Tussen geweld en creativiteit in de Congolese hoofdstad

Christophe Degreef
© Brussel Deze Week
05/07/2012
De hoofdstad van de Democratische Republiek Congo is een levendig oord boordevol muziek, rumoer en beweging. Maar ook straatbendes, en een bevolking in de ban daarvan. "Seks, bier en geld, daar gaat het om. En hoe je daaraan geraakt." Desondanks schopt talent het soms tot het officiële circuit, met banden naar Brussel.

W almen stijgen op boven Lingwala, een volkse gemeente tegen het centrum van Kinshasa, de hoofdstad van Congo. Congolezen gebruiken plastic om vuurtjes mee te stoken, bij gebrek aan aanmaakhout. Plastic rommel ligt overal voor het oprapen.

In dit milieu gedijt Oracle, Yollande voor de vrienden. Een onopvallende vrouw van in de dertig met twee kinderen, wonend in een onooglijk huisje, zoals er in Lingwala alleen onooglijke ruwe bakstenen huisjes zijn. Met een erf van aangestampte aarde, net als de meeste straten eromheen. Op heel wat bakstenen muren staan graffiti zoals 'Capitale de la crime', of namen van gangs. In sommige muren zitten grote gaten. Tussen de huizen en de straten stroomt af en toe een open riool. Of een beekje, waarin rommel ligt.

"In deze gang, waar dit riool stroomt, opereren ze," zegt Oracle. Ze, dat zijn de kuluna, de gangs, de straatbendes die de straten onveilig maken. "Ze vermoorden katten om hun bloed te drinken, als ritueel, en ze overgieten dat met een mix van zuivere alcohol en beuh, wiet. Ze verkrachten vrouwen, ze overleven op straat, sluiten akkoordjes met de politie en bevechten andere bendes. Hun wapens zijn stokken, stenen, gebroken flessen en machetes."

Yollande rapt erover, over de kuluna. Over verkrachting, over vrouwen als lustobject. "Nous sommes les abusées, respecte la femme, frère," zingt ze.

Eens per week verzamelt ze drie andere vrouwen als achtergrondkoor, een drummer die op een plastic stoeltje drumt en verrassend veel klanken uit het ding krijgt, een bassist en een gitarist. Dan maken ze muziek over het leven in de cités, de volkswijken van Kinshasa, en over de thema's die er spelen. Over stoned zijn, vrouwen die de miserie willen ontvluchten, mannen en gangsters die zich god wanen. "Respecte cet âme, respecte la femme," klinkt het. "Nous sommes vos filles, vos mères, galères." Wie de boodschap niet begrepen heeft, mag zijn vinger opsteken. Dat doet niemand die de repetitie volgt, op het kleine achtererf van Oracles huis, met een kleurrijke muur vol eigen graffiti, onder een schaduwrijke vijgenboom.

"De bendes kun je zien als een sociaal systeem," zegt Yollande. "De politie graaft zich in of is corrupt, handhaaft de orde niet en is vaak gewoon een last. Dus organiseren jongeren - soms zelfs zoontjes van agenten - en straatkinderen zich in een soort van militie, om de wijk toch een beetje te beveiligen. Hoewel, dat was vroeger. Tegenwoordig vechten ze hun eigen oorlogen uit. Je kunt daar maar beter niet tussen zitten." Twee weken geleden was er nog zo'n oorlog met een rivaliserende bende. Een kapsalon met ingegooide ruit is er getuige van.

"Wil je zelf eens kuluna ontmoeten?" vraagt Oracle plots.

's Anderendaags is het zover. Met een ingewikkelde omweg worden we meegetroond naar een drukke marktplaats. Eerst moeten we een fles sterkedrank kopen, als eerbetoon. Green Passport staat er op de fles Indiase whisky die we overhandigen aan de général van de bende. Zo te zien is het gezelschap van zeven al goed aan de drank; het plastic tafeltje van het provisoire café waar ze zitten, staat vol halflege bierflessen en vuile glazen. Hun ogen zijn bloeddoorlopen, hun outfits maf. Eén draagt een grijs maffia-achtig pak waarvan alleen de bolhoed ontbreekt, een andere lijkt weggelopen van een festivalwei en draagt een bril met paarse glazen.

De général legt zijn systeem uit. Hoe hij de wijk probeert te beveiligen, hoe de wijk is opgedeeld. Ik mag geen foto's nemen. Dan weer wel. Ik moet plots een extra rondje drank betalen.
In een wisselkantoortje vlakbij probeert Oracle me te zeggen dat ze er geen goed gevoel bij heeft, dat ze meer drank eisen.

Vijf minuten later zegt een van mijn begeleiders, Yves (schuilnaam), ons dat we moeten maken dat we weg zijn. Zoveel geld in zo'n buurt, zo'n blanke huid, een fototoestel, dat loopt haast altijd fout af. Bij het weggaan probeert een van de bendeleden ons tegen te houden voor extra geld. Een vrouwelijke begeleidster, half Congolees, half Belgisch, licht de bloeddoorlopen ogen van de mannen op. Hun voorzichtige respect is weg.

Taylor en Araignée
"Je hebt gisteren geluk gehad," zegt Yves me 's anderendaags. "We moesten weg omdat die kuluna geschaduwd werden door mensen van de geheime dienst. Geen politieagenten, maar een paar niveaus hoger. Geen lieverdjes. Het gezelschap van een blanke bij enkele kuluna roept vanzelf argwaan op. Enkele van de mensen die je hebt gesproken, zijn dan ook nadien gearresteerd. Jij was gelukkig weg, dus kon de geheime dienst je geen geld afhandig maken."
Yves kan het weten, want hij is militair. Maar wel te vertrouwen.

We zijn in Barumbu, een andere volkse gemeente, verder van het stadscentrum. Armer, vuiler, met een nog ergere geur. Niet alleen smeulend plastic, maar ook uitwerpselen, vuilnis, dierenkarkassen, modder en stof. Tussen de vuilnishopen spelen kinderen en zoeken vogels naar eten.

Aanvankelijk lijkt het of er niemand thuis is. Yves stapt zonder dralen binnen en dwingt de slaperige Taylor buiten. Ogen priemen mijn richting uit. Taylor, dertig jaar oud, is een voormalig bendelid (maar wil dat niet gezegd hebben), beterde zijn leven en probeert nu rapmuziek te maken. Hij heeft een dochtertje. Hij werd opgepikt en begeleid door Yves, die naast een militair ook een muzikaal verleden heeft: hij was rapper in een West-Europees land, in een niet erg ver verleden.

"Het is een moeilijk leven, maar ik heb geen keuze," zegt Taylor, nu wat wakkerder. "Toch zijn er een paar dingen verbeterd. De politie laat ons nu met rust, en ze hebben ook overeenstemming bereikt met de straatbende hier. Het geweld is minder, de verkrachtingen ook."

Hij wil wel even rappen voor ons. Dat doet hij in het Mongo, een taal uit de Congolese Evenaarsprovincie. Zijn gezicht krijgt nu eens een verbeten, getormenteerde trek, dan weer ontspant het zich tijdens de woordenvloed. Zijn dochtertje rust schuw tussen zijn benen tijdens de opvoering.
"Nee, over zijn verleden heeft hij het niet echt," zegt Yves achteraf. "Maar kuluna was hij wel degelijk. Som­migen, zoals Taylor, zweren dat leven af. Maar het is moeilijk. Het gaat in deze wijken vaak om seks, bier en geld. En ja, hoe geraak je daaraan?"

Het kan ook helemaal anders. In de Académie des Beaux-Arts, vlak naast Lingwala, onze eerste wijk, leidt Araignée, zo genoemd vanwege zijn spinachtige rastakapsel, ons over zijn kunstenerf. Slapen doet hij op een vieze matras, tussen zijn kunstproject: graffiti, maskers gemaakt van bouwafval, opschriften en andere troep. In deze uithoek van de anders zo keurige academie heeft hij tezamen met gelijkgestemden vrij spel. Hij mag er wonen, werken, creëren. Araignée is heel onthecht, zegt dat hij niet meer nodig heeft dan dit. "En in deze omliggende wijk weet men dat, ook de kuluna. Ze kunnen me niets maken, ik ben mijn kunst, mijn leven. Dat nemen ze me niet af."

Uiteindelijk schoppen sommige artiesten uit de rommelige volkswijken het ver. Zoals Oracle, die vorig jaar mocht rappen op het jaarlijkse festival dat de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Kinshasa organiseert. Maar naast Oracle zijn er vele, vele anderen.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni