'Allochtoon vaak taalvaardiger dan gemiddelde Brusselaar’

Bettina Hubo
© Brussel Deze Week
20/01/2011
Joris Tiebout (57) volgt eind deze maand Karel Lowette op als voorzitter van Voka-Comité Brussel. Tiebout is gedelegeerd bestuurder van de nv Abatan, die de slachthuizen en weekendmarkten van Anderlecht uitbaat. Hij is van plan om allochtone ondernemers die hun opleiding in het Brusselse Nederlandstalig onderwijs kregen, in de schijnwerpers te plaatsen. “Zij moeten een voorbeeldfunctie krijgen.”

Tiebout is een geboren en getogen Dilbekenaar. Maar vanaf zijn prilste jeugd bracht hij veel tijd door in Brussel. Hij ging er naar de middelbare school, behaalde vervolgens een ingenieursdiploma in Leuven en ging aan de slag in Kuregem. Als jonge, idealistische inge­nieur zette hij vlak bij de slachthuizen een atelier op in zonne-energie, warmtepompen en koeltechniek. "Je moet weten, ik studeerde in de jaren 1970. Dat was de tijd van de Club van Rome, die voor ophef zorgde met haar rapport over de slinkende olievoorraden en de grenzen aan de groei," legt hij uit.

Al met al bleek het nog mee te vallen met de stijging van de olieprijzen en kwam er ook niet meteen een einde aan de groei. Na enkele jaren gooide Tiebout het dan ook over een andere boeg. De slachthuizen, eigendom van de gemeente Anderlecht, zaten begin jaren 1980 in slechte papieren. Jaarlijks zadelden ze de gemeente met een verlies van honderd miljoen frank, bijna 2,5 miljoen euro, op. De situatie was onhoudbaar. Vleeswarenproducent Carlos Blancke, schoonvader van Tiebout, nam het heft in handen. Hij verzamelde honderdzestig vleeshandelaren, slachters en restaurateurs uit de buurt, die geld op tafel legden en de site overnamen.

De nv Abatan werd opgericht in 1983. Tiebout was een van de stichtende aandeelhouders. Hij werd ook gevraagd om op te treden als go-between tussen de nieuwe raad van bestuur en de studiebureaus die zich over de herstructurering van het bedrijf bogen. In die tijd waren er op de site, behalve het slachthuis en de veemarkt, ook een hondenmarkt en een vleesmarkt. Die groeiden uit tot de algemene weekendmarkten op vrijdag, zaterdag en zondag. Tijdens de week kwam er een paardenmarkt bij. Ook in de kelders, die ooit dienst hadden gedaan als champignonkwekerij, werd flink geïnvesteerd: ze werden omgevormd tot de evenementenlocatie Kelders van Cure­ghem.

Eind 2008 ging de vee- en paardenmarkt dicht. De activiteit maakte nog maar twee procent van de omzet uit en de nv Abatan zag er geen toekomst meer in. Tegenwoordig wordt 44 procent van de omzet behaald uit het slachthuis, veertig procent uit de organisatie van de markten en de rest uit de verhuur van winkelruimtes op de site en de exploitatie van de Kelders. Die kenden vorig jaar, als enige, een dip. Tiebout: "Het had te maken met het economische klimaat. De Kelders worden vooral verhuurd voor bedrijfsfeesten."

Hadden de rellen in Kuregem ook geen nadelige invloed op de resultaten van uw bedrijf?
Joris Tiebout: "De reputatie van Kuregem heeft ons vorig jaar natuurlijk niet geholpen. Maar alleen voor de Kelders heeft het ons echt parten gespeeld. Voor het overige hebben wij geen last van de buurt. Ik sprak onlangs de politiecommissaris van Kuregem, die opmerkte dat het ongelofelijk is dat hier 's zondags zestig- tot vijfenzestigduizend mensen van diverse culturen naar de markt komen en dat er nog nooit opstootjes zijn geweest. Volgens mij komt dat doordat iedereen hier zijn project heeft: je komt om iets te kopen, of om iets te verkopen."

Door het wegvallen van de vee- en paardenmarkt is de band met de provincie doorgeknipt. Bij de reconversie van de site legt u de nadruk op de directe, multiculturele omgeving.
Tiebout: "We hebben vorig jaar een masterplan opgesteld, Abatan 2020, waarin vastgelegd wordt hoe de site zich de komende tien jaar zal ontwikkelen. Wij willen dé grote voedingsmarkt voor particulieren worden, de buik van Brussel, met alle soorten voedingswinkels, vlees, vis, groenten, fruit en alles daaromheen. Iets als La Boqueria in Barcelona hebben we nog niet in België. Nu staan hier tijdens het weekend 650 ambulante handelaren. Zij moeten telkens hun producten uit- en inpakken. We willen hun opslagruimte bieden en een deel van hen de gelegenheid geven om zich hier permanent te vestigen. Er zijn op de site nu al veertig winkels, er zullen er nog veertig à vijftig bijkomen. Daartoe gaan we een voedingsmarkt bouwen van 12.000 vierkante meter, over twee verdiepingen. Het wordt geen chique shoppingmall, maar een populaire overdekte markt waar Brusselaars met een beperkt budget, maar ook foodies en expats lekker vlees, verse groenten en fruit en specialiteiten kunnen vinden."

De site zal er tegen 2020 dus helemaal anders uitzien?
Tiebout: "Ja, we gaan het terrein herinrichten. We hebben zes miljoen euro subsidie van het Brussels Gewest en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling gekregen en we hebben besloten eens goed na te denken in plaats van zomaar plic-ploc gebouwen neer te zetten zoals tot dusver gebeurde. Stedenbouwkundigen roepen voortdurend dat we de ruimte niet efficiënt benutten. De voorkant van de site wordt helemaal opengemaakt. Dat wordt een parvis, een plein, ideaal voor een markt. We gaan de markt als het ware teruggeven aan de wijk. Nu passeren er soms mensen die niet zien wat hier allemaal gebeurt."

"Het is een plan in fasen. We beginnen met de voedingsmarkt. In april dienen we de aanvraag voor de bouwvergunning in. We hopen begin volgend jaar te kunnen beginnen met de bouw. In september 2013, ruim voor de eindejaarsfeesten, zou de voedingsmarkt moeten opengaan."

Ervaart u het als een voor- of een nadeel om als ondernemer in Brussel gevestigd te zijn?
Tiebout: "Brussel biedt natuurlijk kansen aan ondernemers door de internationale roeping van de stad. Maar de versnippering van de bevoegdheden tussen gemeenten en Gewest is vaak een hinderpaal voor ondernemers. Ik zeg niet dat de gemeenten moeten verdwijnen, maar er moeten wel bevoegdheden overgeheveld worden, alles wat met parkeren en mobiliteit te maken heeft bijvoorbeeld."

Zit de Brusselse ondernemer te wachten op een verdere staatshervorming? Is het Brussels Gewest als entiteit niet te klein?
Tiebout: "Als blijkt dat de arbeidsmarkt in Brussel een andere aanpak verdient dan die in Vlaanderen, dan is de regionalisering van het werkgelegenheidsbeleid toch in het belang van de Brusselaars en van de Brusselse ondernemingen?"

"Op andere terreinen is het Brussels Gewest dan weer een te kleine entiteit. Bijvoorbeeld op het vlak van milieu - we ervaren dat hier met het slachthuis. Europa vaardigt een waterval aan regels uit. Voor een klein gewest is het moeilijk om die allemaal tijdig en met de nodige regionale accenten om te zetten. Bovendien veranderen die regels op een paar kilometer hiervandaan, dat maakt het lastig werken. Er zal dus altijd samengewerkt moeten worden tussen de gewesten, bijvoorbeeld om te beletten dat een woonzone in het ene gewest grenst aan een industriezone in het andere. Brussels Metropolitan, een initiatief van Voka waar alle werkgeversorganisaties zich achter hebben geschaard, moet hiertoe bijdragen. Brussel en zijn hinterland moeten één economische ruimte vormen."

Brussels Metropolitan ijvert onder meer voor een betere coördinatie van de mobiliteit tussen Brussel en het Vlaams en het Waals Gewest. Maar het platform heeft geen formele bevoegdheden en is dus afhankelijk van de goodwill van instanties als De Lijn en de MIVB. Hoe kan zo'n platform dan resultaten opleveren?
Tiebout: "Wij denken al te vaak dat De Lijn, TEC en de MIVB niet samenwerken. We zien onvoldoende dat het overleg wel degelijk op gang komt. Vorig jaar organiseerde Brussels Metropolitan een mobiliteitsdag. Op die studiedag hielden de MIVB en De Lijn een gezamenlijke presentatie. Er is dus wel degelijk samenwerking. Je moet dat alleen niet allemaal van in het begin willen structureren of in regels gieten. Zoiets moet groeien."

U wordt nu voorzitter van Voka-Comité Brussel. Hoe verhoudt dit comité zich tot een organisatie als Beci, de fusie van het vroegere Verbond van Ondernemingen in Brussel en de Kamer van Koophandel?
Tiebout: "Voka-Comité Brussel is geen dienstverlenende belangenorganisatie zoals de andere Voka's of zoals Beci. Het is een kleine club van Vlaamse bedrijfsleiders en kaderleden die tijd willen maken om na te denken over maatschappelijke problemen. In die zin is Voka de Vlaamse spreekbuis binnen Beci. We zorgen ervoor dat Vlamingen gerespecteerd worden en we proberen te wegen op de besluitvorming. Sommige van onze standpunten, bijvoorbeeld over de kwaliteit van het Brusselse onderwijs, worden overgenomen door de Franstalige ondernemers. We hameren binnen Beci ook op de internationale functie van Brussel. We vrezen dat de Brusselaars het belang van die functie niet voldoende inzien. De internationale aanwezigheid, bijvoorbeeld van de EU en de Navo, is niet zo vanzelfsprekend als het soms lijkt. We moeten daar inspanningen voor doen, ervoor zorgen dat die instellingen hier graag zijn."

U hebt het over respect voor de Vlamingen. Wordt u als ondernemer met dat gebrek aan respect geconfronteerd?
Tiebout: "Wij profileren ons niet als Vlaams bedrijf, hoewel onze statuten in het Nederlands zijn opgesteld. Maar we laten ook niet over ons heen lopen. Laatst kregen we een mail in het Frans van een federale inspectiedienst. Na een telefoontje werd die mail keurig in het Nederlands vertaald. Maar achteraf kwam er een aangetekende ingebrekestelling, opnieuw in het Frans. Die heb ik gewoon teruggestuurd met de melding dat onze statuten in het Nederlands zijn opgesteld en dat we dus graag een Nederlands document ontvingen. Ik heb nog geen reactie gekregen."
"En zo kan ik nog tientallen verhalen vertellen. Wij zijn geen extremisten, maar we willen respect. Je moet hier in Brussel op je strepen staan. Anderzijds heb ik nooit ervaren dat je gedwarsboomd wordt als Vlaamse ondernemer. Als je bezwaar maakt, dan aanvaardt men dat. Maar ze proberen altijd opnieuw."

Welk accent wilt u tijdens uw driejarig mandaat als Voka-voorzitter leggen? Droomt u ook van een landmark, zoals uw voorganger?
Tiebout: "Eerder dan een landmark wil ik op zoek gaan naar allochtone ondernemers die uit het Nederlandstalig onderwijs komen en die het gemaakt hebben. Ze worden namelijk niet allemaal caissière. Ik zou die mensen willen opvoeren als voorbeeldfiguren, om zo de kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs in de kijker te zetten. Maar het is niet de bedoeling om Vlamingen van hen te maken. Wij werken veel met allochtonen en we stellen vast dat ze veel taalvaardiger zijn dan de doorsnee Brusselaar. Zij denken namelijk economisch. Je moet zo'n allochtone handelaar hier op een zondag maar eens aanspreken in het Nederlands. Hij gaat al het mogelijke doen om je te antwoorden. Ze denken ook veel internationaler, want ze hebben een broer in Nederland en een in Duitsland. We moeten daarvoor openstaan en inspelen op hun enthousiasme."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni