CD&V: 'Brusselse eindtermen: geen goed idee'

© Brussel Deze Week
12/09/2013
Eigen eindtermen vormen geen mirakel­oplossing voor de problemen in het Brussels onderwijs, stellen Vlaams Parlementslid voor Brussel Paul Delva en Brussels Parlementslid Bianca Debaets (CD&V). Er met alle mogelijke middelen voor zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen – ook in Brussel – de eindtermen kunnen behalen door hen bijkomend te ­ondersteunen, onder andere inzake taalverwerving: that's the way.

In zijn opiniestuk over het onderwijs in Brussel (BDW 1391, p.12) slaat leerkracht Julien Borremans een aantal spijkers met koppen. Ja, het Nederlands- en Franstalig onderwijs moeten veel meer en beter met elkaar samenwerken. En ja, voor de overgang tussen leren en werken kunnen nog sterkere trajecten ontwikkeld worden. Verder verwijst hij terecht naar een peiling waaruit blijkt dat leerlingen van Nederlandstalige basisscholen in Brussel significant slechter scoren voor onder andere het vak wereldoriëntatie dan hun equivalenten in Vlaanderen. Zorgwekkend is dat. De reden voor deze zwakkere score is uiteraard niet te zoeken bij een lager intellectueel niveau, maar eerder bij het feit dat Brusselse leerlingen vaker een andere sociaal-economische en talige achtergrond hebben en hierdoor een specifieke begeleiding binnen het onderwijs behoeven. Taalachterstand zorgt er immers vaak voor dat instructies of omstandige uitleg niet voldoende of juist begrepen (kan) worden. Het moet niet gezegd dat dit een essentieel element is binnen het onderwijs.

Waar we de heer Borremans niet in volgen, is zijn pleidooi voor 'eigen Brusselse eindtermen'. Vele Brusselse leerkrachten zouden volgens hem achter zo'n beslissing staan. Op 24 april van dit jaar vond in het Brussels parlement een debat plaats met een veertigtal Brusselse leerkrachten. Uit gesprekken werd duidelijk dat er her en der vragen rijzen over het behalen van de (Vlaamse) eindtermen in het Brusselse Nederlandstalig onderwijs. Toch vond een meerderheid van de leerkrachten niet dat er voor Brusselse leerlingen specifieke eindtermen dienen te zijn.

Het al dan niet behalen van de eindtermen is één ding - en het is cruciaal. Een ander element is het aspect leerwinst. We zijn ervan overtuigd dat in heel veel scholen in Brussel - ondanks zwakkere resultaten uit bijvoorbeeld de peiling wereldoriëntatie van 2011 en dankzij de grote inspanningen van directeurs en leraren - een enorme leerwinst behaald wordt bij vele leerlingen. We denken dan ook dat de vaak zwakkere startsituatie van een aantal kinderen voor een deel gecompenseerd wordt door het uitstekende werk van het onderwijzend personeel en de ondersteunende structuren.

Taalscreening
In plaats van over te gaan tot het aanpassen van eindtermen naar 'Brusselse normen', en dus naar een onvermijdelijke tweedeling 'Vlaamse' eindtermen - 'Brusselse' eindtermen (met misschien een risico op niveauverlaging en kwaliteitsdaling), is het dus van primordiaal belang om aandacht te hebben voor de thuissituatie van leerlingen en volledig in te zetten op omkadering en ondersteuning van zowel directies, leerkrachten en leerlingen. Brussel kent reeds enkele professionele ondersteuningsinstanties, zoals het Onderwijscentrum Brussel (OCB), het Voorrangsbeleid Brussel (VBB) en het Brussels Ondersteuningspunt Secundair Onderwijs (BROSO). Deze ondersteuningsdiensten zetten helemaal in op taalbegeleiding- en ondersteuning. Men is er zich dus wel degelijk van bewust dat taalachterstand in Brussel een issue is, en men zet zich hier met grote inspanningen ook voor in.

Het belang van een zeker niveau van eindtermen is essentieel. Leerlingen moeten aan een zeker niveau beantwoorden in functie van de latere studie of professionele carrière. Eerder dan andere eindtermen voor Brusselse leerlingen te ontwikkelen (hoe 'anders' zouden deze eindtermen er trouwens uitzien ?), zien we heil in een andere wijze waarop de bestaande eindtermen bereikt kunnen worden. In dat kader loopt sinds vorig schooljaar, in Vlaanderen én Brussel, het vijfjarig project 'Innoveren en Excelleren in Onderwijs'.

In dertien scholen, waarvan drie Brusselse, wordt uitvoerig onderzocht en getest op welke manieren sterk geconcentreerde scholen kunnen innoveren om zo de kansen voor alle leerlingen te maximaliseren. Het project werkt tot op klasniveau en zet daar in op een krachtige leeromgeving waarin het leren bij elke leerling zo optimaal mogelijk verloopt. De evoluties binnen dit project worden op constante basis opgevolgd en bestudeerd door middel van een onafhankelijke wetenschappelijke studie. De eindtermen behouden, en er met alle mogelijke middelen voor zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen - ook in Brussel - deze eindtermen kunnen behalen (door hen bijkomend te ondersteunen, onder andere inzake taalverwerving): that's the way.

Een interessant gegeven hierbij is de verplichte taalscreening (Nederlands) voor alle leerlingen op zes- en twaalfjarige leeftijd - deze maatregel werd onlangs goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Niet omwille van de screening op zich, maar omwille van het taaltraject dat een school er aan zal koppelen om leerlingen, die zwakker scoren, extra te remediëren. Een onvoldoende kennis van de instructietaal is immers een bron van ongelijke kansen.

Cruciale ingrediënten
Zeker niet onbelangrijk in dit hele verhaal is ook de inhoud en opbouw van de lerarenopleiding. Het is zo dat veel leerkrachten dagelijks enorme inspanningen leveren om het welslagen van hun leerlingen in Brussel te verzekeren. Leerkrachten in Brussel hebben vaak een ander publiek voor hun zitten dan hun Vlaamse collega's. Het is dan ook zeer belangrijk dat zij hierop voorbereid worden. Alle lerarenopleidingen, de Brusselse, maar ook de Vlaamse, moeten dus inzetten op de professionalisering van hun toekomstige leerkrachten. Omgaan met diversiteit, meertaligheid en taalvaardigheid zijn elementen die zeer sterk verankerd moeten zitten in de lerarenopleiding.

En waar we de heer Borremans wél weer volledig in volgen, is het belang van de kennis van beide landstalen in onze scholen. Want wie in Brussel talen kent, speelt troef. Het organiseren van uitwisselingstrajecten, niet alleen voor leerkrachten maar ook voor de leerlingen, is hierbij zeker een geschikt instrument (naast heel wat andere). Maar ook een grondige screening van de pedagogische methodieken waarmee de tweede landstaal vandaag in de scholen onderwezen wordt, kan al heel wat aarde aan de dijk brengen.

Samengevat geeft dit het volgende. Behoud van de eindtermen, nog sterkere ondersteuning voor leerkrachten en leerlingen, inzetten op kwalitatieve taaltrajecten na de verplichte screenings 'Nederlandse taal', en verscherpte aandacht voor de kennis van de tweede landstaal: dit zijn voor ons cruciale ingrediënten om het Brusselse onderwijsmenu op een hoog peil te houden.

Paul Delva, Vlaams Parlementslid voor Brussel en Bianca Debaets, Brussels Parlementslid

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Opinie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni