Inkomensongelijkheid: Rijken maken het verschil

Danny Vileyn
© Brussel Deze Week
07/04/2011
Niet de armen bepalen het imago van de Brusselse gemeenten, maar de rijken. “Ook een rijke gemeente als Ukkel telt een groot aandeel lage inkomens, maar ze heeft ook een kleine groep zeer hoge inkomens,” zegt VUB-socioloog Ignace Glorieux. Hem legden we cijfers en kaarten over inkomensongelijkheid voor.

D e inkomensverschillen tussen de inwoners van dit land zijn nergens zo groot als in Brussel. Bovendien is de kloof tussen arm en rijk de jongste tien jaar nog toegenomen. Dat blijkt uit de cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) die BDW doornam.

De ongelijkheid is het grootst in Sint-Pieters-Woluwe en het kleinst in Anderlecht. Sociologen meten (on)gelijkheid aan de hand van de Gini-coëfficiënt. Dat is een cijfer tussen 0 en 1. Hebben alle inwoners hetzelfde inkomen, dan is de Gini 0; is de ongelijkheid extreem - dat wil zeggen dat één inwoner alle inkomen binnenrijft -, dan is het cijfer 1. In 2008 was de Gini-coëfficiënt in België 0,310, in het Hoofdstedelijk Gewest 0,365, in Wallonië 0,311 en in Vlaanderen 0,301. Die Vlaamse Gini-coëfficiënt is exact hetzelfde cijfer als Brussel in 1998 had.

Anderlecht was in 1998 al de gemeente met het kleinste verschil tussen arm en rijk, en dat blijft zo in 2008. Opvallend is wel dat het verschil in Anderlecht nog altijd groter is dan de verschillen op Belgisch, Waals en Vlaams niveau.

Lage inkomens
Ukkel, de gemeente die in 1998 koploper was inzake sociale ongelijkheid, heeft die eerste plaats in 2008 moeten afstaan aan Sint-Pieters-Woluwe. Sociale gelijkheid zegt echter niets over rijk of arm. De sociale ongelijkheid kan in een gemeente met zeer arme mensen en middeninkomens even groot zijn als in een gemeente met middeninkomens en een groepje extreem rijken.

Een andere manier om Brussel in kaart te brengen, is te kijken welk bedrag er op de gemiddelde belastingaangifte prijkt. Dat criterium laat toe om de gemeenten in vier groepen in te delen (zie linkerkaart). Er zijn er twee waar de gemiddelde aangifte lager is dan 20.000 euro op jaarbasis (Sint-Joost-ten-Node en Sint-Jans-Molenbeek); in drie gemeenten stijgt het bedrag boven de 30.000 euro uit (Ukkel, Watermaal-Bosvoorde en Sint-Pieters-Woluwe). In Ukkel en Sint-Pieters-Woluwe is de inkomensongelijkheid ook het grootst.

Hier hoort wel een belangrijke nuan­ce. De cijfers gelden op gemeentelijk niveau, terwijl de verschillen zich ook - en vooral - op buurtniveau situeren. Het is bijvoorbeeld weinig waarschijnlijk dat de inwoners van de Louizawijk op het grondgebied van de Stad Brussel minder rijk zouden zijn dan hun nabije buren van Elsene of Ukkel. Of nog: als u in hoog-Sint-Gillis gaat stappen, dan ziet u absoluut niet dat de gemeente arm is.

Ten tweede: de cijfers slaan enkel op inwoners die een belastingaangifte indienen. De twee 'uitersten' - illegalen en eurocraten - komen er niet in voor. Toch is het ook belangrijk om te kijken naar de uitersten die er wél in voorkomen: de armen en de rijken (al kun je met een belastingaangifte van 50.000 euro niet echt van 'rijken' spreken; dat zijn veeleer middeninkomens die behoorlijk hun kost verdienen. Wie minder dan 10.000 euro op zijn aangifte heeft staan, kan echter wel als 'arm' worden omschreven.)
Dat er in de 'arme' gemeenten een groot aandeel laagste inkomens (minder dan 10.000 euro) is, viel te verwachten. Sint-Joost is hier de absolute koploper met meer dan dertig procent. Maar ook Elsene, Brussel, Schaarbeek, Sint-Gillis en Molenbeek pieken ver boven de twintig procent. Minder evident zijn de cijfers voor de rijke gemeenten: ook Ukkel, Sint-Pieters- en Sint-Lambrechts-Woluwe, Watermaal-Bosvoorde en Oudergem tellen ongeveer twintig procent gezinnen die het met minder dan 10.000 euro moeten stellen.

Het grote verschil tussen rijke en arme gemeenten zit 'm echter in het aantal gezinnen die meer dan 50.000 euro op hun aangifte invullen. Er zijn maar twee gemeenten die boven de vijftien procent uit komen: Sint-Pieters-Woluwe (18 procent) en Watermaal-Bosvoorde (15,5). Ook Elsene, de zuidoostelijke gemeenten Ukkel, Sint-Lambrechts-Woluwe en Oudergem, en Sint-Agatha-Berchem in het noordwesten scoren boven de tien procent. Sint-Joost en Molenbeek zijn onder de drie procent gezakt. In de woorden van professor Glorieux: "Brussel telt niet alleen een grote concentratie armen, er is ook een rijke bovenlaag. Het is die bovenlaag die in gemeenten als Ukkel en Sint-Pieters-Woluwe de socia­le ongelijkheid nog versterkt."

Inkomensongelijkheid blijft groot

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni