Je ziet het in je brievenbus, op de markt en aan de politici die plots aan de bel hangen: de gemeenteraadsverkiezingen komen eraan. Maar hoe win je die nu eigenlijk? “Je moet overal zijn.”
| De ideale politicus is overal.
"Er is maar één ding dat écht telt: ben je aanwezig en kennen de mensen je persoonlijk? Je programma, dat is bij gemeenteraadsverkiezingen van geen tel. En je verwezenlijkingen, die zijn amper van tel.”
Aan het woord is een burgemeester die liever anoniem blijft. “Een flater in de laatste maanden voor de verkiezingen, dat kan wél dodelijk zijn. In mijn eigen gemeente zal ik bijvoorbeeld nooit te voet oversteken bij rood. Want er kan altijd een type met een smartphone achter een struik meekijken.”
Het belang van die aanwezigheid verklaart waarom burgemeesters vaste klant zijn op eetfestijnen, braderieën en markten, legt de burgervader uit. “Het betekent ook dat je als burgemeester met een enorme bonus start. Het is als voetballen met een ploeg van twaalf spelers. Vandaar ook al die Lijsten van de Burgemeester.”
De politicus benadrukt dat die aanwezigheid goed doordacht moet zijn. “Bij een jaarlijks evenement kan je niet alleen in het verkiezingsjaar opdagen. Dan krijg je schampere reacties. Vanaf de voorlaatste keer komen, dat kan nog net.”
Het gewicht van het persoonlijke contact is zo groot dat een lokaal politicus al snel onafhankelijk wordt van de pers, merkte de anonieme burgemeester al. “Wat journalisten over mijn beleid schrijven maakt niet zoveel uit, veel minder dan bij andere verkiezingen. Als ze mij maar zien op de markt. Mijn contacten met de pers zijn daardoor erg ontspannen.”
14.000 telefoonnummers
Niet alle mensen die we opbellen hanteren een cynische ondertoon. Maar dat het persoonlijke contact met burgers de allerbelangrijkste factor is, daar is iedereen het wél over eens.
“Ik ben overal: in de moskee, op een jazzconcert, op de markt,” zegt Fouad Ahidar (SP.A), een van de succesvolste kandidaten voor een Nederlandstalige partij. In een relatief kleine gemeente als Jette haalt de man ruim 1.200 stemmen vanop de twaalfde plaats. “Dat persoonlijke contact, dat is mijn levensenergie. Ik heb mijn gsm-nummer zelfs nog op mijn affiche geplaatst. In de loop der jaren heb ik zo 14.000 telefoonnummers verzameld, die ik opnieuw gebruik voor campagne-sms’jes. Ik heb Jette ook opgedeeld in zestien wijken waar ik van deur tot deur ga. Ik heb er vier achter de rug en nog twaalf te gaan.”
Van deur tot deur gaan. Het lijkt evident, maar het is niet iedereen gegeven. “Nochtans is het een van de meest efficiënte technieken,” zegt politicoloog Pascal Delwit (ULB). “Zeker als je naar buurten trekt waar politici niet vaak komen. Op de markt gaan staan, samen met al je politieke concurrenten werkt veel minder. Maar je moet houden van menselijk contact.”
Niet elk politicus is het type dat graag braderieën en huisdeuren afdweilt. “Yvan Mayeur leek me bijvoorbeeld niet zo op zijn gemak in zo’n rol,” zegt Delwits collega Emilie Van Haute (ULB). “Zijn opvolger Philippe Close is dan weer wel iemand die het contact opzoekt.”
Delwit van zijn kant herinnert zich dat hij in 2003 Elio Di Rupo aan het werk zag in diens Bergen, zij het dan voor de federale verkiezingen. “Dat was ronduit indrukwekkend. Di Rupo kende al die mensen bij hun voornaam, hij herinnerde zich hun vorige gesprekken én kende de namen van hun kinderen.”
"Vergelijk het met een examen. Als je tijdens het jaar regelmatig hebt gewerkt, kan er weinig fout gaan"
Gek verklaard
Als één Brusselse politicus zich een expert mag noemen in het winnen van gemeenteraadsverkiezingen, dan is het wel Didier Gosuin. In een dorp als Oudergem (33.000 zielen) haalt de titelvoerende Défi-burgemeester (Gosuin is vandaag vooral gewestminister) zomaar even 5.400 voorkeurstemmen. Niemand in het gewest doet het zo goed in verhouding tot het aantal kiezers.
Ook Gosuin zweert bij persoonlijk contact. Om te luisteren, maar ook om uit te leggen waar hij met de gemeente naartoe wil. “Natuurlijk moet je als gemeentepoliticus een antwoord hebben op de zorgen van mensen vandaag. Maar ik heb ook altijd projecten voor de lange termijn gehad, een concrete visie over het Oudergem van de toekomst. Als schepen van Stedenbouw stelde ik in 1977 al voor om de oude spoorlijn door de gemeente om te vormen tot een wandelpromenade. Iedereen verklaarde me gek. Het geeft geduurd tot ik Brussels milieuminister werd in 1989 om dat idee te realiseren (vandaag is het een deel van de Groene Wandeling, red.), maar het is me gelukt.”
Gosuin kan het niet genoeg benadrukken: een politicus moet zich weten te onderscheiden en moet projecten durven te verdedigen waar niet iedereen achter staat. “Mensen moeten je identificeren met een bepaald project of idee, zeker als je een beginnend politicus bent. En dat lukt zeker niet als je iedereen te vriend wil houden.”
"Van Herman De Croo hoorde ik dat de volgende campagne begint op de dag na de verkiezingen"
Een kapotte straatlamp
Politicoloog Delwit is het maar deels eens met Gosuin. “Je hebt verschillende types van politici. Er zijn best wel wat burgemeesters die geen grote visies verkopen, maar wel heel goed luisteren naar de problemen van mensen, die oplossen en daarmee succesvol zijn. Zelfs erg kleine dingen zoals een beschadigde straatlamp kunnen heel belangrijk zijn voor wie er last van heeft.”
Alvast in die laatste uitspraak kan Els Ampe zich vinden. Met 1.600 voorkeurstemmen haalde de Open VLD’ster in absolute aantallen de meeste voorkeurstemmen van alle Nederlandstalige kandidaten. “Ik loop veel rond en als ik verschillende keren over een probleem hoor, begin ik na te denken over een oplossing. Liefst een waar iedereen beter van wordt.”
Persoonlijk contact, concrete voorstellen en oplossingsgericht denken, het zijn enkele sleutels tot electoraal succes. Maar er is meer. “De plaats op de lijst telt ook,” zegt Emilie Van Haute. “Misschien minder dan bij de federale en gewestverkiezingen, maar toch. Kijk maar naar de spanningen bij Ecolo toen bleek dat er in Brussel-Stad plots erg veel Vlamingen verkozen waren op de gemeenschappelijke lijst in 2012.”
Dat Nederlandstalige succes van de Vlamingen in Brussel werd door Henri Simons (PS) ooit bestempeld als een etnische stem. En dat is meteen een bijkomende succesfactor in Brussel: zich kunnen richten tot een bepaalde gemeenschap. “Die kan taalkundig zijn, maar ook een syndicaal milieu of een migrantengroep,” geeft Van Haute mee.
De PS was in Brussel de eerste partij die op grote schaal kandidaten uit migrantengemeenschappen opnam, vooral sinds 1994. “Of dat een levensverzekering is voor de partij in Brussel? Ja en neen,” zegt Delwit. “Het leverde de partij wel succes op, maar de tweede en derde generaties gaan altijd meer op een klassieke manier stemmen, los van hun afkomst. Bij jongeren uit armere volkswijken zie je trouwens een ander, onrustwekkend fenomeen: een steeds groter aandeel gaat gewoon niet stemmen. Daarnaast hebben ook andere partijen natuurlijk al lang de migrantengemeenschappen omarmd. CDH zeker, Ecolo ook en zelfs op MR- en Défi-lijsten vind je ze.”
Het is te laat
Politici die dit artikel als handleiding willen nemen om te scoren in oktober moeten we overigens ontgoochelen: u bent véél te laat begonnen. Een hele rits van experts benadrukt dat je tijdens een verkiezingscampagne slechts kan oogsten wat je de jaren voordien al zaaide. “Van Herman De Croo hoorde ik dat de volgende campagne begint op de dag na de verkiezingen,” vertelt Carla Dejonghe (Open VLD). Met ruim 1.000 voorkeurstemmen in Sint-Pieters-Woluwe is zij nog zo’n Nederlandstalig stemmenkanon.
Politicoloog Régis Dandoy (UCL) zegt het zo: “Kandidaten hebben een hele legislatuur om een netwerk van contacten op te bouwen. De campagne is natuurlijk cruciaal, maar dan om dat opgebouwde netwerk te activeren.”
Hetzelfde geldt voor het virtuele werk. “Sociale netwerken winnen steeds meer aan belang,” zegt zijn collega Delwit. “Een campagne op sociale media heeft dus zeker zin. Maar bereik op sociale media bouw je natuurlijk niet in een-twee-huppakee op.”
De campagne zelf is daarom niet minder belangrijk. Kandidaten proberen dan nog meer aanwezig te zijn dan anders. Affiches kunnen op dat moment de herinnering aan lijfelijk contact versterken. “Al gaat de trend meer naar groepsaffiches,” voelt Gosuin. “De kiezer wil zien dat je in een team werkt.”
Op een of andere manier de aandacht trekken kan dan helpen, vindt Carla Dejonghe. “Ik probeer altijd om nog voor de sperperiode één blikvanger te lanceren. Vorige keer was dat een groene hond, een verwijzing naar de mascotte van Sint-Pieters-Woluwe. Aan die figuur heb ik een hele socialemediacampagne vastgeknoopt, waarbij de hond opdook op plekken die verband hielden met verwezenlijkingen en voorstellen van mij.”
Campagne voeren kan best hectisch zijn. Toch kijken raspolitici er nu al naar uit. “Je ontmoet dan plots heel veel mensen met evenveel verschillende inzichten,” zegt Els Ampe. “In zekere zin is campagne voeren daardoor ook herbronnen.” Didier Gosuin van zijn kant zal er zijn slaap niet voor laten. “Vergelijk het met een examen. Als je tijdens het jaar regelmatig hebt gewerkt, kan er weinig fout gaan. Ik zie geen reden om te stressen.”
Lees meer over: Brussel Kiest 2018 , Politiek , Brussel Kiest 2018 , gemeenteraadsverkiezingen 2018
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.