Interview

Notre-Dame-architect Bas Smets: 'Die kale pleinen worden een probleem'

Kris Hendrickx, Steven Van Garsse
© BRUZZ
23/07/2022

De Brusselse landschapsarchitect Bas Smets mag de omgeving van de Notre Dame in Parijs heraanleggen. Meer nog dan een bekroning op zijn werk ziet hij het als een erkenning van zijn ideeën rond de opwarming van het klimaat. “We moeten de natuur terug in de stad brengen.”

Wie is Bas Smets?

  • 1999 Ingenieur-architect (KU Leuven)
  • 2003 Master landschapsarchitectuur (Université de Genève)
  • 2007 Bureau Bas Smets

In Brussel:

  • 2012-2021 Sint-Lazarusplein in Sint-Joost
  • 2012-2017 Thurn en Taxis
  • 2013 Sint-Gillisvoorplein
  • 2016 Aanslagen memoriaal Zoniënwoud
  • 2021 Masterplan Noord-Zuidverbinding, met onder andere nieuw plein Houtmarkt en aan Bozar.

Een interview met landschapsarchitect Bas Smets is zelden louter een interview. Het is een reis, met bespiegelingen, ideeën en inzichten die leiden tot nieuwe vragen. Kijk je niet uit, dan ben je vertrokken voor enkele uren.

Dat merken we als we Bas Smets begroeten, tien hoog boven Madou in zijn kantoor en hij, nog voor onze eerste vraag, bij een maquette van het Sint-Gillis voorplein vertelt waar hij de inspiratie haalde voor het ontwerp (“de lijnen van het Piazza del Campo in Siena”), waarom er niet al te veel bomen mochten staan (“om de uitzonderlijke kwaliteit van de gevels tot hun recht te laten komen”) maar waarin hij ook een van zijn basisideeën in tot uiting brengt: “de topografie van een plek bepaalt het gebruik ervan”, zegt Smets.

Van het kleine voorplein van de Sint-Gillis-kerk naar de majestueuze parvis van de Notre Dame in Parijs, het is een grote stap. Enkele weken geleden raakte bekend dat Bas Smets de wedstrijd hiervoor heeft gewonnen. Natuurlijk vindt hij het prestige belangrijk, en de naamsbekendheid, maar nog liever legt hij haarfijn uit waarom hij voor dit ontwerp gekozen heeft. En hij doet dat met evenveel passie als wanneer hij het over een voorplein heeft in een Brusselse gemeente.

Een van uw eerste grote projecten was het park van Thurn en Taxis. Het zou een van de eerste nieuwe grote publieke parken worden sinds de tweede wereldoorlog in Brussel. Bent u vandaag tevreden?
Bas Smets:
Ik ben in ieder geval blij dat het een publiek park is geworden. Dat was eerst niet de bedoeling. Er ging aanvankelijk een hek rond komen.

Het is verder ook opgevat als een evolutief park. De eigenaars vroegen me om één hectare park te maken. Ik heb hen ervan overtuigd om er met hetzelfde budget vier hectare van te maken. Het is ook een voorbeeld van hergebruik. Alle materialen hebben we van de site zelf gehaald. We hebben de ballast (kiezels en keien waarop de sporen lagen, red) afgegraven, gefilterd en terug in het park gestopt om hellingen te maken.

Vandaag lijken die hellingen natuurlijk, maar vergeet niet dat het voordien een horizontale vlakte was waar treinen over reden. Het vallei-effect dat je vandaag ziet, is een volledige artificiële constructie, maar wel gebaseerd op onze lezingen van Brussel. Vroeger liep daar een klein riviertje.

Sint-Jans-Molenbeek park Thurn & Taxis

| Sint-Jans-Molenbeek park Thurn & Taxis

En toch is het een relatief droge vallei.
Bas Smets:
Klopt. Maar de ballast eronder kan 1 miljoen liter water stockeren. Wat dan weer als voordeel heeft dat je het park niet meer kan ontwikkelen als bouwgebied. Het park is geen decorstuk. Het maakt deel uit van de stedenbouwkundige ontwikkeling. En het is dus daar om te blijven.

Waarvan komt die fascinatie voor water in de stad? We herinneren ons een kaart die u maakte met de grote en kleine waterlopen van Brussel. Het was vrij nieuw in Brussel om de stad op die manier te bekijken.
Bas Smets: Ik heb het altijd vreemd gevonden dat Brussel bekeken werd in termen van hoog- en laagstad. Het ligt gewoon in een vallei van een rivier met, zoals alle valleien in onze contreien, een steilere helling aan de oostkant dan aan de westkant.

En dan kom ik tot de volgende stap: de stad is de nieuwe natuur. De gebouwen bepalen de windrichtingen, het neerslagpatroon, waar er schaduw is en waar zon. Ik zie de stad als een aaneenschakeling van verschillende microklimaten. En daarmee hef ik ook de tegenstelling op tussen natuur en stad. De stad is gewoon een artificiële vorm van de natuur.

De stedelingen, dat heeft corona getoond, snakken intussen wel naar de échte natuur.
Bas Smets:
We hebben de natuur uitgegomd om er steden te maken. Het begon als een open plek in het bos. Toen kon de binnenstad nog zonder groen, omdat er rond de omwalde stad eindeloze natuur lag. Maar aangezien al die natuur vandaag weg is, moeten we die natuur terug in de stad brengen.

Ik ben grote voorstander van een stedelijke natuur die toelaat om regenwater op te vangen, zodat overstromingen vermeden worden en om vegetatie te voorzien voor schaduw, koeling en luchtfiltering.

Het is de vraag die me het meest bezighoudt. We zijn met te veel op deze planeet. De natuur is in de verdrukking. Hoe kunnen we die cohabitatie van mens en natuur doen slagen? In wezen is dat een ruimtelijk vraagstuk.

En toch leeft er nog bij vele mensen de tegenstelling tussen de stad en het platteland. U gelooft daar niet in?
Bas Smets:
Neem de trein van Brussel naar Antwerpen. Dan zie je het. Het is een grote nevelstad. Als je op een luchtfoto kijkt dan zie je België als een vlek. Dat komt natuurlijk ook omdat er geen enkele natuurlijke beperking was. In Zwitserland zijn er de Alpen, daar kan je niet bouwen. In Nederland hebben ze de ruimte moeten veroveren op de zee, waardoor je in een economie zit van de ruimte, en je zuinig wil omspringen met de gewonnen plaats. In Vlaanderen kan alles. Tot er dan overstromingen komen. En dan moet je gaan ingrijpen.

In sommige steden, zoals Stuttgart, worden gebouwen zo geplaatst dat ze de wind geleiden en zo de koelte van de omliggende natuur mee in de stad brengen. Gelooft u dat dit kan werken?
Bas Smets
: Dat hebben we gedaan in Bordeaux. Noem het een soort van territoriale airco. De wind van de Atlantische Oceaan komt via de Gironde en de kleinere valleitjes de stad binnen.

Die valleien zijn vaak ook de groenere plekken. Kijk naar Brussel (toont hydrologische kaart van Brussel). Tachtig procent van het groen is gelinkt aan de rivieren en zijriviertjes. Die moet je versterken waar je kan. Het geeft ook een ander beeld van Brussel. Parijs is de Seine, en de Hausmann-straten staan er ofwel loodrecht op ofwel liggen ze er evenwijdig mee.

In Brussel gaat men de Zenne terug aan de oppervlakte brengen. Goed idee, maar Brussel is niet alleen de Zenne. Het is die veelvoud aan riviertjes en valleitjes. Als je dat beeld consequent doortrekt kan je ook beginnen aan een beleid om overstromingen tegen te gaan en Brussel voor te bereiden op de klimaatopwarming.

Omgeving van de Notre Dame door Bas Smets

De toekomstige omgeving van de Notre Dame in Parijs.

U heeft in Parijs de wedstrijd gewonnen voor de aanleg van de openbare ruimte rond de Notre Dame. Is dat nu een bekroning op uw werk?
Bas Smets:
Zo zie ik dat niet (denkt na). We doen vaak mee aan wedstrijden, en deze is inderdaad prestigieus, maar je doet dat niet op een andere manier. Je stopt er misschien nog meer tijd in. Je twijfelt ook wel of je kan winnen, want we zijn een van de jongste teams, en moesten de concurrentie met Franse teams aangaan.

Meer dan een bekroning zie ik het als een belangrijke etappe, omdat we voluit gaan in onze ideeën, in onze klimatologische aanpak. Tijdens de presentatie was het 38°C. Dat was een statement op zich.

Een stad als Parijs kan geen 38°C aan. De stad is daar niet voor ontworpen. De warmte wordt in de gevels en de bestrating vastgehouden, er is geen airco, er zijn geen bomen, er is geen natuurlijke ventilatie. Dat gaat niet. En in 2050 heeft Parijs het klimaat van Sevilla.

Dus zijn we gaan kijken hoe we de grond maximum doorlaatbaar kunnen maken, hebben we bomen gekozen die verharding aankunnen, maar die ook twee graden meer aan kunnen, zullen de bomen zo staan dat de Seine in de zomer voor verkoeling kan zorgen, etcetera. We ontsluiten ook parkjes rond de Notre Dame die vandaag weinig gebruikt worden.

Kan u voorspellen hoeveel verkoeling dit gaat geven?
Bas Smets
: Zeker. Neem nu Arles (waar Bas Smets samen met Frank Gehry een nieuw stadsdeel heeft ontwikkeld, voorheen een spoorwegsite). Het was een soort plaat waar je, als je erop stapte, de radiatie van de verwarming voelde. Die warmte werd dan nog eens opgepikt door de wind. Het was er erg onaangenaam. De temperatuur kon oplopen tot 45 graden. Nu is het er 25 graden, dankzij het groen.

Toch heeft u in uw ontwerp een flink kale vlakte voor de Notre Dame gelaten. Krijgt u die koel?
Bas Smets
: Het was een expliciete vraag, om het zicht van de kathedraal te vrijwaren, en om er de honderden evenementen per jaar te kunnen organiseren. Daaronder zit ook de archeologische crypte. Bomen planten gaat daar niet.

Dus zijn we gaan nadenken: hoe kunnen we die verkoelen? In Parijs bestaat er een negentiende eeuws netwerk van niet-drinkbaar water, dat gebruikt wordt om de straten te reinigen. We gaan dat water gebruiken om, wanneer het nodig is, een flinterdunne film op de stenen te leggen. Dat gaat onmiddellijk de gevoelstemperatuur met vijf graden verlagen.

De kanunnik van de Notre Dame, die mee in de jury zat, vroeg me: ‘Maar mijnheer Smets, u stelt ons voor om op water te lopen?’ (lacht).

Landschapsarchitect Bas Smets

| Landschapsarchitect Bas Smets: "Je kan de stad veranderen. Dat geloof mag je niet kwijtspelen. Je mag geen slachtoffer worden van de stad, want haar bestaansreden is juist om ons een beter leven te geven."

Terug naar Brussel. Als we naar de pleinen kijken die de laatste jaren zijn aangelegd blijken die vaak heel kale plekken te zijn. Het Rogierplein, het De Brouckèreplein, Spiegelplein, Flageyplein. Zijn die futureproof? Het argument is vaak dat onder die kale pleinen geen bomen kunnen groeien omdat er een parking of metrosleuf onder zit.
Bas Smets:
België loopt hier wel in achterop. Je kan ook op heel erg moeilijke plekken bomen laten groeien. In Parijs hebben we bomen geplant in een diepte van amper 50 cm teelaarde. Op rotsen groeien ook bomen. Bomen zijn daar nogal opportunistisch in. Die groeien waar ze kunnen. Dat is de logica van de natuur.

Maar onze vraag is of die kale vlaktes een probleem zijn.
Bas Smets:
Zeker. In het begin was het misschien een esthetisch probleem, maar nu wordt het een klimatologisch probleem.

Memoriaal voor de slachtoffers van de aanslagen in Zaventem en aan Maalbeek

| Memoriaal voor de slachtoffers van de aanslagen in Zaventem en aan Maalbeek. Bas Smets: "Mensen lieten me weten hoezeer het memoriaal hen heeft geraakt. Dat raakt me natuurlijk ook."

U heeft de laatste jaren ook heel wat memorialen ontworpen. Wat trekt u daarin aan?
Bas Smets:
Het idee dat je via een landschappelijke ingreep troost kan brengen die onvervangbaar is. Ik heb veel respons gekregen op mijn memoriaal in het Zoniënwoud (voor de slachtoffers van de aanslagen in Zaventem en Maalbeek, red.) Het heeft mensen geraakt. Dat raakt me natuurlijk ook.

Nadien heb ik voor Utøya een memoriaal gemaakt. Je wil de hele context kennen. Ik heb slachtoffers ontmoet, documentaires bekeken en op het eiland geslapen. Dat is behoorlijk intens.

En nog recenter zijn er de memorialen voor de coronaslachtoffers. Die in Gent en Kortrijk bestaan al. Nog andere steden zullen volgen, waaronder Brussel.

Wanneer wist u dat u landschapsarchitect wou worden?
Bas Smets: Ik ben op mijn achttiende als uitwisselingsstudent naar de Verenigde Staten getrokken. Ik zat in Oregon, een van de meest groene staten van de VS: uitgestrekte en ongerepte natuur. Dat was een openbaring, omdat ik met mijn ouders altijd steden ging bezoeken. We gingen nooit naar de zee of naar de bergen, maar wel naar musea.

Toen ik terugkwam wou ik zuivere wiskunde studeren, of filosofie. Ik twijfelde eigenlijk heel fel. Ik ben toen met een aantal mensen gaan spreken, en zo kwam ik bij professor Marcel Smets (de tweede bouwmeester van Vlaanderen), een grote referentie op vlak van stedenbouw in Vlaanderen. Hij heeft me overtuigd. Ik ben bij hem beginnen doctoreren en heb bij Michel Desvigne, een bekende Franse landschapsarchitect, stage gelopen. Ik ben daar zes jaar gebleven, en heb nadien een eigen bureau opgericht.

Landschapsarchitect Bas Smets

| Bas Smets: "Ik ben op mijn achttiende als uitwisselingsstudent naar de Verenigde Staten getrokken. Ik zat in Oregon, een van de meest groene staten van de VS: uitgestrekte en ongerepte natuur. Dat was een openbaring, omdat ik met mijn ouders altijd steden ging bezoeken."

U woont dicht bij het Ter Kamerenbos, een geslaagd landschapspark?
Bas Smets:
Ja, zeker. Het is aangelegd door Frederic Edouard Keilig, een Duitse landschapsarchitect uit de negentiende eeuw. De topografie, de waterplassen, de grote grasvlaktes, de koelte onder de bomen...Wat ik op Thurn en Taxis heb gedaan, was altijd met het Ter Kamerenbos in het achterhoofd.

En? Auto’s of geen auto’s?
Bas Smets:
Zonder! Een park kan geen opslagplaats zijn van metalen dozen.

Tot slot: wat zijn de grootste uitdagingen voor Brussel?
Bas Smets:
Meer groen. De vijfhoek is erg kaal. Het valt me op als ik uit het buitenland kom. En Brussel staat daarin niet alleen. Wandel door Antwerpen, en je ziet weinig groen. Als je een eindeloos bos hebt errond – het droombeeld van de Renaissancestad, dan kan dat, maar dat is hier niet het geval. De uitdaging is dus: ontharden en vergroenen.

U bent optimistisch?
Bas Smets:
Dat is onze morele plicht. Een stad is gemaakt om goed samen te wonen. Dus kan je die stad ook veranderen. Dat geloof mag je niet kwijtspelen. Je mag geen slachtoffer worden van de stad, want haar bestaansreden is juist om ons een beter leven te geven. En dan is het vandaag, liever dan morgen, onze taak om de stad klaar te maken voor het klimaat van morgen.

Landschapsarchitect Bas Smets

| Landschapsarchitect Bas Smets

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel, Stedenbouw

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni