Gerard Rancinan BDW1515
Last minute

'Divine decadence' van Abbatoir Fermé in Kasteel van Gaasbeek

Jean-Marie Binst
© BRUZZ
23/03/2016

Soms minder geschikt voor jongeren onder de zestien jaar. Dat staat bij het parcours van prikkelende pruilkamers die je vanaf Pasen te zien krijgt in het Kasteel van Gaasbeek. De heringerichte site staat bol van werk van symbolisten als Jean-Joseph Carriès en Félicien Rops en exponenten van het negentiende-eeuwse decadentisme. Ze copuleert met hedendaagse pendants van Terry Rodgers, Gerard Rancinan, Jan Fabre en Roberto Ferri. Alles excentriek-morbide en aftakelend-pervers in scène gezet door theatergroep Abbatoir Fermé. Een spiegel voor jouw leefwereld.

‘Le présent me dégoute et le futur me fait peur,” sprak de laatste eigenares van het kasteel van Gaasbeek, markiezin Marie Arconati Visconti (1840-1923). Ze had het niet mis. Want het fin-de-sièclegevoel met zijn Weltschmerz uitte zich goed in het literaire en artistieke genre ‘decadentisme’.
Van overmatig consumptiegedrag tot zwarte romantiek en wellust. Dat ietwat neurotische thema inspireerde Stef Lernous (°1973), regisseur van de Mechelse theatergroep Abbatoir Fermé. Een jaar nadat het Britse Wildworks met Twice upon a Castle in Gaasbeek scoorde, mag Lernous samen met de decorbouwers van Abbatoir Fermé het kasteel in een buitenissig sfeertje aankleden. Rode draad is een wat excentrieke ‘tot musea verdoemde’ kunststijl doen glimmen naast moderne en hedendaagse kunst. En het glijmiddel bij uitstek is eenzelfde perverse ijdelheid in beeld brengen, doorheen de tijdsgeesten. Dat kon niet beter dan vertrekkend van het flink stuk morbide vanitas-ervaring, waarvoor de aanpak van Lernaus en Abbatoir Fermé bekend staan.

Sensuele stampers
Lernous, die in de Brusselse kunstopleiding doceert, vertrok van een depri-roman uit 1884: À Rebours van Joris-Karl Huysmans. Het expositie-eindproduct is een beelderige uitwerking van de perverse fantasieën die het ‘historisch decadente’ boek uitrafelde.
Stef Lernous: “Het kasteel bleek het perfecte plaatje voor het vervallen landgoed van het hoofdpersonage in À Rebours, Jean des Esseintes. We hebben het boek tot leven gebracht met kamerinrichtingen en kunst- en alledaagse objecten. In het vervallen landgoed van zijn voorouders vult Des Esseintes zijn dagen met morbide spelletjes en het vergaren van kunstplanten. Het tijdverdrijf werkt niets anders dan verveling in de hand. We plakken de kasteelvensters af met kranten. Zorgen voor zelfgemaakte kijkkasten waarin zich een en ander laat ontdekken. En scheppen een decor dat de gevoelens bij de term decadentisme tastbaar maakt. Voor een exotisch ogende kamer hebben we een rits opgezette dieren uit de reserves van het Museum voor Natuurwetenschappen kunnen krijgen. Elders voeren we het theatrale nog meer ten top.”
Een oude ets van de bijenorchis met zijn sensuele stampers, Lernous vond elementen genoeg om een rottend sfeertje te scheppen. Al dragen enkele kunstpareltjes als Sleeping Faun van Jean-Joseph Carriès, een biedermeiervaas Sauve qui peut met satan van de hand van Carrier-Belleuse en Playing Faun van August Schädler bij tot een sterker verhaal dan mocht dit alles apart tentoon staan.


Toch staat dit oudere werk even sterk als Bloedend haar (een rode haarlok) van Berlinde De Bruyckere, de reeks Chessmen-foto’s van Erwin Olaf en Frozen Vanitas (een ijs-servies) van Hans Op de Beeck. Of de Satan en Verdachte van Roberto Ferri. Deze generatie kunstenaars mogen dan wel ver van de negentiende-eeuwse decadenten staan, de wereld waaruit ze hun inspiratie plukken lijkt niet veel anders.

Ongeleefde levens
Voor alle duidelijkheid: de ‘decadenten’ van eind negentiende eeuw sponnen hun eigen artificiële leefwerelden waarin ze konden ontsnappen aan de burgerlijke en materialistische maatschappij. Excentriciteit en wellustige pervertering van katholieke objecten, samen met goesting op (erotische) excessen, prikkelden hun enig levensuitzicht. Achter dat pervers gedrag ging een existentiële leegte schuil. Eenzelfde soort ethische verrotting is te lezen bij auteurs als Charles Baudelaire: Fleurs du Mal (1857).
Maar ook vandaag is dit sterk aanwezig, zoals bij Michel Houellebecqs Soumission (2015), waarin de aftakeling een rottende geur krijgt, in de vorm van een personage dat zich levend houdt met wat magnetronmaaltijden.


We kunnen ook een stap verder gaan naar de hedendaagse maatschappij. Hebben we het niet vaak over de jeugd die zich onledig houdt? Ofwel als hangjongeren. Ofwel als überverwende jochies, die hun dagen ‘inhoud’ geven met de onmisbare duurste smartphone. Gevolg: decadenten die geen ‘andere toekomst’ zien, keren zich in zichzelf.
Lernous weet als geen ander dit alles in Divine Decadence in scène te zetten. De kunststukken die hij samen met de kasteelconservator hiervoor uitzocht passen in dat plaatje van theaterale droomwereld, en de gifbeker van scepticisme, banaliteit en liefkozerij die geveinsd wordt. Een foto van Pamela Anderson met siliconeborsten van David LaChapelle (1963), The Garden of Love (1970) van David Nicholson en zoveel meer.

Cokeparties
Lernous: “Ik kwam op de expositietitel toen ik terugdacht aan een van mijn favoriete films: Cabaret (1972) met Liza Minnelli. Een heer valt voor haar groen gelakte nagels, ‘devine Decadence’,” zegt hij. “Met toegevoegde panelen die we beplakten met verscheurd en oververfd oud behangpapier, bootsen we een vervallen kasteelgrandeur na. Oud materiaal, als smeltende Sunlight-zeep en een magnetron die het op een taboeretje doet, wekken de indruk dat het pand nog bewoond is (eerder door kraakpandbewoners, red.).”
Een wandeling door het parcours met aangepaste muziek, maakt alles duidelijk. In de kille Egmontkamer staan twee autopsietafels. Op eentje ligt een (nep)lijk. “De bezoeker mag op de andere tafel gaan liggen, en een selfie maken,” stelt Lernous. “Daar gaat deze confrontatie tussen kunst en maatschappij om.”


In de neo-gotische eetkamer staat de tafel gedekt: ditmaal met zwarte rouw- of loge-altaardoeken en een zwart servies, Wie weet met Pasen ook met een schotel koeken met zwarte pudding. “Er mag ook met wat humor naar deze realiteit gekeken worden,” geeft Lernous nog mee. De galgenhumor rond religie versus politiek en economische wapenindustrie en fetsjisme is confronterend. “Of het nu deelmenen aan geile cokeparties of uitpakken met je dure smartphone is, waar ligt de grens van de decadente kick?”
Het antwoord laat zich raden bij The False Masquerade (foto rechtsboven) van Terry Rodgers (1977) of Décadence van Gérard Rancinan (foto links), die refereert aan de Romeinse partoezen en dito schilderkunst. Moraal: mits begeleiding is de lectuur wel levens- en hoopversterkend voor jongeren.

Divine Decadence, van 26/03 tot 27/06 in het Kasteel van Gaasbeek. Open iedere dag van 10 tot 18 uur, behalve op maandag. Open op feestdagen), Kasteelstraat 40, Gaasbeek, www.kasteelvangaasbeek.be, 02-531.01.30.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni