Smalltalk

Julien Tanghe van Jakomo: ‘Ik zal altijd die spanning tussen de rand en de stad voelen’

Tom Zonderman
15/02/2023

Deze week smalltalken we in café annex snackbar Le Panaché met Julien Tanghe. De zanger van de Brusselse uitdragers van de ‘suave rock’ Jakomo vertelt er over zijn haat-liefdeverhouding met Brussel en over hun debuutalbum Lobby.

“Onze repetitieruimte bevindt zich een paar huizen verderop,” vertelt Julien Tanghe in de gezellige Vorstse koffiebar met mediterrane toets. De plek staat ook bekend als ‘Chez Abdel’, al is Abdel er een week geleden mee opgehouden. “We nemen hier vaak pauze. Terwijl we onze shows plannen, doen we ons te goed aan de befaamde broodjes kip met andalouse, of pannenkoeken met spinazie.”

Tanghe schuift een stapeltje papieren opzij. “Ik ben een zij-instromer, sinds vorig jaar geef ik aardrijkskunde en geschiedenis in de eerste graad in een middelbare school in Laken. Ik had nooit gedacht dat ik les zou geven, maar toen ik het lerarentekort zag en mijn vorig job nogal saai begon te worden, ben ik ervoor gegaan. Tussen de lesuren door ga ik soms op café zitten om te verbeteren.”

Als we een show spelen, peperen we onszelf in dat alles kapot moet. Maar dat is eigenlijk een grap, we zijn wannabepunks

Julien Tanghe

Tanghe is geen grote caféganger, hij is graag op zichzelf, vindt drukke plekken vaak vermoeiend. “Ik heb een probleem met mijn gehoor, ik kan geluiden niet goed filteren. Als ik in een ruimte zit met veel lawaai, kan ik gesprekken niet goed volgen. Misschien ben ik hoogsensitief. Ik ben deze zomer met therapie begonnen om er mindful mee te kunnen omgaan. Dat lukt nog niet zo goed.”

Je bent muzikant en leraar, twee bezigheden waar wel wat lawaai bij te pas komt.
Julien Tanghe: Op school kan ik gek genoeg goed met het lawaai om, ondanks het feit dat er overal wel balpennen klikken of stoelen verschuiven. Maar het helpt dat ik erop voorbereid ben, en doorgaans ben ik degene die aan het woord is. Ik kan ook vragen om te zwijgen, die autoriteit heb ik op café niet. (Lacht)
Bij het muziek maken ben ik altijd heel gefocust, om alle details goed te kunnen horen. Misschien heeft het er onbewust toe geleid dat de sound van Jakomo zo helder is. Toen we de plaat hadden ingeblikt, vonden we de opnames te dof. Dus hebben we een reset gedaan. We houden er alleszins van om onze songs niet te vol te stoppen.

1832 julien tanghe

‘Suave rock’, noemen jullie jullie muziek. Op Instagram omschrijven jullie jezelf dan weer als ‘mini-bordel’. Wat is het nu?
Tanghe: Als we een show spelen, peperen we onszelf in dat alles kapot moet. Maar dat is eigenlijk een grap, we zijn wannabepunks. We hebben nog nooit iets stuk gemaakt, we zijn brave jongens. Vandaar die ‘mini’ voor bordel. (Lacht) Het is meer een mindset. Dat suave is er wel wat uit, op Lobby zijn we op zoek gegaan naar meer dissonantie dan gewoonlijk. Wat psychedelische vibes ook.

De laatste jaren ging er veel aandacht naar hiphop, zeker in Brussel. Hoe is het om vandaag in een hoofdstedelijke rockband te zitten?
Tanghe: We hebben soms het gevoel dat we een buitenbeentje zijn, terwijl we iets superklassieks doen: een band met bas, drum en gitaren, meer cliché kan je niet hebben. Maar dat wordt tegenwoordig niet meer zo veel gedaan, in Brussel nog minder dan in Gent of Antwerpen, denk ik. Eigenlijk is het wel handig, speciaal zijn met iets heel gewoons. (Lacht) Tegelijkertijd zijn we ook erg beïnvloed door soul en hiphop. Onze geschiedenis loopt bijvoorbeeld nogal parallel met die van Stikstof. In onze beginjaren stonden we vaak op dezelfde affiche. Zij waren zo’n beetje onze locomotief, terwijl ze totaal andere muziek maken. Of ik gerapt heb? Ooit misschien één keer, maar het was snel duidelijk dat dat niets voor mij was. (Glimlacht) Het is typisch voor onze generatie dat we muziek niet in stijlen opdelen, we luisteren naar alles. Als je iets positiefs over streaming kan zeggen, is dat mensen hun eigen playlists maken met de meest uiteenlopende muziekstijlen. Ik heb het gevoel dat die eclectische manier van muziek consumeren alleen maar zal toenemen.

Wanneer is de muziek voor jou belangrijk geworden?
Tanghe: Van kleins af. Mijn vader werkte als manager van onder meer het bandje Vanilla Coke. Hij nam me als vijf-, zesjarige mee naar festivals, ik zag hoe het er in de backstage aan toeging. In Luik sleurde hij me een keer het podium op en stelde me voor aan het publiek. Dat werd helemaal wild. Mijn pa speelde zelf ook muziek, en mijn grootvader was violist bij het orkest van De Munt. Voor mij is de Brusselse groep Mud Flow erg belangrijk geweest. Hun frontman, Vincent Liben, was een tijdje mijn gitaarleraar. Via hun muziek ben ik mijn eigen bibliotheek beginnen samen te stellen. Vanaf mijn vijftiende ongeveer wilde ik zelf muziek maken.
Ik ben niet zo sociaal, ik leg niet makkelijk contacten. Dat is een van de redenen waarom ik muziek zo waardevol vind, op een manier laat ze me toe om mezelf te begrijpen. Wat ik niet altijd vanzelfsprekend vind. En om mezelf te verbinden met anderen. Muziek is delen. Zoals je ook op café kan gaan en dingen bespreken, is dat bij mij instrumenten pakken en samen met mijn vrienden lawaai maken. Een connectie vinden in gemeenschappelijke toonaarden en ritmen. Het nummer ‘Atlas’, bijvoorbeeld, gaat over hoe er in een relatie misverstanden kunnen groeien zonder dat je begrijpt waarom, gewoon omdat je niet genoeg communiceert.

“Never felt good in this fuckin’ suit,” klinkt het in het liedje ‘Hometown’. Ik vermoed dat het niet echt om een pak gaat.
Tanghe: Dat nummer is deels door Wout (Vermijs, gitarist, red.) geschreven, en deels door mij. Ik ben opgegroeid in Zellik, ging naar school in Dilbeek en ben dan in Brussel komen studeren. Ik heb een tijdje in Sint-Gillis gewoond, maar nu ben ik weer meer naar mijn roots getrokken. Ik woon nu in het huis van mijn oma in Koekelberg, waar het wat volkser is dan in het hippe Sint-Gillis. Dat is voor mij meer de charme van Brussel. Wout is opgegroeid in Dilbeek, en ging daarna ook in Brussel studeren. ‘Hometown’ gaat over de spanning tussen de rand en de stad, die wij altijd zullen voelen. In de rand is het mooi en groen en rustig, maar ook een beetje saai. Je kan er het gevoel hebben dat het niet het echte leven is. In de stad gonst en zoemt het, maar het is er ook druk en vermoeiend, je ziet er armoede en wordt geconfronteerd met drugsproblemen. Nu we een tijdje afgestudeerd zijn, stellen we ons meer en meer de vraag: waar voel ik me goed, waar wil ik wonen? En dan worstel je met die haat-liefdeverhouding die je voor een plek kan voelen.

Je had het daarnet over het zoeken van verbinding met andere mensen via muziek. Dat schijnt te lukken, want jullie releaseconcerten in de AB zijn alle twee uitverkocht.
Tanghe: Om eerlijk te zijn, snappen we het niet zo goed. (Lacht) We hadden stiekem wel gehoopt om de zaal één keer te vullen. Toen dat gelukt was, zei onze booker: we doen er nog eentje bij. Ik dacht, tuurlijk, maar niet veel later bleek ook die tweede show uitverkocht. Het doet ons superveel plezier dat mensen zoveel vertrouwen hebben in ons, want ze hebben onze plaat nog niet gehoord. Ik kijk er enorm naar uit. Ik zit graag in mijn eentje aan demo’s te prutsen op mijn slaapkamer, maar het liefst van al sta ik toch op dat podium.

Lobby verschijnt op 17/2 bij On the Level

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni