de initiatieven van Groot Eiland, is zo’n zelfplukboerderij. “Zodra je iets in de stad opstart, is het meer dan landbouw alleen,” gelooft Dieryck. “In de eerste plaats zijn de projecten van Groot Eiland gericht op professionele integratie van volwassenen door werkervaring op te doen, maar er komen ook scholen langs en de tuinen leiden tot gemeenschapsvorming. Rond onze zelfplukboerderijen Theo en Cour’Jette ontstaan er community’s van mensen die willen weten hoe iets groeit en bloeit, maar niet de ruimte of tijd hebben om groenten te kweken. Ze betalen een jaarlijks lidmaatschap, waardoor ze mede-eigenaar worden van het veld. Zo delen ze de risico’s en de oogst, en ontstaat er een hechte band tussen de boer en de leden van de gemeenschap. Het landbouwveld wordt een deel van hun leven, waar de leden zelfs een verjaardagsfeest kunnen organiseren.”

“Het landbouwveld wordt een deel van het leven van degenen die het lapje grond bewerkt, waar ze zelfs een verjaardagsfeest kunnen organiseren”

Maarten Dieryck

Coördinator van Grooteiland

Net in dat sociale potentieel ligt een van de uitdagingen voor de Brusselse stadslandbouw. Hoewel buurtmoestuinen een dynamische mix van mensen aantrekken, bereiken initiatieven met een lidmaatschapsmodel vaak een publiek uit de middenklasse vanwege de jaarlijkse kosten en het vereiste engagement. “Groot Eiland bereikt een divers publiek via de medewerkers, die via hun werktraject in aanraking komen met biogroenten en cargofietsen,” zegt Dieryck. “Maar de leden zelf diversifiëren is moeilijker. We hebben geprobeerd om met OCMW’s samen te werken om de abonnementskosten te verlagen, maar ook honderd euro blijft veel voor mensen in precaire situaties.”

Grenzen

Ook FedeAu, de Brusselse federatie van professionals in de stadslandbouw, wil de landbouwsector inclusiever maken, maar stuit op grenzen. “Het blijft moeilijk om af te stappen van het imago dat duurzame en lokale landbouw voor bevoorrechte mensen is,” zegt community manager Laura Sylvia Herman. “Momenteel werkt FedeAu samen met vzw’s die ervaring hebben in buurtwerking, om beide expertises te bundelen. Zo willen we wijkprojecten opzetten met de focus op landbouw.” Ook de tweede periode van de Good Food-strategie zet in op wijken waar landbouw niet standaard tot het leven van de inwoners behoort.

La Ferme du Chaudron in Anderlecht bereikt wel een breder publiek, en dan vooral via het educatieve luik. “In ons restaurant kan je voor een gereduceerde prijs lunchen en door samenwerkingen met scholen bereiken we alle bevolkingslagen,” merkt Dinéty. “Anderzijds komen de winkel en het restaurant met een prijskaartje, en kunnen we geen voedselhulp aanbieden, omdat we een eerlijke prijs aan de boeren willen geven. Als non-profitorganisatie zijn we sterk bezig met inclusiviteit, maar we moeten ook economisch overleven. Zo hebben we voorlopig slechts financiële middelen voor een jaar.”

Netwerk aan politici

Financiële stabiliteit is een zorg van veel landbouwprojecten. Zeker nu FedeAu haar economische ondersteuning dreigt te verliezen na de regeringswissel, en geen zicht heeft op de verdere ondersteuning van Brusselse landbouwers. “Daardoor dreigen ze één contactpunt te verliezen,” zegt Herman, “één stem om hen te representeren en een netwerk aan contacten met politici en instituties. Bovendien vrezen we dat de financiële steun op regionaal en gemeentelijk niveau voor landbouwers ook zal verminderen. Als FedeAu er niet is om hen te vertegenwoordigen, wie zal er dan voor hen ijveren?”

BRZ 20250528 1937 STADSLANDBOUW Theo 4

Bart Dewaele

| Op een zelfoogstboerderij is de landbouwer verantwoordelijk voor de teelt en verzorging van de gewassen, maar de leden oogsten zelf.

Een andere fundamentele beperking in een stedelijk gebied is het grondtekort. “Landbouwgrond vormt de basis van voedselproductie,” benadrukt melkveeboer Heymans. “Aangezien de bevolking groeit, is er meer voedsel nodig. Grotere productie kan door betere technieken toe te passen, maar slechts tot op zekere hoogte. Een andere optie is meer landbouwoppervlakte bewerken, maar dat is de laatste jaren een toenemend probleem in verstedelijkt gebied, dat meer en meer bebouwd wordt.”

Herman erkent die uitdaging en ijvert ervoor om de vrije gronden te beschermen en te behouden voor landbouwdoeleinden. Tegelijkertijd gelooft ze in een efficiënter en eco-intensiever gebruik van de bestaande landbouwgronden in en rond de stad. Ook de creatieve benutting van stedelijke ruimtes, zoals daken en industriële panden, kan een oplossing zijn. Die inno­vatieve productietechnieken uiten zich al op verschillende manieren in Brussel. Zo buigt Permafungi zich over de teelt van paddenstoelen op organische reststromen in kelders. Microflavours doet aan verticale landbouw, waarbij gewassen in gestapelde systemen worden geteeld. En aquaponicsboerderij Bigh teelt groenten in serres op het dak van de Foodmet.

Het kan ook altijd buiten de stad. Zo betrekt de Good Food-strategie de rand rond Brussel. “Als steden zich profileren rond landbouw, zetten ze eerst in op de productie binnen de stadsgrenzen. Maar om het systeem te veranderen, moet je verder kijken,” zegt Pille. “Daarom spreek ik niet langer van ‘stadslandbouw’. Om het hele voedingssyteem te transformeren, is het belangrijk om samen te werken met Vlaamse en Waalse collega’s.”

Brusselse landbouwproducten

De Brusselse landbouw volstaat immers niet om Brussel te kunnen voeden. Wel kan men zoveel mogelijk proberen om de Brusselse landbouwproducten in Brussel te houden. Maar daar is een afzetmarkt voor nodig. Herman denkt aan distributiehubs, waar de producten van alle boeren samenkomen en verspreid worden naar de winkels en restaurants.

Volgens Dieryck is er een cruciale rol weggelegd voor lokale keukens, restaurants en openbare instellingen, zoals scholen en ziekenhuizen. “Zij kunnen een stabiele vraag naar duurzame, lokaal geproduceerde voedingswaren creëren. Op die manier geven ze gezonde voeding aan miljoenen mensen én zorgen ze voor een brede sensibilisering rond de herkomst en de productiemethoden van ons voedsel.”
Die win-win vraagt wel om een professionalisering van de landbouwsector. “Om grootkeukens te bedienen, moeten we een hoger productievolume aanbieden en ons organiseren in een coöperatie.
Daar is ondersteuning voor nodig. Maar zodra de afzetmarkt vergroot, zal het aandeel van boeren versterken, vergroten en professionaliseren. Daarin zit een groot groeipotentieel.”

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni