Stad zonder stadsbeiaardier: Brussel hinkt achterop in carilloncultuur

Bettina Hubo
24/04/2025

Saskia Vanderstichele

| Thierry Heyvaert is adviseur bij de Senaat en heeft het carillon van het federaal parlement onder zijn hoede. Hier klinken elke dag vier verschillende liedjes, twee Franstalige en twee Nederlandstalige.

Vrijdag verzamelen beiaardiers van overal te lande in het Stadhuis en op de Grote Markt. Met veel luister wordt er tien jaar Unesco-erkenning van de Belgische carilloncultuur gevierd, al heeft Brussel zelf weinig reden om te feesten. Er is al jaren geen stadsbeiaardier meer en de stadsbeiaard is versleten.

De smalle wenteltrap die leidt naar de beiaard in de zuidertoren van de Sint-­Michiels- en Sint-Goedele­kathedraal telt precies 285 onregelmatige en soms gladde treden. Aan het eind van de klim opent Thibaut Boudart, historicus en beheerder van de stadsvzw Tintinnabulum, de deur naar een vrij donkere, hoge torenkamer vol bronzen klokken, 49 in totaal.

Beneden hangen de grote kanjers, tot ruim drie ton. Ze blijken namen te hebben. “Maria, Gudula, Astrid, Philippe, Laurent en achterin Fabiola, de grootste,” wijst Boudart aan. Boven hangt nog een veertigtal kleinere, voor de lichte sprankelingen.

Het is een machtig en oorverdovend spektakel als plots Maria – 2,3 ton brons – met een forse hamerslag tot leven wordt gewekt. Samen met enkele kleinere klokken geeft ze voor de passanten beneden het eerste kwartier aan met een kort deuntje. “Alles gebeurt volledig automatisch,” legt Boudart uit. “Het computergestuurde speelmechanisme is zo afgesteld dat er elk kwartier een melodietje door de stad klinkt, op het uur gevolgd door de uurslag.”

De klokken kunnen ook manueel worden bespeeld. Tussen de zwaarste en de lichtere klokken in bevindt zich een smalle, houten cabine. Binnen staat een instrument met een stokkenklavier, te bedienen met de vuisten, en een pedaal. Elke stok is via een metalen kabeltje verbonden met de klepel van een van de klokken, die door hun verschillende gewicht allemaal een andere toon hebben. Het is vanuit dit piepkleine en ’s winters bitterkoude hokje dat de beiaardiers, onzichtbaar voor het publiek, het carillon tijdens concerten laten klinken over de stad.

BRZ 20250423 1932 Beiaard Kathedraal buitenbeeld

Saskia VAnderstichele

| De Brusselse stadsbeiaard hangt boven in de zuidertoren van de Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal.

De bespeelbare beiaard ontstond vijfhonderd jaar geleden in onze contreien. De automatische was er zelfs eerder. In de veertiende eeuw hingen er in kerktorens en belforten al automatische speelwerken die de tijd ritmeerden. De eenvoudige melodietjes waren bedoeld als waarschuwing dat de uurslag er zat aan te komen. Vanaf begin zestiende eeuw werd er ook een klavier aan de klokken verbonden, zodat het een echt muziekinstrument werd. De beiaard werd vooral een groot succes in de Lage Landen, het huidige België, Nederland en Noord-Frankrijk. Daarbuiten waren en zijn er veel minder carillons.

Ook Brussel heeft een opmerkelijk beiaardverleden. “In de zeventiende eeuw telde de stad er minstens acht, Brussel was toen een echte beiaardstad,” schetst Luc Rombouts, die promoveerde op het ontstaan van de beiaard en beiaardier is in Leuven en Tienen.

Dé stadsbeiaard bevond zich in de Sint-Niklaastoren, het toenmalige belfort van Brussel dat naast de Sint-Niklaaskerk stond, vlak bij de Grote Markt. “Het was een heel goed instrument, maar de toren stortte in bij het Franse bombardement in 1695,” vertelt Rombouts.

Te zware en valse klokken

De toren werd heropgebouwd en kreeg opnieuw klokken, nog zwaardere dan voorheen, want Brussel wilde andere steden de loef afsteken. De beiaard speelde voor het eerst in 1714, maar amper enkele maanden later begaf de toren het onder het gewicht van de klokken. Waarmee Brussel opnieuw zonder belfort en stadsbeiaard kwam te zitten.
In de anderhalve eeuw nadien werden er pogingen ondernomen voor een nieuwe stadstoren met beiaard, maar die strandden.

“Dat Brussel geen stadsbeiaardier heeft, is echt een gemiste kans”

Luc Rombouts

Beiaardexpert en beiaardier in Leuven en Tienen

Pas eind negentiende eeuw, toen het Broodhuis op de Grote Markt heropgebouwd werd in neogotische stijl, kwam er in het torentje een nieuwe stadsbeiaard. Rombouts: “Die klonk echter zo vals, dat het carillon drie jaar later onttakeld werd.”

Het gros van de overige zeventiende-­eeuwse beiaarden in Brussel bevond zich in kerken en kloosters. Zo hing er ook in die tijd een fors carillon in de Sint-Michiels­kathedraal, zegt Thibaut Boudart. “Het instrument werd tijdens de Franse revolutie geconfisqueerd. En honderdvijftig jaar later, tijdens WOII, namen de Duitsers ook bijna alle klokken mee.”

Ook de andere kerkelijke carillons uit die tijd werden het slachtoffer van bombardementen, branden of confiscaties. Geen enkel overleefde het.

In de tweede helft van vorige eeuw kreeg Brussel opnieuw een aantal beiaarden. Zo lanceerde de Stad Brussel eind jaren vijftig een nieuw project voor de Sint-Michielskathedraal. De eerste klokken werden er in 1967 opgehangen en de beiaard werd, met aanzienlijke financiële hulp van de Belgische staat en de provincie Brabant, voltooid in 1975. “Precies vijftig jaar geleden dus,” zegt Boudart. “Ondertussen zijn het klavier en de metalen draadverbinding wel al versleten. Het instrument is dringend toe aan restauratie en modernisering.”

Ook het federaal parlement aan de Leuvenseweg kreeg in de jaren tachtig een carillon, een van het lichtere soort. “Eerst werd er een automatisch klokkenspel met negen klokjes geïnstalleerd, enkele jaren later kwamen er 28 klokken en een klavier bij,” vertelt Thierry Heyvaert, adviseur bij de Senaat die ook het carillon onder zijn hoede heeft.

Klagende rijkswachters

Boven op het dak van het Huis van de Parlementsleden hangen de klokken aan twee rekken. Ertussenin staat de cabine van de carillonneur, die een geweldig uitzicht heeft over de stad.
Maar jarenlang werd dit instrument amper bespeeld, een straf verhaal. “De rijkswacht zat aan de overkant van de straat en die klaagde over verstoring van de communicatie,” legt Heyvaert uit. Na de verhuizing van de politie kocht het parlement het gebouw over. “In 2012 begonnen we opnieuw met regelmatige bespelingen.”

BRZ 20250423 1932 Beiaard Kathedraal

Saskia Vanderstichele

| De stadsbeiaard in de Sint-Michielskerk telt 49 klokken, met vooraan Maria, een exemplaar van 2,3 ton. “Het klavier en de metalen draadverbinding zijn versleten. Het instrument is dringend toe aan restauratie en modernisering,” zegt historicus Thibaut Boudart.

Jaarlijks organiseert het parlement acht concerten, telkens op symbolische dagen zoals het Irisfeest, de nationale feestdag, de opening van het parlementaire jaar en de feesten van de gemeenschappen. Ze duren precies drie kwartier en er worden afwisselend Nederlandstalige en Franstalige beiaardiers voor gevraagd. Ook de automatische beiaard, die hier alleen op het uur speelt, respecteert het taalevenwicht rigoureus. Heyvaert toont een lijst met alle melo­dieën. Elke dag klinken er vier verschillende liedjes, twee Franstalige en twee Nederlandstalige. Dit trimester zijn dat bijvoorbeeld het ‘Lied van mijn land’ en ‘Meunier, tu dors’.

Behalve de concertbeiaarden in de kathedraal en het parlement telt Brussel tegenwoordig nog drie beiaarden die alleen automatisch spelen. Het zijn de kleine carillons in de Finisterraekerk en het gemeentehuis van Sint-Pieters-Woluwe, en de bij toeristen erg populaire beiaard aan de Kunstberg met zijn reusachtige uurwerk, zijn twaalf historische figuurtjes en zijn jaquemart, die boven op de arcade het uur slaat.

De figuurtjes horen te draaien, maar deden dat al geruime tijd niet meer. Daarom zijn ze onlangs uit hun nissen gehaald en worden ze nu in Holsbeek gerestaureerd door de gespecialiseerde firma Clock-o-matic.

Belegen reputatie

Na een periode van verval in de negentiende eeuw bloeide de beiaardcultuur begin twintigste eeuw vanuit Mechelen weer op. Toch had beiaardmuziek eind vorige eeuw bij het grote publiek een enigszins belegen reputatie, zegt Rombouts. “Dat veranderde rond de eeuwwisseling toen er een nieuwe dynamiek ontstond.” Beiaardiers beperkten zich niet langer meer tot het klassieke repertoire, maar vulden dat aan met popsongs en muziek afgestemd op de actualiteit.

BRZ 20250423 1932 Beiaard Parlement detail

Saskia Vanderstichele

| Het federaal parlement kreeg in de jaren tachtig van de vorige eeuw een carillon. Het werd geïnstalleerd boven op het dak van het Huis van de Parlementsleden.

Op de torenbeiaarden ging men creatief aan de slag om het publiek meer bij het carillon te betrekken. Zo ontstonden in studentenstad Leuven de erg succesvolle beiaardcantussen en in Brugge mochten de Bruggelingen zelf op de beiaard hameren tijdens een kakofonieconcert. In verschillende steden kunnen de inwoners het repertoire van de automaat tegenwoordig mee bepalen, wat onlangs in Gent nog leidde tot een relletje omdat er te weinig volksliedjes op de keuzelijst stonden.

Daarnaast werd er ingezet op frequente bespelingen. Rombouts: “In Antwerpen, Brugge en Mechelen zijn er het hele jaar door drie bespelingen per week en voorts zomerconcerten. Ook in Leuven speel ik zelf drie tot vier keer per week op de verschillende carillons. In kleinere gemeenten speelt de beiaard vaak wekelijks tijdens de markt.”

Mede dankzij die nieuwe dynamiek in Vlaanderen en ook in Wallonië, waar de budgetten soms iets kleiner zijn, werd de beiaardcultuur in België in 2014 erkend door Unesco. Die erkenning, waarvan de tiende verjaardag vrijdag gevierd wordt, leidde opnieuw tot een impuls.

BRZ 20250423 1932 Beiaard Paula Vandewiele eerste vrouwelijke beiaardier foto in 1997

Saskia Vanderstichele

| Van 1980 tot 2000 was Paula Van de Wiele stadsbeiaardier in Brussel. Na haar overlijden werd ze niet vervangen. Sindsdien zit Brussel zonder stadsbeiaardier.

Wat bij die ontwikkelingen opvalt: Brussel hinkt achterop. De huidige stadsbeiaard van Brussel is het carillon in de Sint-Michielskathedraal. Bij de bouw, vijftig jaar geleden, werd afgesproken dat de Stad zou instaan voor de bespeling en de beiaardier. Maar een vaste, wekelijkse bespeling is er niet. “Er zijn alleen de zondagmiddagconcerten – vooral in de zomer en in december en afwisselend met Franstalige en Vlaamse beiaardiers – waarvoor amper publiciteit wordt gemaakt.. De afgelopen jaren kwamen er wel drie extra bespelingen bij tijdens Winterpret.

“Voor het overige gebeurt er op beiaardvlak weinig in Brussel,” constateert Rombouts, die ook medevoorzitter is van het Belgian Carillon Heritage Committee, dat elk jaar een rapport schrijft over de beiaardwerking in de drie gewesten. “Het grote manco van Brussel is dat er geen vaste stadsbeiaardier is, zoals in veel andere Belgische steden.”

Die was er wel: van 1980 tot 2000 besteeg beiaardier Paula Van de Wiele – uit Mons maar perfect tweetalig – wekelijks de zuidertoren van de kathedraal voor een uurtje torenmuziek. Na haar overlijden werd ze niet vervangen en werd het instrument nog amper bespeeld. Tot de Vlaamse en Waalse beiaardvereniging in 2005 het initiatief namen om, samen met de Stad en de kathedraal, een vzw op te richten, Tintinnabulum, voor het beheer van het carillon en de organisatie van de concerten.

“Dat is niet hetzelfde als een stadsbeiaardier,” zegt Rombouts. “Je moet iemand hebben die zich identificeert met het instrument, die het promoot en er een gezicht aan geeft. Een stadsbeiaardier kan lezingen geven, torenbezoeken animeren en kleine reparaties uitvoeren. Zo iemand zou voorts het restauratiedossier voor de beiaard vooruit kunnen helpen.”

BRZ 20250423 1932 Beiaard Kunstberg

Saskia Vanderstichele

| De beiaard aan de Kunstberg is erg populair bij toeristen, met zijn reusachtige uurwerk en zijn twaalf historische figuurtjes, die onlangs uit hun nissen werden gehaald voor restauratie.

Ook binnen Tintinnabulum gingen er de laatste jaren, vooral aan Nederlandstalige zijde, stemmen op om één vaste titularis, of een duo, te benoemen. “Ik heb daar inderdaad voor gepleit,” zegt Carl Van Eyndhoven, stadsbeiaardier in Tilburg en lid van Tintinnabulum. “Brussel verdient een gerestaureerd instrument dat wekelijks wordt bespeeld.”
Op zijn verzoek werd niet ingegaan.

Een aantal andere leden verkiest immers de huidige manier van werken, met een afwisseling van Franstalige en Nederlands­talige beiaardiers. Dat is bijvoorbeeld het standpunt van Tintinnabulum-­beheerder Thibaut Boudart. “Wij stellen liever geen beiaardier voor het leven aan, met alle prestige die daarbij hoort. Brussel is een tweetalige, diverse en multiculturele stad en er zijn ondertussen ook veel beiaardiers. Het carillon moet openstaan voor iedereen.”

Meer bespelingen of concerten dan nu acht hij niet mogelijk met de huidige stadssubsidie – 2.500 euro plus nog 1.000 euro voor Winterpret.
De Stad zelf, die de vzw officieel voorzit, houdt voorlopig de boot af. Het kabinet van de burgemeester laat weten dat een stadsbeiaardier niet mogelijk is om financiële redenen, “te meer daar de tweetaligheid van de stad en de vzw vereist dat er een Franstalige en Nederlandstalige wordt aangeduid”.

“Een gemiste kans voor de stad,” vindt Luc Rombouts. “Uit eigen onderzoek blijkt dat mensen de stad mooier en aangenamer vinden als het carillon speelt. Beiaardmuziek verbindt en brengt sfeer. Mensen zeggen me vaak: alles lijkt vrolijker als de beiaard klinkt.”

Op 25 april is er de viering van tien jaar Unesco-erkenning, met beiaardconcerten om 11 uur in de Sint-­Michielskathedraal en om 12 uur in het federaal parlement. Daarna is er animatie met mobiele beiaarden op de Grote Markt. Om 14 uur is er een feestzitting in het Stadhuis van Brussel met o.a. journalist Rik Van Cauwelaert over de rol van beiaardmuziek in het België van vandaag.

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni