Reeks

Voeding in de stad (2): hoe Molenbeek voorzichtig terug naar de stadslandbouw gaat

Arnout Vandamme
23/05/2021

| Het lossen van goederen op Thurn & Taxis in 1910.

Wie aan Molenbeek denkt, legt wellicht niet meteen de link met voedingsproductie of landbouw. Nochtans was dat tot het begin van de negentiende eeuw een agrarisch gebied met heel wat activiteiten rond het water, zoals molens en looierijen, maar ook een bloeiende groenten- en bloementeelt. Met de industriële revolutie en de komst van twee belangrijke transportwegen werd deze landelijke gemeente bruusk die negentiende eeuw ingezogen. Dat drukte een blijvende stempel op de gemeente, maar bepaalde ook wat er in de stad gegeten werd.

De industriële revolutie maakte van Molenbeek een van de belangrijkste industriële zones van België. De kaaien van het kanaal Charleroi-Brussel, voltooid in 1832, waren uiterst aantrekkelijk om grote fabrieken op te trekken. Steenkool en andere grondstoffen werden aangeleverd uit Wallonië. Met de aansluiting op het kanaal Brussel-Willebroek werd dit kanaal de belangrijkste verkeersader tussen het zuiden en noorden van het land.

Het Weststation in ver vervlogen tijden

| De belangrijke spoorverbinding tussen het Noord- en het Zuidstation (1871-1872), met het nieuwe Weststation - een belangrijk rangeerstation voor goederen – deed de industriële activiteiten in Molenbeek toenemen.

Ook de belangrijke spoorverbinding tussen het Noord- en het Zuidstation (1871-1872), met het nieuwe Weststation - een belangrijk rangeerstation voor goederen – deed de industriële activiteiten in Molenbeek toenemen. Die nieuwe spoorverbinding in West-Brussel spleet de gemeente lange tijd in twee, met rechts, of aan de ‘stadszijde,’ een sterk industrieel gebied en aan de linkerzijde lange tijd nog een enigszins ruraal Molenbeek.

De bedrijvigheid en de vele fabrieken bezorgden deze buurt de bijnaam ‘Klein Manchester’. Wie vandaag langs het kanaal richting Anderlecht fietst, kan hier en daar de sporen van dit industriële verleden herkennen, maar ook die laatste getuigen staan onder druk. Sommige panden in deze buurt die in de zoveelste transformatie zit, kregen nieuwe handelsactiviteiten, of een nieuwe bestemming als wooncomplex.

Van meel tot koloniale waren

Niet alleen kolen en staal werden aangevoerd voor verdere verwerking. Ook voedingsgrondstoffen vonden hun weg naar het snelgroeiende en hongerige Brussel eind negentiende eeuw. Zo was er langs het kanaal de industriële maalderij Moulart, die tijdens haar bloeitijd tussen 1930 en 1940 zo’n 80 ton meel per dag produceerde. Vandaag bevindt zich in die gebouwen aan de Demetskaai het COOP, een nieuwe economische en culturele pool voor de kanaalzone, met op het imposante dakterras een uniek panorama over de kanaalzone en Brussel.

Maalderij Moulart

| Maalderij Moulart.

In de Manchesterstraat werd sinds het midden van de negentiende eeuw een andere, veel zoetere grondstof verwerkt. De naam van suikerraffinaderij ‘Gräffe et Cie’ doet misschien een belletje rinkelen. Inderdaad, hier werd de iconische ‘kindjessuiker’ gemaakt. De raffinaderij werd in 1953 overgenomen door Tiense suiker, die het product tot op vandaag als Cassonade Graeffe op de markt brengt.

Industrieel plan Brussel 1910

| Industrieel plan Brussel, 1910.

Ook verschillende brouwerijen nestelden zich in dit industrieel weefsel: Atlas, Bavaro-Belge, Vandenheuvel, allemaal ronkende namen in het Brusselse bierlandschap. De meest opvallende gebouwen zijn ongetwijfeld die van brouwerij De Posthoorn van Louis en Emile De Coster, sinds 1969 beter bekend als de gebouwen van Belle-Vue.

Brouwerij Vandenstock-Gueuze Belle-Vue in 1985

| Brouwerij Vandenstock-Gueuze Belle-Vue in 1985.

In dit rondje ‘voedingserfgoed in de kanaalzone’ kunnen we natuurlijk niet om het slachthuis in Anderlecht heen. Deze site, ook bekend als ‘Abattoir’, was bij de opening in 1890 een van de modernste slachthuizen van het land en bracht heel veel nijverheid met zich mee: vleesverwerking, leerlooierijen, maar bijvoorbeeld ook de productie van afgeleide producten als lijm en kaarsen. Ook hier speelden bij de inplanting de nabijheid van het kanaal en het Weststation een belangrijke rol. Het vee kon met een spoorwegbrug over het kanaal rechtstreeks van het Weststation aangevoerd worden. Ook al is de toekomst van het slachthuis vandaag hoogst onzeker, na meer dan een eeuw is het vooralsnog een van de laatste actieve slachthuizen in een Europese grootstad.

Weststation- Brouwerij Vandenheuvel

| Weststation- Brouwerij Vandenheuvel.

In deze industriële periode vonden ook heel wat koloniale waren hun weg naar de hoofdstad. Ze werden vooral ingevoerd via de grote site van Thurn en Taxis, waar de spoorlijnen, de haven en de douanediensten samenkwamen in een destijds uiterst modern complex. De onlangs gerenoveerde Gare Maritime was in die tijd het grootste goederenstation van Europa. Voorbeelden van toen geïmporteerde goederen: chocolade, koffie, wijnen, sterke drank en specerijen. Ook deze ‘ruwe materie’ werd in bedrijven in de buurt verder verwerkt tot bijvoorbeeld pralines of sigaretten. En dat brengt ons bij een product dat al meer dan honderd jaar heerlijke aroma’s verspreidt in de Manchesterstraat: koffie.

Santos Palace

In 1910 zagen Jean Raymaekers et Auguste Gallendyn brood in het branden van koffie onder de naam ‘Compagnie Brésilienne’. Vanuit hun vestiging in de Manchesterstraat vertrokken dagelijks 61 loopjongens met stootkarren om aan huis koffie te leveren. In het assortiment zaten ook andere artikelen: van koloniale waren zoals cacao en chocolade tot Italiaanse pasta, zeep, en zelfs champagne. Na twee moeilijke oorlogsperiodes en een stevige koffiecrisis in 1949 ging het bedrijf op zoek naar een overnemer.

En toen verscheen Noël Blondeel ten tonele. Hij was een van die West-Vlamingen die hun geluk beproefden in de grootstad en sinds 1950 gevestigd in de Alsembergsesteenweg, waar hij zich toelegde op branden en verkopen van kwaliteitskoffie. Niet zonder succes: zijn koffie en het – in ieders onderbewustzijn - bekende logo van het koffieboonmannetje verschenen op Expo 58. Blondeel aarzelde niet om in 1971 in te gaan op het aanbod van Raymaekers en vestigde Santos Palace in de Manchesterstraat.

Sinds de jaren tachtig runt zijn zoon Christian Blondeel met zijn twee zonen de zaak. Santos Palace is hiermee de laatste industriële koffiebranderij in het gewest. Jaarlijks wordt hier zo’n 150 ton koffie gebrand, voornamelijk voor de groothandel en restaurants. Er is ook een winkel in het centrum, aan de Kiekenmarkt. Mocht u in de buurt van de Manchesterstraat zijn, kunt u daar aan de receptie terecht voor een pak heerlijke koffie. De haast huiselijke sfeer van een van de laatste familiebedrijven in zijn soort krijgt u er helemaal gratis bij.

Loopjongens met stootkarren op binnenplaats Compagnie Brésilienne

| Loopjongens met stootkarren op binnenplaats van de Compagnie Brésilienne.

Op de laatste vleesgroothandels, en uitzonderingen als Santos Palace, na verdween samen met de zware industrie ook het gros van de voedingsverwerking in de kanaalwijken. De laatste jaren zijn er echter voorzichtige tekenen van een terugkeer van voedingsproductie en -verwerking, surfend op de golf van de GoodFood-doelstellingen zoals vooropgesteld door het Brussels Gewest.

Oude rafinnaderij Gräffe voor renovatie 1986

| Oude rafinnaderij Graeffe, voor de renovatie van 1986.

Op een oude gedempte Zenne-arm, goed verscholen achter de gebouwen van brouwerij Belle-Vue is bijvoorbeeld een van de vijf moestuinen van het project ‘Bel Akker’ te vinden: ‘La Petite Senne’. Op de lange strook vruchtbare grond van duizend vierkante meter teelt vzw Atelier Groot Eiland voornamelijk high value crops: gewassen met een grote opbrengst per vierkante meter. Hierbij worden ook mensen uit de arbeidszorg ingeschakeld. Een deel van de oogst wordt verwerkt in hun eigen eetzaken: Bel’O en Bel Mundo, maar de producten liggen ook in de rekken van biowinkel The Food Hub op de Henegouwenkaai. Daarnaast bevoorraden ze ook enkele horecazaken.

Stadslandbouw Bel akker op terrein oude Zenne-arm

| Stadslandbouw Bel akker op de terreinen van de oude Zenne-arm.

In de kelders van diezelfde brouwerij Belle-Vue huist sinds 2019 de Brusselse start-up MicroFlavours. In de ruimte waar vroeger vaten bier opgeslagen werden, groeien nu meer dan tien verschillende soorten scheuten. Het gamma reikt van de klassieke erwten- en radijzenscheuten tot Oost-Indische kers of daikon. Die trendy ‘microgreens’ zijn ware smaakbommetjes, geliefd bij gastronomen en chefs. Bovendien hebben ze een hoge voedingswaarde. MicroFlavours is hiermee een van de ‘vertical farms’ van Brussel. Zulke hightechkwekerijen maken gebruik van energie-efficiënte ledverlichting, gaan prat op een gereduceerd waterverbruik en beperkte verwarming.

Oosterse champignons in de kelders van Kuregem

| Oosterse champignons in de kelders van Kuregem.

Ook de enorme site van ‘Abattoir’ blijkt een trekpleister voor urban farming. Op het dak van de vernieuwde Foodmet is er de stadsboerderij Bigh Farm. Dat ambitieuze project herbergt een dakakker en een serrecomplex – allebei tweeduizend vierkante meter – maar ook bassins om vis te kweken, allemaal met behulp van een circulair systeem of aquaponics. Voor de uitbating van het buitengedeelte wordt samengewerkt met Atelier Groot Eiland.

In de kelders van de grote markthal zijn Le Champignon de Bruxelles en Eclo te vinden, die er respectievelijk smakelijke oosterse champignons en microgreens telen. De champignons worden gekweekt op een substraat met bierbostel, een restproduct van het brouwproces. De microgreens worden geteeld met behulp van de restwarmte van de incubatiekamer voor de champignons. Een mooi historische noot is dat deze kelders vorige eeuw eerst gebruikt werden als ijskelders, en later als … champignonkwekerij.

Microgreens in de kelders van Kuregem

| Microgreens in de kelders van Kuregem.

Van de klassieke teelt in volle grond tot hightech en verticale landbouw: in de kanaalzone is een brede waaier aan projecten onder de noemer ‘urban agriculture’ te vinden. Welke technieken en aanpak op lange termijn het beste een antwoord bieden op het voedselvraagstuk van Brussel is voer voor specialisten, maar het staat wel vast dat deze wijk, met haar rijke industriële verleden en voedingserfgoed, een ideale testhub is voor nieuwe initiatieven rond stadslandbouw. Met de relatief grote oppervlaktes staat nu al in de sterren geschreven dat er de volgende jaren meer initiatieven van voedingsproductie zullen zijn.

Nuttige adressen:

  • Bel Mundo/ Bel’akker: Henegouwenkaai 41-43, 1080 Molenbeek
  • COOP: Fernand Demetskaai 23, 1070 Anderlecht
  • Santos Palace: Manchesterstraat 32-34, 1080 Molenbeek
  • La Fonderie (museum voor Arbeid en Industrie, met sectie rond voeding): Ransfortstraat 27, 1080 Sint-Jans-Molenbeek

De reeks artikelen ‘Voeding en de stad’ komt voort uit een reeks erfgoedevents georganiseerd door De Brigade vzw. ‘Half-en-half: feeding the city’ wil het culturele erfgoed gelinkt aan de voedingsproductie in en rond Brussel in het daglicht stellen. Aan de hand van een aantal unieke events wordt bekeken hoe Brussel in het verleden gevoed werd, en hoe dat vandaag gebeurt. 

Meer info: www.brigade.brussels/half-en-half

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sint-Jans-Molenbeek, Samenleving, stadslandbouw, industriële revolutie, voeding in de stad

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni