Openbaar vervoer blijft lijden onder coronacrisis

Het openbaar vervoer blijft lijden onder de coronacrisis. Dat blijkt uit een bevraging van de FOD Mobiliteit en Vervoer bij 2.000 mensen die representatief zijn voor de Belgische bevolking. Het aantal woon-werk/schoolverplaatsingen met het openbaar vervoer kwam in november/december uit op 15 procent, een stuk onder de 25 procent van vóór de gezondheidscrisis.

Ondanks initiatieven van de verschillende openbaarvervoersoperatoren blijft er terughoudendheid bestaan om het openbaar vervoer te gebruiken. Die nam zelfs iets toe in vergelijking met de eerste enquête van de FOD Mobiliteit en Vervoer in juni 2020.

Vijfenveertig procent van de respondenten vindt de trein vanuit gezondheidsoogpunt niet erg veilig. Voor de metro, tram en bus bedraagt dat aantal 54 procent. In juni bedroegen de percentages respectievelijk 41 en 48 procent. De FOD Mobiliteit en Vervoer brengt wel de nuance aan dat respondenten die nooit gebruik maken van het openbaar vervoer, er een minder veilig beeld van hebben dan regelmatige gebruikers.

Verplaatsingen per fiets en te voet waren eind vorig jaar iets minder populair. Dertig procent van de respondenten gaf aan dat zij zich meer te voet verplaatsen dan vóór de coronacrisis. In juni was dat 33 procent. Voor de fiets bedroeg het percentage 16 procent, tegenover 22 procent in juni. Die daling is er ook voor woon-werk/schoolverplaatsingen: de fiets gaat van 13 naar 11 procent, te voet gaat van 7 naar 5 procent.

De Belg begaf zich in november/december gemiddeld 3 dagen naar de werkplek, wat stabiel is ten opzichte van de 2,9 dagen van juni. Telewerk, één van de kernmaatregelen nochtans in de strijd tegen het coronavirus, daalde van 1,7 dag naar 1,5 dag.