Mensen kijken met Jacques Sonck in Fondation A Stichting

Tom Peeters
13/03/2024

De Gentse fotograaf Jacques Sonck had vijftig jaar geleden al een zwak voor mensen die boven de grijze Vlaamse middelmaat uitstegen, simpelweg door hoe ze eruit zagen. Hij portretteerde hen tijdens toevallige ontmoetingen op straat, en later ook in zijn studio. De intrigerende expo die niet zo zwart-wit is als het lijkt is nog tot het einde van deze maand te zien bij Fondation A Stichting.

Jacques Sonck (75) is zijn hele leven op zoek geweest naar outsiders, mensen die omwille van hun fysieke verschijning opvielen in de massa. De paradox is dat dat opvallen in de jaren 1970, toen de fotograaf de straat op trok, makkelijker was dan vandaag. Kerk en staat hielden de samenleving nog onder de knoet. Eruit springen was voor excentriekelingen, voor zij die niet beter wisten of er niets aan konden doen. In moderne tijden, met zelfpromotie als hoogste goed, is dat volledig gekeerd. Dat de mensen op de foto’s van Sonck niet per se tafelspringers zijn, maakt hen net authentiek.

We mogen vandaag dan met een andere blik kijken naar zijn ‘rariteitenkabinet’, maar dat doen we ook naar het documentaire werk van August Sander, een van zijn grote voorbeelden. Alleen deelde die de mensen die hij voor zijn lens haalde wel op in vakjes en categorieën. Dat deed Sonck nooit. Zijn foto’s hebben geen legende, geen naam, zelfs amper een tijds- of plaatsaanduiding, al weten we dat de driehoek Antwerpen-Gent-Brussel zijn werkterrein was en kan je de periode afleiden van de kledijkeuze. Zelf vond hij dat zijn anonieme ontmoetingen geen enkele verklaring behoefden. Laat staan dat hij ze verhipte in reeksen, zoals veel van zijn jongere collega’s.

Topless aan het strand of in boerka? Chichimadam of madame pipi? Jacques Sonck maakt geen onderscheid. Zolang hun uiterlijke verschijning maar niet opgaat in dat van de al zo saaie massa

En zo begin je in Portraits 1977 - 2019, dat tachtig van zijn straatportretten bundelt, zelf kruisverbanden te leggen, want Sonck laat bewust ruimte voor interpretatie. Hij fotografeert een iel kind naast een dikkerdje, hangt het portret van een punker naast dat van een pastoor. Dat van de zakenman of pendelaar met aktetas naast dat van de boer op zijn akker. Je ziet vrouwen hun lijf showen of verstoppen. Topless aan het strand of in boerka? Chichimadam of madame pipi? De fotograaf maakt geen onderscheid. Zolang hun uiterlijke verschijning maar niet opgaat in dat van de al zo saaie massa.

Sonck fotografeert niet zomaar een zwart kind, maar eentje met een spleetje tussen zijn tanden. Hij legt niet zomaar twee homo’s in cowboyplunje hand in hand vast op de gevoelige plaat, of een koppel geheel gehuld in luipaardprint. Nee, ze representeren een soort van archetype. Ook al zijn zijn foto’s het resultaat van anonieme ontmoetingen, random zijn ze dus allerminst. “Je ontmoet niet elke dag iemand die het waard is om gefotografeerd te worden,” klonk het op een van zijn vroegere tentoonstellingen. “Ik oordeel niet. Ik ontmoet hen op straat en vraag of ze willen poseren. In maximum vijftien minuten zijn ze ervan af.”

Jacques Sonck.jpg

Al die kwartiertjes - vluchtig, maar tot de kern gaand - schetsen nu een trager tijdperk dat lang vervlogen is, één waarin een tweeling nog zonder scrupules opgedragen werd hetzelfde pakje aan te trekken. Het intrigeert omdat wat toen opviel dat vandaag in een veel diverser, globaler en ongeduriger tijdssegment niet meer doet, én omdat Sonck het zo goed kon vastleggen, analoog en in zwart-wit. Na zijn opleiding aan het Narafi in Brussel ging hij aan de slag op de fotoafdeling van de cultuurdienst van de provincie Antwerpen, waar hij museumcatalogi maakte en leerde werken met kunstlicht.

Tijdens zijn lunchpauze in de bib van het Fotomuseum (dat lang in hetzelfde gebouw huisde als zijn werkplek) leerde hij het werk van de straatfotografen kennen. Geïnspireerd door Diane Arbus, August Sander en Sanne Sannes en met zijn eigen technische bagage trok hij na zijn uren de straat op. Vanaf de jaren 1990 maakt Sonck ook portretten in zijn studio in Destelbergen. Het zijn 25 van die vierkanten beelden, meer uitgepuurde versies van zijn straatportretten, waarmee de expo in Brussel opent. Ook als alle decor (en het harde zonlicht) wegvalt en Sonck alleen focust op iemands gelaat of een lichaamsdetail blijft de menselijke zeggingskracht van zijn foto’s overeind.

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni