Interactief

Waarom het Nederlandstalige basisonderwijs uit zijn voegen barst

Sara De Sloover
© BRUZZ
10/06/2020

Geen plaats in de scholen van je keuze voor je kind – het is de realiteit voor duizenden ouders die hun kroost dit voorjaar hebben aangemeld bij Nederlandstalige basisscholen in Brussel. De scholen exclusief voorbehouden voor Nederlandstaligen is ongrondwettelijk. En ook niet nodig, want slechts 28,7 procent van de aangemelde kinderen heeft ouders met een Nederlandstalig diploma of taalattest. Maar hoe kunnen we de wachtlijsten wel inkorten?

Bijna vierduizend kinderen die komend schooljaar in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel willen ingeschreven worden, hebben nog geen plaats. Jaarlijks groeit de groep gestreste ouders die hoopt op een plaatsje in 'een' school – ongeacht het pedagogische project, de reputatie of hoe ver de school is.

Een derde van die kinderen heeft eigenlijk wel al een plaats, maar wil van school veranderen. Tegelijk groeit jaarlijks de groep voor wie het verlossende bericht niet komt. Vorig schooljaar begon een kwart van de geweigerde kinderen uiteindelijk in het Franstalige onderwijs. Vier procent vond zelfs überhaupt geen school.

Hoe komt dat? Door de enorme bevolkingsgroei sinds de eeuwwisseling groeide in de afgelopen tien jaar het totale aantal kinderen in het Brusselse basisonderwijs allereerst met bijna 16 procent. Er zijn voldoende plaatsen bijgekomen om die toename op te vangen, zegt de gewestelijke Dienst Scholen, die sinds 2014 vraag en aanbod in beide taalnetten monitort. “Maar dan kijken we puur op basis van de aantallen,” benadrukt Julie Lumen van de Dienst. “We kijken niet naar de voorkeuren van ouders op het vlak van bijvoorbeeld taal of locatie.”

Want opgesplitst per taal valt het meteen op: terwijl aan Franstalige kant in tien jaar tijd 13 procent meer kinderen schoollopen, steeg dat aantal aan Nederlandstalige kant met een spectaculaire 29 procent. Het 'marktaandeel' van het Vlaamse onderwijs groeit daardoor gestaag. Het ligt bij de kleuters inmiddels op bijna een kwart, in plaats van de financieel verankerde 20 procent uit de Brusselwet.

Marketingcampagne

“De campagne die het toen nog wegkwijnende Nederlandstalige onderwijs al in de jaren zeventig promootte als de beste kans op meertaligheid heeft duidelijk gewerkt,” zegt minister Sven Gatz (Open VLD), binnen het VGC-College verantwoordelijk voor Onderwijs en Scholenbouw. “Door goede pedagogische ondersteuning kunnen we dat ook in de meeste gevallen waarmaken.”

De eerste plicht van de overheid is een plaats voor elk kind, tout court, zegt Gatz. “Maar daarnaast bestaat ook de vrije schoolkeuze, en dat lukt nu niet altijd. Zolang de twee taalnetten bestaan, kunnen die alleen keuzevrijheid garanderen als ze allebei een licht overschot zouden hebben. Tenzij we één Brussels net opzetten, maar dat is een andere discussie. Zowel voor een herziening van de 20/80-financiering als voor één Brussels net is een federale staatshervorming nodig.” (lees verder onder de kaart)

Deze interactieve kaart toont het aantal plaatsen in Nederlandstalig basisonderwijs tegenover het aantal kinderen in de betrokken wijk. De vastgelegde norm is 20 procent Nederlandstalige plaatsen, 80 procent Franstalige. Bron: BISA/perspective.brussels.

In sommige wijken is de situatie aan Nederlandstalige kant extra krap, zegt Julie Lumen, omdat de capaciteit erg ongelijk verdeeld is. Terwijl 20 procent van de Brusselse ketjes Vlaams basisonderwijs volgt, heeft dat onderwijs in sommige wijken maar plaats voor 1 procent van de kinderen (zie kaart hierboven). Dat is bijvoorbeeld het geval in delen van Brussel-Stad, Ukkel, Elsene, Sint-Gillis, of Sint-Joost. “Daar moeten de eerste investeringen gebeuren.”

Omgekeerd hebben sommige wijken aan de buitenrand van het gewest Nederlandstalige plaatsen voor 35 procent van de kinderen. "Daar lopen waarschijnlijk ook leerlingen uit de Rand school."

Tanker

Immense bevolkingsgroei. Rijzende populariteit van ongelijk gespreide Nederlandstalige scholen. Samen creëerden ze een 'perfect storm', die het huidige virtuele gekampeer aan schoolpoorten veroorzaakt.

Meer investeringen volgden, zag VUB-onderwijsexpert Dimokritos Kavadias. Hij was twaalf jaar geleden voorzitter van het Lokaal Onderwijsplatform (LOP) dat de plaatsen toebedeelt. “Het vraagt veel tijd om alle betrokken partijen mee te krijgen om een school te bouwen. Bovendien is het in Brussel niet eenvoudig om plaats te vinden. Ik geloof echt dat de ministers het maximale hebben geïnvesteerd, maar onderwijs is een tanker. Het kan tot tien jaar duren voor een schoolproject realiteit wordt.”

"De meeste Brusselse kinderen hebben een niet-Belgische achtergrond. Wie beschouw je dan als lid van je gemeenschap?"

Dimikritos Kavadias, VUB-onderwijsexpert

1712 Onderwijs Dimokritos Kavadias

“Al twintig jaar lang bouwen we jaarlijks scholen bij voor ongeveer duizend leerlingen,” zegt minister Gatz (zie grafieken hieronder). “Het precieze aantal hangt elk jaar af van bouwvergunningen en werven.” Tot 2025 zitten er nog 4.000 plekken in de pijplijn, bijna evenveel als aan Franstalige kant.

“Zo'n lang volgehouden inspanning is helemaal niet vanzelfsprekend, maar ik besef ook dat het nog niet voldoende is. We botsen op ruimtelijke grenzen. Het plaatstekort is pijnlijk, maar doet zich jammer genoeg ook in andere steden in Vlaanderen voor,” zegt minister Gatz. “Maar in Brussel wordt het scherper aangevoeld, omdat er hier ook een ander schoolnet bestaat.”

Hij formuleert het voorzichtig. Het almaar nijpendere tekort maakt dat ouders steeds bitser een plaatsje opeisen. Na het nieuws over de vierduizend weigeringen regende het op Bruzz.be reacties over het 'verrotte aanmeldsysteem'.

"Eerst zouden de plaatsen aan echte Nederlandstalige kinderen moeten worden uitgedeeld,” schreef een lezer bijvoorbeeld. “Dat wil zeggen kinderen die ten minste één Nederlandstalige ouder hebben en ook Nederlands thuis spreken. Als er daarna plaatsen over zijn, mogen die aan anderstalige kinderen worden uitgedeeld.”

Maar die populaire redenering heeft twee problemen, zegt onderwijsjurist Johan Lievens (KU Leuven/VU Amsterdam). “Ten eerste is er de vrije schoolkeuze. In Brussel kun je verantwoorden dat je een voorrangsregeling invoert, omdat er twee taalnetten bestaan. Maar die voorrang mag nooit honderd procent zijn.”

"In Brussel-Stad, Ukkel, Elsene, Sint-Gillis, of Sint-Joost moeten de eerste investeringen gebeuren"

Julie Lumen, Gewestelijke dienst scholen

1712 Onderwijs Julie Lumen

“De lat mag ook niet te hoog liggen, omdat je anders de 'restgroep' uitsluit waarmee de staatsstructuur geen rekening houdt: de Brusselaars die Nederlands- noch Franstalig zijn. Het is fair als elke gemeenschap een proportioneel deel van die groep opvangt.”

Vanaf 2021-2022 treedt een Vlaams decreet met nieuwe voorrangsregels in werking, en daarmee wordt de voorrang voor Nederlandstalige kinderen opnieuw verhoogd: van 55 procent nu naar 65 procent. De Franstaligen riepen tevergeefs een belangenconflict in. Een vernietigingsberoep bij het Grondwettelijk Hof is nog in behandeling. Zij vrezen dat de 'restgroep' bijna niet meer in Nederlandstalige scholen terecht zal kunnen.

“In België bestaan daarnaast geen subnationaliteiten,” zegt Lievens. “Hoe bepaal je überhaupt wie een Nederlandstalige is? Momenteel geldt een diploma of een taalattest als bewijs. De Vlaamse overheid heeft het vereiste taalniveau voor ouders eerder al opgetrokken tot B2. Dat vrij hoge niveau nog verder verhogen zou juridisch problematisch zijn. Je duwt dan minder geschoolde mensen uit de boot, terwijl onderwijs het integratie-instrument bij uitstek is.”

"Natuurlijk begrijp ik hoe radeloos ouders zich voelen als ze geen plaats krijgen"

Sven Gatz, Minister in VGC-college verantwoordelijk voor Onderwijs en Scholenbouw

Sven Gatz (Open VLD), Brussels minister, bevoegd voor Financiën en Begroting, Nederlandstalig Onderwijs, Meertaligheid, Ambtenarenzaken en Statistiek

Symboolwaarde

Voor minister Gatz heeft het nieuwe voorrangsdecreet vooral een hoge symboolwaarde. “Dit jaar heeft over alle Nederlandstalige Brusselse basisscholen heen maar 28,7 procent van de aangemelde kinderen ofwel Nederlands als thuistaal, ofwel een ouder met een taalattest. Veel minder dan 55 procent dus. Maar natuurlijk begrijp ik hoe radeloos individuele ouders zich voelen als ze geen plaats krijgen.”

Vorig schooljaar werd trouwens maar in één op de tien Nederlandstalige Brusselse scholen met een onthaalklas het maximale voorrangspercentage van 55 procent Nederlandstalige leerlingen bereikt. “Het echte probleem is vooral de schaarse plaatsen bij een aantal geliefde scholen, een probleem dat ook bijvoorbeeld in Antwerpen bestaat,” zegt Lievens.

Hoe kunnen we deze enorme knoop nu ontwarren? Voor een deel helpt de demografie. Nieuwe vooruitzichten voorspellen tot 2025 een bevolkingsgroei in het Brussels gewest die lager ligt dan eerst verwacht. Het aantal kleuters zou volgens de huidige projectie 12 procent lager liggen dan gedacht, en in de lagere school zou het gaan om 5 procent minder kinderen.

Spookkinderen

Zonder het onderwijssysteem meteen fundamenteel te hervormen, kunnen overheden daarnaast praktisch ingrijpen. De aanmeldprocedures stroomlijnen bijvoorbeeld, om (drie)dubbele inschrijvingen te vermijden.

Zo creëren ongeruste ouders momenteel een vicieuze cirkel van 'spookkinderen' die pas verzwinden als ze de best mogelijke plaats hebben bemachtigd. “Aan het nieuwe inschrijvingsdecreet hangt ook een gezamenlijk softwaresysteem vast,” legt Gatz uit. “Daardoor krijgen inschrijvingen in Brussel en in de Rand dezelfde deadlines, en zullen namen vergeleken kunnen worden.”

Voor Kavadias moet ook het overleg met de Franse Gemeenschap intensiever worden. Momenteel overleggen de twee gemeenschappen alleen om te zien of kinderen uiteindelijk ergens ingeschreven raken, en aan de leerplicht voldoen. Er wordt niet besproken waar er geïnvesteerd wordt, of hoe de inschrijvingsprocedures verlopen.

“Dat overleg moet op basis van cijfers gebeuren. En met dezelfde doelen voor ogen. De ministers moeten samen ernstig naar oplossingen zoeken, wat me nu onvoldoende lijkt te gebeuren.”

Hij verwijst naar het Franstalige belangenconflict, maar evengoed naar de juridische klacht van de Vlaamse regering over de Brusselse schoolcontracten. Met een subsidie waarmee Nederlandstalige scholen na de uren de deuren kunnen openzetten voor omwonenden, gaat het Brussels Gewest volgens Vlaanderen zijn boekje te buiten.

Om de drempelvrees bij Nederlandstalige ouders voor bepaalde scholen weg te nemen, stelt Kavadias voor hen aan te moedigen om zich in groep in te schrijven op minder populaire scholen. "Al zijn dit middeltjes die het hele probleem niet gaan oplossen, dat besef ik ook."

Franstalige immersiescholen

Ouders kunnen verder ook immersieonderwijs overwegen – niet toegelaten aan Vlaamse zijde, maar in een twintigtal Franstalige basisscholen in Brussel bestaat het wel. Daar wordt een belangrijk deel van de lessen (de helft of soms zelfs meer) in het Nederlands gegeven.

School Charles Buls nabij het Zuidstation bijvoorbeeld begint er in september mee en heeft daarom nog 24 plekken in het eerste leerjaar. Hoewel de plaatsen ook bij Franstaligen gegeerd zijn, kan het de moeite lonen om te informeren. De Ecole du Homborch in Ukkel bijvoorbeeld heeft in de hogere leerjaren nog zowat tien beschikbare plaatsen per klas.

Het grote succes van het Nederlandstalige onderwijs zégt ook iets over de Franstalige scholen, vindt Gatz. “Als zij meer zouden investeren in hun taalonderwijs, zou hun populariteit wellicht meer gelijke tred houden. Dat debat wil ik met mijn andere petje, van minister van Meertaligheid, wel aangaan. Maar daar zie ik vooral oplossingen in samenwerkingen op het terrein.”

Voor Kavadias moet er vooral meer geïnvesteerd worden. “In een campagne om meer leerkrachten te lokken, maar ook in scholen. De internationale scholen in Brussel groeien. Als dit probleem aanhoudt, verwacht ik meer privéscholen."

De 20/80-verdeling tussen de taalgemeenschappen is uiteindelijk een politieke keuze, zegt hij. “De meeste Brusselse kinderen hebben een niet-Belgische achtergrond. Wie beschouw je dan als lid van je gemeenschap? Ik ben opgegroeid in Molenbeek. Mijn ouders spraken geen woord Nederlands, maar hebben er bewust voor gekozen mij naar het Vlaamse onderwijs te sturen. Ik ben blij met die keuze. En ik voed nu zelf mijn kinderen in het Nederlands op.”

BRUZZ vroeg ook Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA), bevoegd voor het Nederlandstalige onderwijs in Brussel, naar zijn reactie en plannen, maar kreeg geen antwoord.

Meertaligheid

Brussel is officieel een tweetalige stad, maar als internationale hoofdstad worden er nog honderden andere talen gesproken. BRUZZ volgt voor je op hoe inwoners en instanties daarmee omgaan.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel, Onderwijs, Analyse, Meertaligheid, LOP, nederlandstalig onderwijs, VGC, wachtlijst, plaatstekort, dimokritos kavadias, Julie Lumen, Sven Gatz, Ben Weyts

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni