Interview

Baloji debuteert als filmmaker met 'Augure': 'Ik wil geen consensus. Consensus verveelt'

Niels Ruëll
31/10/2023

Jaren geleden wilde België Baloji deporteren. Weken geleden besloot datzelfde België zijn debuutfilm Augure in te zenden voor de Oscars. Hoe noem je zo’n omslag? “Belgisch surrealisme? Een Belgenmop?” lacht Baloji. Een gesprek met de veelzijdigste der dichters over Lubumbashi, cinema en privileges.

Wie is Baloji?

  • Veelzijdige, universele artiest, geboren in Lubumbashi in 1978 en opgegroeid in België. Liet de jaren 1990 vonken met de Luikse hiphopgroep Starflam en vergaarde internationaal lof met zijn soloalbums Hotel Impala en 137 Avenue Kaniama
  • Werkte in de modewereld als artdirector, costume designer, regisseur of consultant voor Miuccia Prada, Virgil Abloh en co. Gestileerde videoclips als Peau de chagrin / Bleu de nuit en kortfilms als Zombies getuigen van zijn visuele en sensoriële gave
  • Vernieuwt door Congolese en Belgische invloeden te versmelten in droomwerelden of magisch realisme. Zijn debuutfilm Augure won de Prix de la Nouvelle Voix op het Festival van Cannes en zal België vertegenwoordigen in de Oscar-race

“Ik ben Lukaku niet. Niet élke Belg kent me,” lacht Baloji halfweg het interview. Waarna er een lofzang volgt op Jérémy Doku, die Eden Hazard moet doen vergeten bij de Rode Duivels. Het voetbalintermezzo helpt om even op adem te komen tussen alle serieuze thema’s door. En dat zijn er nogal wat.

De lach kan er ook vanaf omdat zijn multidisciplinaire, groots opgevatte Augure-project eindelijk ontbolstert. Zijn langspeelfilmdebuut Augure vormt er de kern van, maar kwam er pas na jaren van noodgedwongen volharding. Keer op keer stuurden de filmfondsen hem wandelen. “Van een rockster wordt het nog net aanvaard dat hij of zij op een dag een film maakt, maar niet van iemand die men blijft aanzien als een rapper uit Luik.” De in Lubumbashi geboren Belg deed in de jaren 1990 van zich spreken met de hiphopgroep Starflam en kreeg later internationaal lof voor zijn soloalbums Hotel Impala en 137 Avenue Kaniama. Maar hij haat het om enkel op zijn muziek vastgepind te worden. Baloji dicht, rapt, zingt, tekent, ontwerpt, verzint, musiceert en regisseert. In de modewereld werkte hij als artdirector, costume designer, regisseur of als consultant voor onder anderen Miuccia Prada en Virgil Abloh.

Ik stel een ander soort cinema voor dan men gewoon is: een ensemblefilm die op mij lijkt en van lef getuigt

Baloji

Hoe vaker de filmfondsen Baloji wandelen stuurden, hoe meer hij zich vastbeet in Augure. Jaar na jaar na jaar. De aanhouder won. Spectaculair. Op het Festival van Cannes werd Augure bekroond met de Prix de la Nouvelle Voix. En de film werd boven kleppers als Wil, Dalva, Het smelt of Holly verkozen om België te vertegenwoordigen in de Oscar-race. Tot april 2024 kan je in het Antwerpse ModeMuseum ook nog eens naar Augurism, een tentoonstelling met onder meer de bijzondere maskers en kostuums uit de film. En voor het concert in de Ancienne Belgique, in maart volgend jaar, brengt Baloji nog vier (!) nieuwe albums uit. Elk album is geschreven vanuit het standpunt van een van de vier van hekserij beschuldigde hoofdpersonages uit zijn magisch-realistische film: een Brusselaar die met zijn zwangere vriendin is afgereisd om zich met zijn Afrikaanse familie te verzoenen, zijn lesbische zus Tshala, zijn verstoten moeder Mujila en het straatkind Paco.

Baloji Augure

Je won in Cannes de Prix de la Nouvelle Voix. Wat een binnenkomer. Opent dit perspectieven?
Baloji: In mijn ogen won niet ik die prijs, maar de hele groep. Film is een collectief kunstwerk. Het doet uiteraard plezier om op het palmares van zo’n belangrijk festival te figureren. Tegelijk ben ik op mijn hoede. Ik heb vijftien tot twintig jaar lang muziek gemaakt. Ik ken wel 500 muzikanten en zangers die ‘de revelatie van het jaar’ of ‘de grootste talenten van hun generatie’ werden genoemd en die twee jaar later opnieuw totaal van het toneel verdwenen waren. Ik wantrouw elke adelbrief.

Zegt zo’n Prix de la Nouvelle Voix ook niet een beetje dat men je film ‘speciaal’ vindt?
Baloji: Veel mensen vinden Augure anders. Ik ben blij dat er geen unanimiteit is. Ik wilde geen consensus. Consensus verveelt. Ik stel een ander soort cinema voor dan men gewoon is: een ensemblefilm die op mij lijkt en van lef getuigt. Ik vind niets uit. Het magisch realisme floreerde in de jaren 1950. Maar de naturalistische cinema is hier al dertig jaar dominant. Dat leverde fabelachtige films op van regisseurs als de broers Dardenne of Michael Haneke. Maar ik heb de indruk dat nieuwe generaties het moeilijk hebben om buiten die realistische traditie te staan. Ik kan makkelijker mijn eigen weg gaan. Ik voel het gewicht van de grote filmmeesters veel minder. Ik heb geen filmschool doorlopen. Daardoor ontbreekt het me aan technische bagage, maar het voordeel is dat ik veel minder gebukt ga onder een zware erfenis.

Op de wereldpremière op het Festival van Cannes droeg je Augure op aan ‘onze moeders’. Waar hebben zij dat aan te danken?
Baloji: Ze vormen het ware onderwerp van Augure. Mijn film vertelt over moeders en hun positie in eenouderstructuren. Hun rol dwingt hen tot de creatie van een vorm van onevenwichtig matriarchaat.
De slachtoffers zijn niet degenen die jij denkt. De slachtoffers zijn degenen die blijven. Zij die een soort systemische misogynie verinnerlijken, omdat ze geen andere keuze hebben. Maman Mujila heeft codes geïntegreerd die tegen haar werken. Haar echtgenoot is dood, dus gaat alle eigendom naar zijn kant van de familie. Zo wil de cultuur het, en verzet komt niet in haar op.
Schrijf het niet toe aan zogezegd archaïsch Afrika. Want zo zie ik het totaal niet. In Europa bestaan vergelijkbare situaties. Denk aan de loonkloof tussen mannen en vrouwen die men durft te verantwoorden met het argument dat een vrouw vroeg of laat haar carrière opzijschuift voor een zwangerschap.

Je was altijd al veelzijdig en vond met film eindelijk een kunst waarin je verschillende talenten samenkomen. Met welke expressievorm is het voor jou begonnen?
Baloji: Op jonge leeftijd tekende ik al kledij. Gek, hé. Ik ben in de mode begonnen zonder het te beseffen. Op mijn dertiende, veertiende begon ik veel te skaten en belandde ik in de wereld van de graffiti. Thuis schreef ik gedichten, en mijn kameraden beweerden dat die raps konden worden. Ik heb rap ontdekt als een vorm van poëzie op muziek. Ik heb altijd van alles parallel gedaan.
Uiteindelijk belandde ik bij Starflam. We hebben successen geboekt, maar toen ik me er niet meer mee amuseerde, ben ik meteen gestopt. Starflam is een hoofdstuk in mijn leven, niet meer en niet minder.
Everything is poetry. Daar komt het voor mij altijd op neer. Poëzie was mijn eerste kunst en zal ook mijn laatste zijn. Ik was als kind vaak alleen. Op mijn kamer ben ik beginnen te schrijven en ik schepte daar veel plezier in. Ik begon te rijmen, ik lette op klank en ritme. Het gaf voldoening, en ik ben er nooit mee gestopt. Met muziek heb ik vandaag een bizarre relatie.

Baloji Augure

| Baloji: “Ik heb geen filmschool doorlopen. Daardoor ontbreekt het me aan technische bagage, maar het voordeel is dat ik veel minder gebukt ga onder het gewicht van de grote filmmeesters.”

En toch concerteer je in maart in de AB en komen er vier Augure-albums uit.
Baloji: Ik dacht aan een ep, een nummer of vier, maar het is een beetje uit de hand gelopen. (Lacht) Male gaze, female gaze: ik vind de standpunten van een film een fascinerend vraagstuk. Hoe neem ik het standpunt van mijn vrouwelijke personages in zonder in de plaats van een vrouw te spreken. Tshala zegt tegen haar partner: “Alle mooie discours over de deconstructie van de verhoudingen tussen man en vrouw gebeuren in bed.” Ik moest mezelf voor de film deconstrueren en bijvoorbeeld nadenken over de man-vrouwverhouding en seksualiteit. Ik denk dat ik wel 500 slagen in mijn gezicht heb gekregen. Maar ik liet me niet afschrikken
door de complexiteit van de kwestie. Ik dacht: let’s go!

Maar hoe leidt dat tot die vier albums?
Baloji: Ik plaats me letterlijk en figuurlijk in de huid van de vier hoofdpersonages. (Toont foto’s waarop hij telkens is aangekleed als een van de vier personages) Op een gegeven moment had ik wel vijftien nummers per personage. Dat heb ik teruggebracht tot tien nummers per album. De muziek heeft de acteurs én de technische crew geholpen. De muziek was de backstory waarop iedereen kon terugvallen. We hebben voor elk personage een andere spraakkunst, en de muziek helpt die te verduidelijken. Paco valt samen met die kleur en die energie, dus de camera gaat op de schouder. Maman Mujila is meer die kleur en dat tempo, dus de camera staat op een statief.

Baloji

Je filmde zowel in Kinshasa als Lubumbashi, maar je vernoemt geen van beide. Zelfs Congo noem je niet. Waarom niet?
Baloji: Het is alsof je al mijn trucs doorziet. (Lacht) De film heeft onvermijdelijk een politieke lading. Na 50 jaar vreemde Congolese politiek is er geen snelweg, geen spoornetwerk dat Kinshasa en Lubumbashi met elkaar verbindt. Tussen beide steden vliegen kost meer dan naar Europa vliegen. Een protectionistische, nationalistische beweging in Lubumbashi, mijn geboortestad, zet zich af tegen Kinshasa. De koloniale geschiedenis speelt daar ook een rol in.
Ik had zin om Kinshasa en Lubumbashi samen te brengen in één enkele stad; dat is een antwoord op het separatisme. In cinema kan dat. Het maakt ook duidelijk dat Augurezich in een fantasmagorie afspeelt. Het is alsof je in Madrid en Kopenhagen filmt, en vervolgens doet alsof het één stad is. En wat hebben die twee gemeen? Niets. Op 3.000 kilometer van elkaar hebben de mensen een andere fysiek, een andere taal, een andere cultuur, een andere architectuur, ander voedsel. Dat is in Europa zo, dat is Congo zo.

Dateert je interesse in tovenarij, gevaarlijk bijgeloof en vooroordelen van voor de film?
Baloji: Ik heb daar niet voor gekozen. Mijn naam is gelieerd aan tovenarij, hekserij, mysticisme. Oorspronkelijk betekende ‘Baloji’ gewoon man van de wetenschap. Met de intrede van het katholicisme vond een betekenisverschuiving plaats en werd het man van de occulte wetenschap, en vervolgens ensemble van tovenaars.
Ik maakte mee dat een radiopresentator me niet meer wilde interviewen en mijn naam niet wilde uitspreken, omdat hij schrik had kwade geesten mee naar huis te nemen. Ik kan nog 200 andere voorbeelden geven. Het is alsof je hier in Europa Demon of Duivel zou heten. “Goeiemorgen, meneer, mijn naam is Beëlzebub.”
Ik kreeg mijn naam door een genezer die het leven van mijn vader had gered. Ik denk dat hij er niet bij heeft stilgestaan hoeveel problemen dat met zich zou meebrengen.
Welke invloed heeft een naam op je identiteit? Op je plaats in de wereld? Het zijn vragen die me al jaren bezighouden.


Ik heb in Cannes verteld over hoe ik het bevel kreeg om België te verlaten. Wist ik veel dat we vijf maanden later over de Oscars zouden praten

Baloji

Hoe heb je jezelf leren filmen?
Baloji: Vier zelf gefinancierde (kort)films bleken de beste school. Ik was me snel bewust van de realiteiten van een productie. Ik werkte samen met mijn idool: Nicolas Karakatsanis (de virtuoze, Brusselse director of photography van Rundskop, I, Tonya en Cruella, red.). Je denkt dat cinema enkel is weggelegd voor professionals, voor intelligente mensen, voor meesters. Hij heeft me doen inzien dat ook iemand als ik films kan maken. Hij gaat intuïtief, eenvoudig, bijna kinderlijk, speels te werk en dat heeft me verlost van complexen. Hij smokkelde me ook binnen op filmsets zodat ik kon leren.
Elke Hoste van de Antwerpse Modeacademie had ook een cruciale invloed op me. Ze bezwoer met dat ik ook mocht creëren, dat ideeën en goesting het belangrijkste zijn. Creatie is een spier: door dagelijks te trainen word je creatiever. Ik geloof in het combineren van discipline en speelsheid. Ik probeer te werken met de sérieux van een kind dat zich amuseert.

Hoewel je al sinds je derde in België leefde, sloot België je als jongeman in een gesloten centrum op met de bedoeling je te deporteren. Nu stuurt België je naar de Oscars. Hoe noem je dat?
Baloji: Belgische surrealisme? Een Belgenmop? Ik heb in Cannes nog verteld over de tijd dat ik geen papieren had en het bevel kreeg om het Belgische grondgebied te verlaten. Wist ik veel dat we vijf maanden later al over de Oscars zouden praten.
Het vertelt, los van mijn individuele geval, iets veel groters. Over de koloniale erfenis. Over een eeuwige evenwichtsoefening tussen Congo en België. Want voor ik Belg ben, ben ik een zwarte mens. Voilà. De Congolezen aanvaarden de dubbele nationaliteit niet, maar ik ben even Congolees als Belgisch. Ik ben Congolees door wie ik ben, door mijn aard. Ik denk dat het Lukaku was die opmerkte dat een Rode Duivel die goed voetbalt een Belg wordt genoemd, maar zodra hij minder presteert, wordt er naar zijn Afrikaanse roots verwezen.

Tijdens de uitreiking van de Magrittes noemde je cinema “een kunst voor de geprivilegieerden.”
Baloji: Je moet de zaken durven te benoemen. Cinema is een kunst voor de rijken, voor de geprivilegieerden, en dat zou niet mogen. Alleen mensen uit de betere kringen hebben de middelen om filmopleidingen te betalen en vervolgens drie, vier jaar vrijwel onbezoldigd een film te ontwikkelen. Het systeem aanvaardt niet zomaar iemand die niet is afgestudeerd aan een filmschool, die niet het standaardparcours heeft afgelegd en die op zijn achttiende rapte. Doodzonde, want mensen als ik hebben een verhaal in zich.

Augure, release: 15/11 + Meet the Artist: 24/11, 19.00, Bozar + Concert: 19/3, 19.00, Ancienne Belgique


Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni