Filip Deboeck BRUZZ 1520

Antropoloog Filip De Boeck ontvouwt ontembaar beest Kinshasa

Bettina Hubo
© BRUZZ
27/04/2016

BRUSSEL - Antropoloog Filip De Boeck, opgegroeid in hartje Brussel, is al jaren gefascineerd door het stedelijke leven in Kinshasa. Een ontembaar beest, zo omschrijft hij de Congolese miljoenenhoofdstad liefdevol. “Mijn onveiligheidsgevoel is hier in Brussel soms groter dan in Kinshasa.”

Samen met de Congolese fotograaf Sammy Baloji heeft De Boeck de tentoonstelling Urban Now: City Life in Congo gemaakt, die volgende week opent in kunstencentrum Wiels. Vijftig foto’s, twee video’s en een vuistdik boek.
De antropoloog, hoogleraar aan de KU Leuven, is niet aan zijn aan zijn proefstuk toe als het gaat om multimediale projecten. In 2004 maakte hij met de Brusselse fotografe Marie-Françoise Plissart het boek Kinshasa, Tales of the Invisible City, dat uitmondde in een bekroonde expo op de architectuurbiënnale van Venetië.

Vanwaar uw interesse voor het stedelijke leven, met name in Congo?
Filip De Boeck: Misschien heeft het ermee te maken dat ik een echt stadsmens ben. Ik ben opgegroeid in het hartje van Brussel en ben er altijd gebleven. Mijn vader was gérant van de speelgoedwinkel Christiaensen op de Grasmarkt. Wij woonden boven de winkel.
Mijn Congolese parcours is overigens niet in de stad begonnen. In 1987, ik was toen 26, ben ik gaan wonen en werken in een heel klein dorpje op de grens met Angola. Op een bepaald moment volgde ik jongeren die diamant smokkelden tussen Angola en Kinshasa. Ik ben gewoon met hen mee gegaan en heb Kinshasa als het ware door hun ogen leren kennen. Dat is totaal anders dan als je in Brussel op het vliegtuig stapt en in die gigantische stad landt.

U besloot toen om een boek te maken, samen met fotografe Marie-Françoise Plissart?
De Boeck: Het trof me dat Kinshasa, toch een miljoenenstad, zo onzichtbaar was. Buiten Congo, toen nog Zaïre, bestond de stad niet. Er was bijvoorbeeld amper literatuur te vinden. Ik wilde proberen iets van die stad en haar dynamiek bloot te leggen en ben op zoek gegaan naar een fotograaf die me daarin kon begeleiden. Ik had het gevoel dat ik die stad niet zou kunnen vatten met woorden alleen, dat er nog een ander medium nodig was. Het is mijn modus operandi gebleven. Het kruispunt tussen tekst en beeld, tussen etnografie en fotografie vind ik interessant.

Kinshasa is inmiddels nog verder uitgedijd. Er wonen nu twaalf miljoen mensen. Maar de economische boom blijft vooralsnog uit, in tegenstelling tot steden als Lagos, Addis Abeba en Kigali.
De Boeck: Na de verkiezingen van 2006 lanceerde president Kabila zijn cinq chantiers, inmiddels door hem omgedoopt tot révolution de la modernité, een groot plan voor verbetering van de wegeninfrastructuur, de ener​gievoorziening, het onderwijs en de landbouw. Voor het eerst sinds het plan décennal van de Belgen in de jaren 1950 was er weer een soort van overheidsproject. Je had even het gevoel dat er iets gebeurde.
Maar dat is ondertussen allemaal stilgevallen. Alleen op gebied van infrastructuur is er iets verbeterd en dan nog alleen maar in bepaalde wijken van Kinshasa. Zo is de boulevard Lumumba een achtbaansvak-autostrade geworden. Maar in de wijken links en rechts van de boulevard is niks veranderd. Het zijn de bidonvilles van Kinshasa waar miljoenen mensen wonen zonder behoorlijke water- of elektriciteitsvoorziening.

Wat was de aanleiding voor het nieuwe boek en de samenwerking met Baloji?
De Boeck: In verschillende Afrikaanse steden – Nairobi, Accra, Lubumbashi – zijn de afgelopen jaren projecten ontwikkeld voor een soort nieuwe stad naast de bestaande stadskern. Veel is er nog niet te zien, soms alleen maar een stuk omheind land met de foto van het project. Zowel Sammy Baloji als ikzelf zijn geïnteresseerd in dat soort utopische stedenbouw.

Ook in Kinshasa is een Brits-Zambiaanse bouwpromotor sinds 2008 bezig met de ontwikkeling van La Cité du Fleuve, een enorme gated community voor de nog onbestaande rijke middenklasse. Die moet verrijzen op twee artificiële eilanden in de Congostroom.
Momenteel zijn er nog maar 200 appartementen klaar. Het is een soort spookstad, met amper bewoners. Nochtans is de vraag naar deze uiteindelijk toch banale suburbane woninginfrastructuur heel groot, vooral bij expats in Congo en Congolezen uit de diaspora.
Ook heel veel gewone Congolezen dromen van de Cité du Fleuve, zelfs al weten ze dat ze er nooit zullen wonen.
Wat ons interesseerde, is dat spanningsveld tussen het ideaalbeeld en de realiteit, de moeilijke levensomstandigheden van miljoenen mensen in de stad. En ook het ontbreken van een brug tussen die twee.

Waarin verschilt de aanpak voor uw nieuwe boek met de samenwerking destijds met Plissart?
De Boeck: Vorige keer onderzochten we hoe Kinshasa, een stad waar architectuur schaars is en infrastructuur rudimentair, toch een stad kan zijn. We zagen Kinshasa meer als een imaginaire stad, een mentale structuur in de hoofden van de bewoners.
Nu hebben we het omgekeerde gedaan. In plaats van in de hoofden van de mensen te gaan kijken, hebben Sammy en ik het landschap bekeken, navigerend van plek naar plek.
Het is natuurlijk onmogelijk om zo’n stad in haar totaliteit te bestrijken. In het boek en de tentoonstelling doen we dan ook aan ‘stedelijke acupunctuur’: een gebouw, een straat of een kerkhof uitkiezen en daar onze etnografische of fotografische naald insteken. We beschrijven wat daar gebeurt, kijken hoe de plekken onderling verbonden zijn en wat ze vertellen over het samenleven. Vivre ensemble, hoe doen mensen dat en welke plekken in de stad maken dat mogelijk of onmogelijk?
Speelt de koloniale architectuur daarbij nog enige rol? Die gebouwen brokkelen toch stilaan af.

De Boeck: Dat is zo, maar ze zijn er nog. Neem bijvoorbeeld de vroegere succursale van de post en telegrafie in de wijk Masina, een modernistische constructie uit de jaren 1950. Het gebouw fungeerde destijds als een soort Flagey, met ook een radio- en tv-station.
Vandaag behoort het nog altijd toe aan het ministerie van post en telecommunicatie, maar begin jaren 1990 werd alle infrastructuur geplunderd. Hoewel er geen werk is, zijn alle ambtenaren, journalisten en tv-mensen officieel nog wel in dienst. Maar ze zijn al honderdvijftig maanden niet betaald omdat het ministerie geen geld heeft. Daarom mogen die mensen met hun familie gratis in het gebouw wonen.

Er verblijven zo’n driehonderd mensen, die in de grote hal hutjes gemaakt hebben. Er is een restaurantje, een kerk, een radiostationnetje, een politiebureau en buiten ook een markt. Dit koloniale gebouw maakt dus een andere vorm van samenleving mogelijk.

Als u dezer dagen als antropoloog door Brussel wandelt, hoe kijkt u dan naar deze stad waar de terreurdreiging zichtbaar is in het straatbeeld? Veiligheid is relatief. Kinshasa staat ook niet bekend als een veilige stad.
De Boeck: Dat valt goed mee. Mijn onveiligheidsgevoel is in Brussel soms groter dan in Kinshasa. Ik ben hier jaren geleden ook in elkaar geslagen. Dat is me nog nooit overkomen in Kinshasa. Daar is de sociale controle veel groter. Anonimiteit is er onbestaande. Elk conflict of aanzet tot geweld wordt heel theatraal uitgespeeld, met mensen die elkaar te lijf gaan en zo. Maar juist die theatraliteit zorgt ervoor dat er meteen honderd omstanders tussenbeide komen. Zo wordt het een collectieve discussie, de angel is dan uit het conflict.
Toen ik in de Ribeaucourtstraat op klaarlichte dag uit de auto werd gesleurd, heeft niemand zich ermee bemoeid. Er waren nochtans genoeg andere automobilisten. Ikzelf zou waarschijnlijk ook niet uit mijn auto gestapt zijn om die mensen te kalmeren.

De Brusselaars zijn minder betrokken?
De Boeck: In Kinshasa voelt iedereen zich Kinois. Deze stad is van ons. Dat gevoel heb je niet in Brussel. In Congo is er heel weinig staat, maar heel veel natie. Bij ons is er heel veel staat, maar wij voelen geen persoonlijke betrokkenheid. Net het omgekeerde dus. Hier houdt iedereen zich toch een beetje in zijn eigen gettootje op. Weinig mensen gebruiken Brussel voor wat de stad waard is.

Hoe bedoelt u?
De Boeck: Ik ben zelf opgegroeid op een Vlaams eilandje in het centrum van Brussel. Mijn ouders migreerden vanuit Antwerpen naar Brussel toen ik zes was. Ik ging naar het Sint-Jan Berchmanscollege, in het Nederlands dus, en naar de scouts in de Vlaamse Rand. We leefden als Vlamingen eigenlijk heel geïsoleerd, we waren migranten zonder veel voeling met het hele Franstalige deel van de stad. Eigenlijk heb ik pas Frans leren spreken in Congo, ik was toen 26.
Tegenwoordig speelt een groot deel van mijn sociale leven zich af in het Frans en beweeg ik mij, dankzij alle mensen die ik via Congo ken, in heel Brussel, van Ukkel tot Laken. Maar ik heb soms de indruk dat ik een van de weinige Vlamingen ben die dat doen. De Vlamingen waarmee ik een pint drink in de Dansaertstraat kom ik nooit tegen in Matonge. Zou het zo zijn dat de laatste Belgen gecreëerd worden door Congo?

Filip deboeck Sammy Baloji 03 BRUZZ 1520
De expo Urban Now: City life in Congo van Sammy Baloji en Filip De Boeck loopt van 08.05 tot 14.08.2016 in Wiels
www.wiels.org

Summer of Photography

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad , Samenleving , Expo , Summer of Photography

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni