In 1946 schreef Louis Paul Boon 'Brussel een oerwoud'. 66 jaar later herbezoekt journalist Filip Rogiers het Brussel van de meester. 'Want hoezeer hij zelf ook van Erembodegem geweest mag zijn, als een stad een schrijver was, dan was en is Brussel wel Boon.' Deel 1: motivering.

Toen het onvolprezen hoofdstedelijk nieuwsmedium dat u heden bezoekt, mij enige tijd geleden verzocht om 'een column over Brussel' te schrijven, twijfelde ik. Omdat ik 1) vind dat er al zoveel columns geschreven worden. Te veel, over zowat alles. Ook over Brussel. Column betekent bovendien: mening. En als Brussel na ruim een kwarteeuw gewest 'à part entière' zo stilaan iets beter kan gebruiken dan meningen, is het wel visie gebaseerd op harde cijfers en feiten. Geen stad in de wereld kreeg ooit een hart zonder dat mensen met verstand er zich om bekommerden. Architecten, planologen, urbanisten, kunstenaars, politici. Politici? Ja, die ook, die zeker. Allen de hand aan de ploeg! Het zal er toch eens moeten van komen ook in deze stad, niet?

En ik twijfelde omdat 2) er over Brussel al zoveel geschreven en gepalaverd is dat er maar weinig aan toe te voegen valt. Ik bedoel maar: het is allemaal al uit den treure bezongen en beklaagd, de schoonheden en lelijkheden van deze stad. Dat het een ruwe diamant is, een parel in een oester? We hebben het al duizend keer gelezen, gehoord, gezien, beleefd. Ik heb het zelf ten andere de afgelopen twintig jaar al ettelijke keren beschreven in krant en weekblad, en zelfs in een echt boek, getiteld Buurtpatrouille (Meulenhoff Manteau, 2004).

Ticketje naar de provincie
Om maar te zeggen: mij overviel bij de vraag van de brusselnieuws-redactie dezelfde pleinvrees als toen ik nu precies achttien jaar geleden Gent verruilde voor Brussel. Nou ja, Brùssel. Ik koos voor de veilige buitenbaan: Sint-Agatha-Berchem. En minstens één keer in de week sprong ik 's avonds in mijn wagen en in plaats van de Brusselse kroegen aan te durven repte ik mij terug naar Gent, mijn geboortestad, mijn eerste stad. Van Brussel heb ik, en ook dat is een cliché, moeten leren houden. En Brussel heeft mij eerst te grazen moeten nemen. Hard zelfs, in den beginne. De eerste keer dat ik hier de nacht doorbracht -op 15 maart 1994, mijn eerste werkdag op De Morgen- werd ik overvallen in de rue de la Poste in Schaarbeek. Het was de eerste en overigens ook de enige keer. De jonge boefjes -migrantenjongeren, het woord allochtoon was nog niet gemunt, laat staan: kutmarokkaantjes- lieten 100 frank in mijn portefeuille zitten, 'om uw ticketje terug naar de provincie te betalen'. Terug naar uw dorp, welja.

En dat deed ik dan ook: als de wiedeweerga terug naar 'mijn' gekende Gent. Ik weet nog goed dat er een moment kwam dat de tafels kantelden. Dat ik via de E40 de stad binnenreed, de basiliek van Koekelberg zag en voor het eerst dacht: oef, bijna thuis. Brussel, thuis? Dat ik dat zo noemde: Brussel, thuis. Ja, dat was Een Moment.

Maar het vergde dus enige tijd voor dat wonder geschiedde. En daar wou ik u, lezer van deze Brusselse nieuwssite, niet mee vervelen. U hebt het al zo vaak gelezen. Zelf ervaren ook wellicht, tenzij u Ket van geboorte bent.

Boon
Wat zou ik dus nog toe te voegen hebben aan de canon die over deze machtige, weerbarstige stad al geschreven is? Bedremmeld begon ik derhalve mijn zoektocht naar een derde stem. Een om enig gezag aan te ontlenen. En zo botste ik, struiend langs mijn eigen -sinds een verhuis van Brussel hoofdstad naar Jette, nu ruim een jaar geleden- ongeordende boekenkast op een oude, maar mij als lezer, journalist en schrijver zo vertrouwde stem. Die van Louis-Paul Boon.

Hij schreef 'Brussel een oerwoud', een van de weinige 'journalistieke' reportages in zijn ten onrechte van een Nobelprijs verstoken gebleven carrière. Hij schreef dat kleinood voor De roode vaan, in liefst 23 afleveringen tussen 12 januari en 6 maart 1946. Met 'journalistiek' hebben ze weinig uitstaans. Ze zijn zo Boon als de andere Boons die hij in die jaren schreef: Mijn kleine oorlog of Vergeten straat. Even ver van de realiteit als kunst bij de waarheid: behoorlijk dicht dus.

Over 'Brussel een oerwoud' schreef Jeroen Brouwers in Mijn Vlaamse jaren: 'Wie iets over Brussel wil schrijven nadat hij dit stuk van Boon heeft gelezen, zal het wekenlang, ontmoedigd, niet kunnen.'

Brussel een oerwoud? Zo woordelijk hetzelfde dacht ik over deze stad toen ik haar -ja, het is een zij- in 1994 voor het eerst opzocht. Een Brussel waar Boon nog geen weet kon van hebben. Welk oerwoud bedoelde hij dan, in 1946?

DAT GRAUWE DING GINDER. Zo luidde de omineuze titel van de eerste aflevering. En het begon aldus:

'Het leelijk hoog huis, dat daar precies naar iets staat te wachten - naar een straatweg, naar een ander huis om wat tegen aan te leunen- en dat door zijn vensters aan de voorzijde naar de leege vlakte en de voorbijjagende wolken kijkt, en dat door de vensters aan de achterzijde naar het grauwe ding ginder in de verte kijkt: Brussel, met de vage lijnen van een gasketel en een brouwerij en een basiliek die men aan het bouwen is -brouwerij en basiliek allebei even grijs en even groot zoodat het precies tweelingen zijn, en zoodat iemand hen allebei tegelijkertijd wou noemen: brasseliek.'

Die stad wil ik in dit Boon-jaar 2012 wel eens (her)verkennen. Zien wat er nog te zien valt door Boons ogen. Want hoezeer hij zelf ook van Erembodegem geweest mag zijn, als een stad een schrijver was, dan was en is Brussel wel Boon. En hoezeer ik zelf ooit van Gent geweest mag zijn, na achttien jaar weet ik wel zeker: dit is mijn stad geworden. Ik kap graag samen met u de komende weken een weg door dat oerwoud. U kapt toch mee?


Filip Rogiers is journalist (voor De Standaard) en schrijver. Voor brusselnieuws.be schrijft hij een tweewekelijkse column.

Filip Rogiers

Filip Rogiers is journalist (voor De Standaard) en schrijver. Eind vorig jaar debuteerde hij met de verhalenbundel Nauwelijks Lichaam. Voor brusselnieuws.be schrijft hij een tweewekelijkse column.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Column, Filip Rogiers

Lees ook

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni